Ode To The Quiet – Ode To The Quiet

Odetothequiet-oxq[cd, OXQ/Ode To The Quiet]

Het borrelt in Utrecht als een gek op muzikaal gebied. Zeker rond de sloopwijk Kanaleneiland barst het van de creativiteit, waarbij artiesten nog wel eens van zich laten horen in het collectief Knalland. Ook drummer Otto de Jong is daarin terug te vinden, maar heeft ook van zich laten horen in Swelter, Lorrainville, Unterwelten, Gerhardt, Tududuh en Mary Had A Little Band. Die laatste band deelt hij met singer-songwriter en toetseniste Marianne Oldenburg en gitarist Tobias Kerkhoven uit respectievelijk Westervoort en Deventer. Ze maken in 2010 de mini cd Six Short Stories vol fraaie pianogestuurde indiepop met subtiele experimenten. Marianne, die daarnaast ook in Lorrainville en Tududuh terug te vinden is, beschikt over een krachtig heldere stem die me sterk aan een hybride van Natalie Merchant (ex-10,000 Maniacs), Anneli Drecker (Bel Canto) en Lou Rhodes (Lamb) doet denken. De groep, muzikaal geworteld in Utrecht, maakt vorig jaar een doorstart als Ode To The Quiet.
Ze presenteren nu hun gelijknamige debuut, dat ook nog eens in eigen beheer is uitgebracht. Hier krijgen ze nog rugdekking op de bas van Daniele Labbate (Kane). De cd opent op spannende wijze met veldopnames, duistere ambient en langzaam aanzwellende repetitieve synthesizerklanken. Een sinister, spannend begin waar ineens op de permafrostachtige bodem de kraakheldere, poëtische halfzang van Marianne klinkt:

Look up, it’s the clearest sky, there ever was…Tonight, the stars will shine at their brightest…Have you seen this before? And we, we have start running…This is beyond our reach….We, we have start running…This beyond our reach…It is out of our hands, though not all of us accept it…but it’s out of our hands, out of our hands, though not all of us accept it…but it’s out of our hands…If the World comes to an end tonight, will you rest your head next to mine? If the World comes to an end tonight, will you rest your head next to mine? We may have little time!

Plots gaat de verstilde muziek, die een Scott Walker-achtige sfeer uitademt, over in een uitbundige popgeluid, waar de teksten nu voluit gezongen worden. Hiermee begeven ze zich meer richting Efterklang. De duistere lucht vol sterren breekt open en de het wordt zonnig midden in de nacht. Vervolgens eindigt het weer verstild met pianoklanken, die wel aan Nils Frahm doen denken, aangevuld met veldopnames en glitch à la Fennesz. De toon is gezet. Ode To The Quiet speelt op fraaie wijze met contrasten en omarmt hierbij wat past. Zo worden die geweldige elektronica in deze eerste track verzorgd door niemand minder dan de legendarische Rutger Zuydervelt (Machinefabriek, Cloud Ensemble, CMKK, L/M/R/W, Piiptsjilling), nu eens achter de schermen. Dit doet hij andermaal in het nummer “Ivy-Brown”, waarover later meer. En dan heb ik enkel nog de eerste track gehoord.
De tweede, “Ghosts”, begint als een luchtige maar prachtige pianogestuurde song. Halverwege gaat haast onmerkbaar de knop om en schakelt het ritme over naar iets dat tussen ska en breakbeats uitkomt. Daarnaast worden er bijzondere elektronische geluiden aan toegevoegd, ditmaal van de hand van Mark IJzerman (Lovis, Knalland, Soundlings). Ook deze klasbak is tweemaal te horen. Het geeft goed aan, dat de band inderdaad de tegenstellingen in de muziek goed weten te benutten en dat ze graag met een open mind te werk gaan.
In “We Have A Map (Rêveries)” zit ook alweer zoveel verstopt. Oppervlakkig beluisterd hoor je een intens mooie songs, maar de bandleden brengen weer zoveel laagjes aan. Alleen al het feit dat ze “Rêverie” van Claude Debussy eronder zetten is buitengemeen fraai. Het is een stuk uit 1890 en roept beelden van een mooie droom op. Debussy’s compositie wordt nog altijd geprezen om de knappe en abrupte wisseling van dynamiek, iets dat Ode To The Silence eigenlijk ook continu laat horen. Saillant detail is dat Debussy zelf uiteindelijk walgt van het stuk. Ik denk dat hij het onder de muziek van Ode To The Quiet prachtig zou vinden, want die maken er een soort vrouwelijke UNKLE (met Thom Yorke) plus Bel Canto versie van. Marianne’s zang neemt je mee naar gedroomde droomgebieden, waar zij de kaart van heeft, al raak je onderweg toch al dromend van het pad. Muzikaal past het wel ergens tussen Hail en Sinéad O’Connor, dromerige avant-pop dus.
De vierde tracks “Lucky One” bevat een mix van fraaie Patrick Watson-achtige pop met een heel broeierige elektronische onderlaag van bijvoorbeeld Bat For Lashes, terwijl Joy Division middels de drums aan de deur lijkt te kloppen. Het is niet eens dat de buitenkant van hun muziek zoveel anders is dan bij de vorige band, maar er gebeurt gaandeweg steeds meer in deze songs en dan met name aan de binnenkant. De intrinsieke factor die een groot verschil weet te maken.
In “I Was Told” krijg je over elkaar struikelende instrumenten die bijeengehouden worden door de zang. Alsof Fever Ray met een haperende maar ritmische motor zit. Dit nummer pakt dan ook plots weer groots uit door orkestraties en een lekker psychedelische theremin, om zo weer bij Efterklang te eindigen.
De middelste compositie van de 11, de gelijknamige zesde is een sereen, haast sacraal ambientstuk met ijle pianoklanken geworden dat wel wat van de rustige muziek van Nine Inch Nails. wegheeft. Contemplatief en spookachtig tegelijkertijd.
Dit nummer gaat naadloos over in “Ivy-Grown”, waar Zuydervelt zoals eerder gezegd weer te horen is. De muziek heeft een zelfde onaardse en glaciale atmosfeer zoals Hector Zazou dat ook altijd zo mooi heeft gemaakt. De groep gaat ook hier weer overstag naar een meer episch geluid, zij het dat je dan allang meegevoerd bent naar een parallel universum. Fantastisch gedaan!
“Bat” dat hierop volgt is veel aardser en bevat lekker uptempo indierock, die bepaald niet uit de toon valt bij de overige tracks. Op een merkwaardige brengen ze een kruisbestuiving van Radiohead, Muse, The Breeders en iets als E.L.O.. Het is een prima track om de oren weer even los te schudden.
In “Love And Anger” trekken ze namelijk weer de ruimte in, waarbij de Pink Floyd-achtige gitaar op een gegeven moment met bubbelende synthesizerklanken à la Jean-Michel Jarre in aanraking komt. De gedragen zang van Marianne klinkt hier net zo desolaat al
s Fever Ray dat zo mooi kan, maar de verpakking hier is nogal anders. Hoewel het tegen het einde wel bij haar in de buurt komt.

Daar sluit het daarop volgende “We Built A Fire” mooi bij aan. Al komen hier al snel de pianoklanken in beeld, waar ik plots de associaties met Tori Amos, Feist en Kate Bush krijg, lekker aangespoord door de sterke drumpartijen. Ondertussen meanderen de ijle gitaren op landerige, Sun Kil Moon– en Dif Juz-achtige wijze door uitgestrekte vlaktes. Het is daardoor net of het twee nummers in één, die toch als twee helften van een rits in elkaar te schuiven zijn. Telkens als je denkt een “gewoon” liedjes te krijgen maakt de groep er weer iets bijzonders van.
Tot besluit krijg je “Flight”, al kan je allang niet meer ontsnappen aan de houdgreep van Ode To The Quiet. Hier werpt IJzerman voor de tweede maal zijn elektronica in de strijd. Het begint echter met een rustiek, repetitief minimalistische pianopartij die hun liefde voor Philippe Glass verraadt, aangevuld met etherische zang. Langzaam komen de elektronica er doorheen, waardoor het geheel me in de richting van Faultline duwt. De andere muzikanten zorgen daarbij op subtiele wijze voor allerlei bijzondere geluiden, die stiekeme stoorzenders zijn maar toch passen bij de muziek. Dan zetten de gitaren nog eenmaal aan en is het afgelopen. Een grote stilte na alles wat ze hebben gegeven.
Het lijkt erop dat Ode To The Quiet de grenzen in de muziek nooit bewust opzoekt, maar ze wel graag overschrijdt als ze er tegenaan lopen. Dat maakt het geluid ook vrij, afwisselend maar nooit geforceerd. Dat is denk ik naast de zang ook de reden waarom het ondanks de vele ingrediënten en stijlen toch zo’n coherent album is geworden. En door die eigenzinnige sfeer, die als een rode draad door alles heen loopt. Het gaat vele kanten op en het liefst vol contrasten, maar het blijft klinken als Ode To The Quiet. Hierbij is deze zang een hele sterke troef, ook al eisen niet alle teksten zo de aandacht op als in openingstrack. Maar wat dondert dat als het zo prachtig is? De geweldige inkleuring door de muzikanten is werkelijk subliem en maakt het speciaal en onderscheidend. De vele klassieke verwijzingen, de inzet van de elektronica, de opbouw en de gevarieerde dynamiek, alles klopt. Er valt zoveel te beleven, keer op keer. En vermoedelijk kom ik met hele andere referenties bij een volgende luisterbeurt, maar dat boeit niet. Ode To The Quiet brengt namelijk een meesterlijk, biologerend en bovenal wonderschoon luisteravontuur dat weinig mensen onberoerd zal laten. Om heel stil van te worden. Mag ik het woord jaarlijstje alweer in de mond nemen?

En tijdelijk online op de 3voor12 luisterpaal:
Ode To The Quiet (album)

door Jan Willem Broek

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.