Kiseki (a.k.a. I wish; Hirozaku Kore-eda, 2011)

I wish
Kore-eda is één van Japans meest vooraanstaande arthouse-cineasten, die met artistieke hoogvliegers als After life en Nobody knows internationaal furore maakte, maar ook door zijn introvertere drama’s Distance en Maborosi bij mij weinig fout kan doen. Nou goed, hij maakte twee jaar geleden het lichtvoetige Air doll, over een man die verliefd wordt op een opblaaspop. Heel slecht was het niet, al vond ik de metafoor (“Eigenlijk zijn we allemaal poppen”) er zo dik op liggen dat ik deze film, na het gedragen Still walking, als een knieval voor het grote publiek ervoer. I wish zet de koers naar het grote publiek met grote schreden verder. Het is zelfs zijn meest toegankelijke film ooit. Als het Amerikaans was geweest, dan kwamen zelfs de Pathé-theaters in het vizier. Maar de arthouse-liefhebber die ik ben keek aardig op zijn neus, want I wish kan mee met Kore-eda’s beste.


Kore-eda vertelt het verhaal van twee broertjes (ook gespeeld door broers) waarvan de ouders gescheiden zijn. Koichi woont met zijn moeder in een dorpje onder een vulkaan, Ryu woont in een grotere stad, bij zijn vader die in een bandje speelt. Koichi heeft gehoord dat als twee hogesnelheidstreinen elkaar passeren de wens die je uitspreekt ook uitkomt. Hij overtuigt zijn broertje ervan het te gaan proberen. De wens is een vulkaanuitbarsting, want dan moet er verhuisd worden en dan komt een gezinshereniging dichterbij. Dus spreken de broertjes halverwege af, wat vrienden in hun kielzog meenemend. De ene zeult een dode hond mee die weer levend moet worden, de ander wil graag actrice worden en komt vooralsnog niet verder dan een reclame voor een bananendrank, etc. Dit gegeven, helemaal goed. En voordat je denkt “Japanse Goonies” (en “laat maar zitten”), denk dan ook meteen aan feelgood jeugdfilms als Linda, Linda, Linda en My life as a dog, want qua intentie zit het meer in die richting.

Zoals in elke goede road movie is de weg belangrijker dan het doel. En het helpt gelukkig dat dit een Japanse film is, zodat het einde niet al bij voorbaat vaststaat. Het is zo’n film waarin iets geleerd wordt, waar je de jongetjes ‘real time’ een beetje ziet opgroeien. Dat Kore-eda goed met kinderen overweg kan, wisten we nog van Nobody knows. Maar hij krijgt in deze film iets uit die jonge acteurs waardoor de 128 minuten voorbij schieten. Het is een beetje onduidelijk hoe gescript alles is maar de film zit vol met kleine verhaalmotiefjes, gewoontes en alledaagse gebeurtenissen die volkomen echt aanvoelen. Dit is misschien wel het grote talent van Kore-eda, gestoeld op zijn verleden als documentairemaker, waardoor je in een handomdraai een sterke band met de karakters hebt. Zo zwemmen allebei de jongetjes nog, ook al wonen ze ver uit elkaar. Lijkt onbelangrijk, maar het draagt meteen bij aan de authenticiteit. De jongste, die bij zijn muzikantenvader woont, heeft voor zijn oudere broer een indie-cd gemaakt, zonder eigenlijk te weten wat dat is. “Ik denk dat je dan gewoon harder moet werken.” Dat soort dingetjes.

Het knappe van I wish is dat het een jeugdfilm is waar je als volwassene wat mee kunt. De toegankelijkheid staat de gelaagdheid niet in de weg. De film gaat over kinderen, maar de volwassenen doen volop mee, met hun eigen dromen, reeds vervlogen of nog steeds gekoesterd. Hierdoor ontstaat een gelaagdheid waardoor tevens de les die onze jongetjes aan het einde van de film leren ook aanvoelt als een echte les.

Goed, Kore-eda heeft de arthouse dus wat achter zich gelaten, maar als hij dit niveau blijft volhouden zit ik er niet mee. Misschien dat het voor sommigen hier en daar wat te sentimenteel is. Nee, dat neem ik terug. Als je I wish niet innemend vindt, dan ben je gewoon een lul.

olafk

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.