Het muziekjaar 2007: Feel again!

Zo. Weer een jaar voorbij. Voor mij persoonlijk een reis langs enkele diepe dalen, die eigenlijk een stevige naschok vormden van het rampjaar 2006. Daarna langzaam herstel, soms bijna piepend tot stilstand komend en dan met veel geweeklaag (Ocharme ik!) en wat wilskracht weer in gang gezet. Tussendoor was er tijd om films te kijken, dagelijks eigenlijk, en natuurlijk de muziek. Een van de clichés van het jaarlijkse eindlijstje is de verzuchting: waarom toch weer zo manisch met muziek bezig geweest!? Is dit nu de manier om werkelijk te genieten of is ’t een vastgeroeste gewoonte om andere leegten te vullen? Misschien, maar er is toch altijd weer ’t plezier van een nieuwe ontdekking, ook al verdwijnt die na een weekje weer naar de achtergrond op zoek naar meer. Iets anders en vooral iets nieuws. De grote namen, de flavour of weeks from the past, stellen altijd weer teleur. Okkervil River! Björk! Eis ik teveel? Waarschijnlijk ben ik gewoon jaloers op de mensen die de nieuwe Bruce Springsteen wildenthousiast kunnen binnenhalen, terwijl ik juist weemoedig gestemd raak. Is dit ’t nou? Zijn beste plaat in decennia? Het antwoord is ja en dat is juist het pijnlijke voor een collectie simpele ideetjes. De rockist in me zegt dat het een teken is dat de E Street Band niet eens gezamenlijk in de studio zat.
Goed, genoeg gezeurd, "laten we beginnen" zegt de man op mijn meditatie-cd’tje.

The Weakerthans. 10weakerthansreunion_tour_2 Altijd leuk om nou net met een ander Canadees bandje aan te komen zetten. Het spreekt vanzelf dat ik nog nooit van ze had gehoord en dat de titel (Reunion Tour) klunzig is. Belangrijker is dat dit gewoon het welbekende Noord-Amerikaanse prototype is van een fijn indierockbandje: Nada Surf, of Death Cab For Cutie, oude stijl en op volle snelheid. Galopperende Mountain Goats kan ook. Ja, de Weakerthans hebben mooie teksten, korte Raymond Carver-achtige verhaaltjes vol eenzaamheid, die gelukkig zijn afgedrukt, in een leesbaar lettertype nog wel. De nummer 2 liet ze helemaal achterwege, wat een gotspe is in deze tijd van mp3’s downloaden. The Weakerthans krijgen van mij bonuspunten voor het namedroppen van Jennifer Jason Leigh, het bezingen van curling (Teammates all left before they had to buy a round) en een ode aan een weggelopen kat. But now I can’t remember the sound that you found me.

Symmetrisch gezien had ik Asobi Seksu graag op plek 10 gezet, om zo te openen en sluiten09asobi_seksucitrus_2  met een bandje dat zijn oeuvre wereldwijd zag worden heruitgegeven. Platen die uit 2006 of eerder stammen zijn de rode draad dit keer. Asobi Seksu’s debuut draaide ik kort geleden, het bleek een aardige opmaat tot Citrus, dat in 2006 al in Amerika te verkrijgen was. Ik ben niet zo van de herrie, maar de My Bloody Valentine-achtige gitaarpartijen worden hier perfect opgeheven door het piepstemmetje van de Japanse zangeres. Als Ying en Yang zeg maar. Citrus is een vrolijke plaat vol gezellig gezucht en gefladder. Ik hoor echo’s en het speelplezier van een jonge Bettie Serveert. Het mooist zijn de talrijke breaks en opbouwmomenten naar de gitaarexplosies. Noise-passages bestaan alleen maar om de zachtere gedeelten nog oorstrelender te maken. Ik mag hierboven dan wat cynisch over Springsteen hebben gedaan, een klein eerbetoon (het intro van ‘Goodbye’) zal ik altijd waarderen.

Ik vond Glenn Jones ongehoord al een held. Zijn uitgebreide vriendelijke liner notes vol08_glenn_jones_against_which_the__2  zelfspot namen me meteen voor ‘m in. Hij babbelt o.a. over zijn favoriete kinderboek, een vriend die ging trouwen en zijn bezoekjes aan Martha’s Vineyard, het eiland waar hij de plaat opnam.Voor de thuisgitarist heeft hij tips en stemmingen. Ik heb me er maar niet aan gewaagd, want de man is naast al die randzaken gewoon een jaloersmakend genie op de (twaalfsnarige) gitaar. Hij beweegt zich op Against Which The Sea Continually Beats moeiteloos tussen Oosterse melodieën à la Munir Bachir en de huidige freefolkstroming met mensen als Six Organs of Admittance en Jack Rose. Over Jack Rose gesproken, ik merkte dat al die honderden films die ik dit jaar zag als het ware één grote toverbal vormden, waaruit af en toe een scène door mijn hoofd schoot. (Welke film eindigde ook alweer met een gezinnetje dat gaat uit eten bij de Chinees?) Een andere film die me bijbleef was A Ballad of Jack and Rose, met een ijzingwekkende vertolking van de broodmagere Daniel Day-Lewis, die samen met zijn dochter op een eiland woont. In mijn hoofd kwam dat allemaal samen in de fraaie pastorale muziek van Glenn Jones. ‘Little Dog’s Day’ is het muzikale equivalent van een fietstochtje langs het water.

Na zo’n serieuze plaat is het tijd voor wat humor met Nick Lowe. De crooner (!?) doet een07_nick_lowe_at_my_age_2  gooi naar meest geschikte plaat voor in Oma’s platenkast. Zijn band is zelfs de Mexicaanse trompetjes en zwoele saxofoons niet vergeten. Met uitgestreken gezicht zingt ouwe rot Lowe op At My Age slijpers vol geintjes en tegelwijsheden als ‘Rome Wasn’t Built In A Day’ en over ‘Hope For Us All’ (If even I can find someone) Ik keek dit jaar Woody Allen’s halve oeuvre, een van de absolute favorieten daarin was Broadway Danny Rose, waarin Woody een manager speelt van (o.a.) een dikke Las Vegas-zanger. Lowe zou daar ook kunnen zingen, zijn timing is perfect (het moment dat hij I wanna know kreunt in ‘Long Limbed Girl’ is geniaal) Het is geen probleem dat het plaatje maar een half uur duurt, maar wat zou het geweldig zijn geweest als de platenmij van al die overgebleven ruimte gebruik had gemaakt om de karaoke-versies erbij te zetten. De titel voor afwasplaat van het jaar kwam desondanks geen moment in gevaar. If you ever get the feeling I don’t love you. (Pauze) Feel Again!

De belangrijkste release van het jaar was de nieuwe Merry Pierce. Eindelijk, na zeven jaar06_merry_pierce_warm_aquarium_2  ongeduldig wachten. Overigens aangeschaft met de platenbonnen die de Subs mij gaven als Subjectivist van het jaar 2006, waarna ze prompt hun provider-rekening niet meer konden betalen… Natuurlijk stelde The Warm Aquarium een beetje teleur. Zoals zoveel solo-artiesten voor hem heeft Volmanza het geluid wat groter/professioneler aangepakt, terwijl die knullige kleinschaligheid juist zo leuk is. Een ander probleem is dat het schrijfmomentum (2005) allang verdwenen was toen de plaat eindelijk de winkels bereikte. Misschien is één jaar het maximum voor een artiest om nog echt enthousiast promotie en tour-rondjes voor een plaat te maken. Het enige positieve lijkt dan dat de plaat eindelijk uit je systeem is. Bij Merry Pierce ging het al snel mis, inmiddels is de live-band geïmplodeerd en ik vrees met grote vrezen of het wat ondiplomatieke genie nog een nieuwe kans van Excelsior krijgt. Laten we ’t hopen, want niemand doet in Nederland zulke goeie Sparklehorse/Grandaddy pastiches als hij. Wat tegelijkertijd een beetje een wrang compliment is. The Warm Aquarium moet dan maar de tussenstop zijn op weg naar oceaan. J, he wanted fame, so he even changed his name, to ride along the merry train and feel the wind.

05_do_the_undo_do_the_undo_4 Ook Anne Soldaat doet pastiches, maar wel van zijn eigen band: Daryll-Ann. Daarmee verdient hij de titel beste Nederlandse plaat van het jaar. Zijn Do The Undo-debuut heeft geen titel en is ergens ook wel een anonieme plaat zonder gezicht. Maar ja, vijftien perfecte popliedjes, op een uitgekiende manier gerangschikt, zijn soms gewoon genoeg. Zijn eigen Happy Traum, goed voor talloze draaibeurten. Volgende keer nog iets meer rauwheid van Seaborne West en Soldaat nestelt zich definitief in de top van de nederpop.

Rickard Jäverling levert de meest muzikaal inspirerende plaat van het jaar. 04_rickard_javerling_two_times_five Ik zou best gitaar willen kunnen spelen als Glenn Jones, maar dat is ijdele hoop. Ik heb echter net als Jäverling  een banjo en een melodica en helemaal onervaren in het schrijven van korte sfeerstukjes kun je me ook niet noemen. Voorlopig is er van een eigen versie van Two Times Five Lullaby nog niks gekomen, maar ’t zit ergens in ’t vat. Jäverling  maakt van die typische indiefilm muziek. Weemoedige deuntjes voor onder een treurige campingmelancholie/zelfmoord film als Farväl Falkenberg. Met evenveel recht kun je de plaat een lente-offensiefje noemen, met meefluitbare melodien en kwetterende vogeltjes, ergens tussen März en Yann Tiersen. De schoonheid van treurnis en omgekeerd.

De ietwat krankzinnige, dit jaar overleden, psychotherapeut Albert Ellis raadt de lezers van03_peter_case_let_us_now_praise_s_3 zijn cursusboekjes aan liederen te zingen waarin ze zichzelf op de hak nemen. (Net als die emo-bandjes zullen we maar zeggen) Ik hoop dat keihard een liedje van Peter Case meezingen ook helpt. Uiteindelijk gaat het tenslotte allemaal om de onwillige geest zover te krijgen dat deze weer mogelijkheden in plaats van belemmeringen ziet. Peter Case, van wie ik niet weet wie ’t is, hoe hij eruitziet en zelfs de titel van zijn album (Let Us Now Praise Sleepy John) nauwelijks kon onthouden, heeft daarvoor het kippenvel-nummer van het jaar geschreven: ‘Ain’t Gonna Worry No More’. Ik peinsde wat nu een akoestische gitaar een mooier instrument dan de piano maakt. Het zijn de bijgeluiden, het schuiven van de hand op de fretten, het krassen en piepen van de snaren, de aanraking van het hout. Case zingt zes intense minuten lang recht in mijn oor, terwijl hij een Drake-achtige gitaarpartij speelt. Een wiegende bas en repetitieve patroontjes op de hogere snaren. C’mon down, I ain’t gonna worry no more. Everybody’s laughing now it won’t be long, we’ve seen a lot of troubles now the ghost is gone. C’mon down, I ain’t gonna worry no more. I ain’t gonna worry no more.

Als er een plaat was die in mijn jaarlijstje van 2006 ontbrak was het Lindsey Buckingham’s02_the_national_boxer_3  Under The Skin. Van zijn hyperactieve gitaarspel hoor ik een echo in ‘Racing Like A Pro’, een van de vele geweldige nummers op Boxer van The National. Sometimes you go la-di-da-di-da-di-da, ’til your eyes roll back in your head. En maar malen die gedachten in je hoofd. Boxer is ook de oogst van het zaadje dat Mark Kozelek met zijn Tiny Cities een paar jaar terug  plantte. Een donkerbruine stem, galmende piano-akkoorden en stuwend drumwerk. You get mistaken for strangers by your own friends
when you pass them at night under the silvery, silvery citibank lights
, blaft de zanger. Boxer is vanaf de titel een beklemmende film noir zonder ontsnapping.

01_loney_dear_loney_noir_4 In een beetje sentimentele film overwint Licht de Duisternis. In kinderfilms helpt zingen zelfs vaak letterlijk om de monsters op afstand te houden. Enter Loney, dear’s Loney, Noir. Tien regenboogjes naar de hemel. Tien jubelende hallelujah’s. All I want is a state of hope. Draai het volume open en piep mee met de Beach Boy van het jaar. Wat een held.

(door Ludo)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.