50 x 90: 7. Temple of the Dog – Temple of the Dog (1991)

Je bent 16, je houdt van metal met wat extra’s, dus natuurlijk hou je dan ook van grunge. Logisch. Hoewel, de term grunge was nog niet ingeburgerd, dus we moesten het doen met garagerock, alternatieve rock of alternatieve metal. Het was ook de tijd van shoegaze en madchester, maar die kant liet ik glad aan me voorbijgaan.

 


Temple-of-the-dog Ik was wel een behoorlijk grunger ja, die tijd. Houthakkersblouse, legerkisten gekocht bij de dumpshop, dat soort dingen. Alleen geen lang haar, nooit gehad ook. En dat als oorspronkelijke metalhead. Had en heb ik de kop niet voor, en daarbij waren lange manen ook niet handig op de judomat waar ik redelijk vaak te vinden was. Vriend B. en ik zeiden dan ook desgevraagd dat we lang haar van binnen hadden, als we ergens verantwoording moesten afleggen; je gaat toch dwars tegen de conventies in, ook al is het een verondersteld non-conformistische subcultuur. Dus houthakkersblouse, legerkisten, bandshirt onder de openhangende blouse, opgerolde spijkerbroek, gemillimeterd haar met enkele langere plukken; flink wat grunge, beetje metal, beetje hardcore ook – ik heb meer met hardcore esthetiek dan de muziek, na tien nummers Sick Of It All ben ik wel klaar.

 

En grunge? Was voor mij nogal bandafhankelijk. Soundgarden fascineerde me direct vanaf de eerste keer dat ik de hoog en hard gillende Chris Cornell bij 120 Minutes voorbij zag komen (‘Loud Love’, ‘Full On Kevin’s Mom’, ‘Hands All Over’), Mudhoney deed me helemaal niets. De eerste keer dat ik ‘Smells Like Teen Spirit’ hoorde werd ook ik omver geblazen (ergens op een woensdagmiddag huiswerk maken met VPRO radio aan, “dit was de geweldige garagerock van Nirvana uit Seattle!”) maar als ik één nummer te vaak heb gehoord etc.  Nirvana bleek verder een aardige band maar zeker niet meer dan dat. Net als Tad; hun Inhaler vond ik nog best leuk toen maar heb ik nu al zeker tien jaar niet meer gedraaid. Alice In Chains was meer metal dan grunge dus erg goed. En de beste grungeplaat is niet eens grunge, dus wat is grunge nu eigenlijk? Toen wist het ik wel, nu niet meer. Hoewel, eigenlijk is het gewoon hardrock. Maakt ook niet uit, grunge was heet en goed en niet te missen, en verantwoordelijk voor aardig wat albums in mijn platenkast. En de beste daarvan is Temple of the Dog. Dat was niet eens een echte band; een project van Chris Cornell om de dood te kunnen verwerken van vriend en Mother Love Bone zanger Andrew Wood. Vond ik trouwens niet veel aan, die veredelde glamrock van Mother Love Bone.

 

Temple of the Dog – gelijke delen Soundgarden en Pearl Jam (toen net in de oprichting) – is echter helemaal geen grunge. Temple of the Dog is een zeer fijne blend van seventiesrock en soul die volledig draait om de heilige drie-eenheid van goede liedjes, passie en emotie. Vreselijke termen, die laatste twee, want tegenwoordig is alles vol passie en emotie om vooral puur van te genieten, maar in 1991 toen we nog niet zo puur wilden genieten waren passie en emotie in goede liedjes nooit heel prominent aanwezig. Maar goed, Aardschokrecensent geeft een 9, vergelijkt hem met allemaal jaren zeventig bands die ik alleen van horen zeggen ken (ik dacht Free en Grand Funk Railroad) maar ik zie alleen maar staan “Chris Cornell heeft nog nooit beter geklonken”. Enorm onder de indruk als ik was van ‘Hands All Over’ en me ook wel bewust van de beginnende buzz rondom Seattle, moest ik er natuurlijk opspringen. Om vervolgens tot op de dag van vandaag een van mijn alltime favourites te zijn.  

Dus, inderdaad, Temple of the Dog is dus weer een echte echte klassieker. Nogal snel in deze reeks, want ik ben net bij aflevering 7 en dit is al de derde plaat (na Frizzle Fry en Ritual de lo Habitual) die ik de eeuwigheid in prijs. Dat zal zo eenmaal aanbeland in het midden van de jaren 90 wel anders gaan worden, maar waar ligt dat dan aan? Waren de platen in de vroege jaren 90 nu eenmaal beter dan die in het midden? Of ligt het meer aan het almaar uitdijende referentiekader waardoor er veel kritischer geluisterd kan worden naar het aanbod? Een aanbod dat sowieso met het jaar exponentieel groeide, door betere financiën en betere platenwinkels. Feit blijft echter dat Cornell echt nergens beter heeft geklonken dan hier. Temple of the Dog is zijn project, schrijft de meeste liedjes, en durft voor het eerst zijn stem echt de ruimte te geven zonder grote gitaarmuren op te trekken. Het blijkt een gouden geniale combinatie. De liedjes laveren tussen bluesy seventiesrock, ouderwetse rhythm’n’blues, groovy hardrock en pure soul, en worden volledig gedragen door Cornell’s stem: warm, gevoelig, groot bereik, emotioneel. Beste rockzanger ooit, ondanks zijn huidige vormverlies. De goede man krijgt het voor elkaar om het beste van Ronnie James Dio, Ian Gillan en Paul Rodgers te koppelen aan de allerbeste soulzangers uit de jaren 60 (of zoiets, van soul heb ik verder geen verstand qua tijdlijn). En als dat dan samenkomt met echt zielenleed, hartenpijn of oprechte rouw, kan er dus iets ontstaan dat mij al bijna twintig jaar kippenvel bezorgt. Dat is zo bij single (en debuut van Eddie Vedder die toevallig net auditie deed voor Pearl Jam) ‘Hunger Strike’, bij het bijna angstaanjagend intense ‘Call Me A Dog’, bij het emotionele ‘Four-Walled World’, en al helemaal bij de briljant eenzame afsluiter ‘All Night Thing’. Drummer Matt Cameron mag nog even heerlijk grooven in 7/8 in ‘Pushin’ Forward Back’ en leeft zich creatief uit in het prachtige patroontje van ‘Wooden Jesus’, maar verder is het Cornell die schittert en schittert en schittert. En nergens mooier dan in het uitgesponnen ‘Reach Down’ – weer een briljant slepend ritme van Cameron die zijn hi-hat op dubbele snelheid laat meelopen met zijn ride-aanslag – dat een welhaast gospel-achtig refrein kent. Cornell vormt zijn eigen backingkoortje van enkele andere Cornells en zingt daar zelf met totale overgave overheen. Na een lange jam komt het dan bij 8’40” waar Cornell + Cornells a capella helemaal loos mogen gaan; je ziet hem met zijn koortje van lookalikes al voor je op podium staan en de voordracht van zijn leven geven, om Andrew Wood zijn hartverscheurende eerbetoon te geven. Een mooier gebaar is niet voor te stellen. 

Dat in gedachte hebbend is het niet raar dat Cornell nooit meer dat niveau heeft gehaald, hoewel de Soundgarden albums ook essentiële kost zijn – ook hun laatste ietwat verguisde Down On The Upside. Daarmee is Cornell een niet te onderschatten invloed geweest op mijn muzikale ontwikkeling, en dan is de achteruitgang die hij de laatste jaren heeft ingezet – zo lelijk samenkomend  bij zijn werk met Timbaland – wel heel pijnlijk en ongemakkelijk. Heeft hij zelf natuurlijk ook wel in de gaten, dus zingt hij hier en daar een Temple of the Dog-deuntje mee met Pearl Jam en lijkt Soundgarden weer heropgericht – hoewel ik daar eerst levend bewijs van wil zien voordat ik het echt geloof. Ga ik er naartoe als ze komen? Zeker. Liefst een double bill met Alice In Chains; de tijd lijkt rijp voor een herwaardering van grunge (Stone Temple Pilots leven ook weer, hoewel dat natuurlijk al navolgers waren bij de eerste golf). En daar kan ik goed mee leven. Maar laat Temple of the Dog alsjeblieft een eenmalig iets blijven, want die intensiteit, die passie, die puurheid, die emotie is niet meer te benaderen.

(Bas  Ickenroth)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.