Een jaarlijst maken is en blijft een crime en tegelijkertijd het leukste dat er is. Het is een tijd van terugblikken, vergelijken en op een prettige wijze de balans opmaken. Dit jaar zijn er volgens mijn database 600 titels bij van dit jaar, hetgeen bijzonder veel is. Een lijst hieruit filteren geschiedt dan ook op basis van reductie: degenen die je het meest zijn bijgebleven dan wel de meeste indruk hebben gemaakt of die je het vaakst gedraaid hebt of het meest origineel vindt, enzovoort. Ik begin met een “shortlist” van 100 cd’s, geen compilaties (hoewel ik wel eens smokkel), geen mini’s, geen lp’s en geen digitale releases, hetgeen het ontbreken van bepaalde geliefde artiesten verklaart. Met soms veel pijn snijd je er 80 albums uit en de TOP20 is een feit. Na wikken en wegen rolt daar dan ook nog een volgorde uit, waarbij ik wil aangeven dat een aantal van 10 mij onzinnig lijkt en dat de overige 80 releases ook gewoon als grote tips gelden; het verschil is per slot van rekening vaak zo nihil. Ik heb daarbij geput uit één van mijn 308 (!) Caleidoscoop recensies (hier en sinds dit jaar ook op Facebook (like it if you like)), de muziek die ik gekocht heb en dikwijls in het Schaduwkabinet heb besproken of in mijn radioprogramma Senzor (elke maandag van 21-22:30 op http://dfm.nu) voorbij laat komen; zowel albums die begin dit jaar uitgekomen zijn als recente (soms weet je het meteen). 2012 is een jaar boordevol hoogwaardige releases, maar voor mij met weinig echte uitschieters, wat een de verschillen klein maakt en een lijst samenstellen wel bemoeilijkt. Onderstaand vind je de TOP20 met luisterfragmenten en toelichtingen, die deels overgenomen zijn uit mijn recensies dan wel weeklijstjes uit het Schaduwkabinet al dan niet met aanvullingen. Daarnaast de eveneens fraaie “rest of the best”, waarbij ik vast nog belangrijke namen ben vergeten. Doe er vooral mee wat je wilt!
Dank wederom aan iedereen die mij gesteund, (nog meer) gelezen, bevoorraad, becommentarieerd of beluisterd heeft! Ik wens iedereen een fijn, gelukkig, gezond en luisterrijk 2013 toe!
01. Eva Quartet & Hector Zazou – The Arch
[cd, Elen Music]
In 2008 gaat er toch wel een schok door de muziekwereld als componist/etnoloog Hector Zazou op 60 jarige leeftijd overlijdt (aan de gevolgen van kanker). De man is een muzikaal genie en heeft een compleet nieuwe invulling gegeven aan wereldmuziek en avant-garde. Ik heb dan ook alles in huis van hem, zelfs zijn producties. De naam Zazou is voor mij verbonden aan kippenvel, sneller kloppend hart, avontuur, mysterie, een parallelle wereld en een onvergelijkbare schoonheid. Dat zowel met zijn ZNR project als de vele Afrikaanse, Keltische, poëtische, elektronische en overige projecten. Een groot verlies! Voor wie meer wil lezen, ik heb hier ooit behoorlijk over hem uit de doeken gedaan. Hij heeft tot het einde toe gewerkt en dat heeft In The House Of Mirrors opgeleverd, dat een paar maanden na zijn dood is uitgegeven.
Nooit gedacht dat er nog een heel groot project op de planken zou liggen, totdat David Sylvian daar ruchtbaarheid aan geeft. Inderdaad is er via het Bulgaarse label eerder dit jaar de nieuwe cd The Arch verschenen. En niet zo maar één. Hij werkt met het eveneens door mij zeer gewaardeerde Eva Quartet. Dit zijn vier vrouwen die deel uitmaken van het hedendaagse Le Mystère Des Voix Bulgares en tot nu toe de twee albums Bulgarian Folk Gifts (2000) en Harmonies het licht hebben laten zien. Ze hebben schijnbaar al van 2005 tot 2007 met Hector Zazou gewerkt en de voltooiing heeft een tijd op zich laten wachten. Het is labelbaas Dimiter Panev, tevens een dierbare vriend van Hector Zazou, wel gelukt om deze cd uit te geven. Er zal wellicht wel een Europese release volgen ooit, maar geduld is niet mijn sterkste kant als het gaat om muziek als deze. Na heel veel zoekwerk heb ik de cd dan ook weten te bemachtigen. En wat een onwaarschijnlijke schat! Naast de typische onaardse composities van Zazou en de hemelse vrouwenstemmen van de Eva Quartet is er een hoop meer te beleven. Dat heeft ook alles te maken met het imponerende internationale gastleger, waaronder Laurie Anderson, Bill Rieflin, Robert Fripp, Nils Petter Molvær, Djiavan Gasparian, David Coulter, Bill Frisel, Andrea Guzzoletti, Carlos Nunez, Renaud Pion, Ryuichi Sakamoto, Kaushiki Charkaborty, Diva Reka Band, Bollywood String Orchestra, Sofia String Quartet, Minna Raskinen en nog heel veel meer. Ze weten allen hier wereldmuziek vanuit verschillende windstreken maar met de nadruk op Bulgarije te versmelten met klassiek, avant-garde en ijle jazz tot een prachtige, aangrijpende eenheid. Ik zou graag meer laten horen dan onderstaan, maar dat is online helaas niet (meer) te vinden. Album van het jaar!
Luister Online:
The Arch (albumsnippers)
02. Swans – The Seer
[2cd, Young God/Konkurrent]
De Amerikaanse band de Swans, rond de grillige zanger/gitarist Michael Gira, wordt geboren uit de no wave scene van New York. Van 1982 tot 1997 weten ze met enige regelmaat essentiële releases te produceren, die toonaangevend en baanbrekend zijn. In het begin wordt het geluid gekenmerkt door loodzwaar baswerk en bulderzang en is het een haast puur fysieke aangelegenheid. Mede door de komst van zangeres Jarboe, begint het geluid steeds beter doorwaadbaar te worden en songstructuren te krijgen, met kantelpunt het prachtige Children Of God. Toch blijft het een fysieke aangelegenheid, waarbij de thema’s over God, zelfmoord, dood, de consumerende maatschappij en verdriet gehandhaafd blijven tot hun einde in 1997. No wave, industrial, post-punk, singer-songwritersmuziek, avant-garde, gothic en noiserock passeren allemaal de revue, net als in het zijproject (World Of) Skin van Gira en Jarboe. Dan lijkt de mooie zwaan gestorven; the end of an era. Gira en Jarboe gaan uiteen en komen daarna solo in diverse nieuwe (solo)projecten. Gira komt met verwante bands als Body Lovers en The Angels Of Light en start eveneens zijn kwaliteitslabel Young God, waarop naast releases van anderen ook heruitgaven en stuiptrekkingen van de Swans verschijnen. Op een gegeven moment, tijdens een optreden van The Angels Of Light, komt Gira tot de conclusie dat bepaalde denkbeelden en heftige muzikale ideeën eigenlijk alleen bij de Swans onder te brengen zijn. De grote verrassing komt dan in 2010 als de inmiddels gesloten deur van de voormalige groep weer opengaat en er het nieuwe Swans album My Father Will Guide Me Up A Rope To The Sky verschijnt. Hierop wordt hij begeleid door gitarist Norman Westberg (Swans lid van het eerste uur!), gitarist Christoph Hahn (latere Swans, The Angels Of Light), drummer Phil Puleo (Cop Shoot Cop, latere Swans, The Angels Of Light), bassist Chris Pravdica (Flux Information Sciences) en drummer, toetsenist Thor Harris (Shearwater, The Angels Of Light). Daarnaast zijn er nog gasten als Gira’s 3 jaar oude dochter, Bill Rieflin (Ministry, Swans, R.E.M.), Devendra Banhart, Grasshopper (Mercury Rev) en nog veel meer anderen op strijkers, trompet en allerhande instrumenten. Het wordt geen slappe reünie, maar een meer dan indrukwekkende doorstart van wat er 13 jaar terug is blijven liggen. De muziek is hard, confronterend en grijpt deel terug op het oudere werk van de Swans, waarbij de stem van Gira nog steeds loodzwaar is klinkt als een zwartgeblakerde scheepshoorn. De zwanenzang van een als zwaan vermomde feniks, telkens terugkerend en hersteld in het oude doch verbeterde gedaante. Ondanks dat de mannen op leeftijd zijn klinkt de muziek nog even jong en dynamisch als voorheen. Het wordt een monumentaal album! Even lijkt het erop dat dit de laatste stuiptrekking is van de dood gewaande zwanen, totdat er eerder dit jaar een fondsenwerving begint voor hun nieuwe cd. Bij aankoop van de dubbel cd We Rose From Your Bed With The Sun In Our Head, met daarop live- en demomateriaal, kan je al intekenen op het album. Een sublieme krachtmeting die reikhalzend naar dat nieuwe album doet uitzien. The Seer, een dubbel cd al dan niet aangevuld met een dvd, is nu een feit. Twee uur lang weten ze je volledig te absorberen met hun overdonderende geluid. Net als op het vorige werk grijpen ze terug naar ouder werk, maar maken nu een volledige dwarsdoorsnede aangevuld met allerlei nieuwe ideeën en moderniteiten. Je kunt dus gerust stellen dat dit het meest omvattende, breedste Swans album is geworden. Van de rustige stukken tot het zielloos beuken. Gira zegt ook dat dit album in feite 30 jaar in de maak is geweest; een gigantische optelsom en meer. Tevens pakt Gira groots uit qua instrumentarium en gasten. De basis wordt weer gelegd door de bovengenoemde bandleden aangevuld met erelid Bill Rieflin, die samen al goed zijn voor zang, gitaren, harmonica, casio, lap steel, percussie, hammered dulcimer, orkestbellen, strijkers, piano, klarinet, orgel, synthesizer en bas. Hierbij spelen ze allen meerdere instrumenten en zingen dikwijls op de achtergrond mee. Daarnaast treedt er een waar leger aan gasten aan, waaronder die van zangers en zangeressen Karen O (Yeah Yeah Yeahs), Alan Sparhawk & Mimi Parker (Low, Retribution Gospel Choir), de voltallige Akron/Family en Jarboe (ex-Swans, (World Of) Skin), de multi-instrumentalisten Caleb Mulkerin en Colleen Kinsella (Big Blood, Cerberus Shoal, Fire On Fire) en Grasshopper (Mercury Rev), celliste Jane Scarpantoni (Beastie Boys, John S. Hall, Blonde Redhead, Adam Green, Tiny Lights), steel cellist en veteraan Bob Rutman, elektronicaspecialist Ben Frost en nog vele anderen op doedelzak, piano, fagot, viool, accordeon, hoorn en drums. Hiermee worden de stukken op imponerende wijze ingekleurd zoals alleen de Swans dat kunnen. De eerste cd begint met drie rustige, maar zware tracks. Hierna volgt het 32 minuten durende sleutelstuk “The Seer” dat werkelijk van adembenemende kakofonie (in positieve zin) tot zinderende pracht en kracht uiteenloopt. Daarna wordt het weer even wat rustiger totdat het weer in immens gebeuk overgaat, maar overal krijg je het gevoel dat het essentieel is en uit het leven gegrepen. Geen nodeloze stukken, maar muziek die een eigen baan maakt door het universum waar je deel van uit wilt nee moet maken. Het geheel heeft dikwijls wel wat weg van een moderne symfonie, zij het dan dat de strijkers vervangen zijn dan wel aangevuld worden door industrieel materiaal, schroot en zware gereedschappen. Het is vuil en toch puur en wonderschoon, gelijk een zwaan kan zijn. Daardoor is het allemaal ontzettend intrigerend. Folk, industrial, no wave, wave, post-punk, noise, neoklassiek, pop of avant-garde, het passeert allemaal de revue, zij het door de typische Swans-mangel gehaald. En dan heb je pas één schijf gehad! De tweede opent ook weer met een rustiek avant-folk nummer, gevolgd door een stemmige wave track. Hierna gaan alle registers weer open en wordt je op psychedelische wijze meegezogen in iets dat voelt als een zwart gat uit de ruimte. Kolkende muziekstromen die op je neerdalen, inbeuken en je met een open mond achterlaten, om je vervolgens weer met lieflijke muziek verder te verleiden. Dat altijd met die loodzware stem van Gira die door de jaren heen met sigaren en whisky niet aan kracht heeft ingeboet. Het eindigt met het indrukwekkende, apocalyptische “The Apostate” van 23 minuten, waarvan hieronder een deel te horen is. Na 30 jaar zijn de Swans gewoon nog steeds in vorm en in staat een totaal overrompelend album af te leveren. Vertaald heet het album dan “de ziener”, hetgeen moet slaan op hun vooruit schrijdende visie op de muziek. Een magistraal werk, dat met niets te vergelijken valt. Groot, groter, grootst!
Luister Online bij Soundcloud:
The Apostate
03. Piano Magic – Life Has Not Finished With Me Yet
[cd, Second Language Music/Konkurrent]
In 2009 laat Glen Johnson, de frontman van het langlopende project Piano Magic en tevens Textile Ranch en Future Conditional, veelvuldig van zich horen. Hij brengt solo de prachtige cd Details Not Recorded en de mini Institutionalized uit. Daarnaast verschijnt de tiende, sensationele cd Ovations van Piano Magic, waarop ook de Dead Can Dance leden Brendan Perry en Peter Ulrich acte de présence geven. Met Piano Magic maakt hij al sinds 1996 muziek. In het begin vooral elektronisch en experimenteel, maar later evoluerend tot een hybride van poëtische new wave, postrock en experimentele muziek. Via labels als I, Darla, Rocket Girl, Staalplaat, Acuarela, Monopsone, Green Ufos, Important, Make Mine Music, Morr Music en zelfs 4ad laten ze hun indrukwekkende discografie het licht zien. Op 4ad brengen ze in 2001 zelfs een heuse soundtrack uit. Een jaar daarna zijn ze één van de eersten die de verloren gewaande Vashti Bunyan weer laten zingen op hun meesterlijke Writers Without Homes. Het is tevens het startpunt van Piano Magic als groep, waarmee Johnson gretig blijft zoeken naar nieuw geluid vermengd met oude elementen. Vanaf 2010 vormt Glen met 2 anderen ook nog het prestigieuze label Second Language Music, waarop bijzondere en veelal gelimiteerde releases verschijnen van uiteenlopende artiesten die niet meer dan eens vergezeld gaan van prachtige hoezen en extra, gratis muziek. Nu komt daar ook de nieuwe, elfde cd Life Has Not Finished With Me Yet op uit. Glen (zang, gitaar, piano, percussie, koor) omringt zich zoals vaker weer met de hoofdzakelijk Franse muzikanten Franck Alba (bas, gitaar, koor), Alasdair Steer (bas), Jerome Tcherneyan (drums, keyboards, bas) en (vaste) gastzangeres Angèle David-Guillou (tevens , keyboards, dulcimer, gitaar, piano, klokkenspel, koor) van de band Klima met haar heerlijk melancholisch zwoele stemgeluid. Er doen ook weer diverse andere gasten mee op klarinet, fluit, cello, harp, viool en zang. Onder hen ook Katie English van Isnaj Dui en The Owl Service, Josh Hight van Irons en Oliver Cherer van Cooler en Dollboy. Het geluid op dit nieuwe album is gedetailleerd maar kaler (lees desolater) dan voorheen en verkent tevens de meer elektronische en duistere sound van hun oudere werken. Toch opent de cd nog na een kort intro met het prachtige, Oosterse en door Dead Can Dance geïnspireerde “Judas”. Het is een brug van de vorige plaat naar de nieuwe, maar verraadt (ja het heet niet voor niets “Judas”) al een ander pad van de band. Ze brengen hierna namelijk een kruisbestuiving van onder meer new wave, cold wave, elektronische muziek, neoklassiek, post-rock en vroege jaren 70 en 80 folk, gemixt met hun eerdere werken. Je kunt dan ook gerust stellen dat dit het meest omvattende totaalwerk is geworden van de groep; een optelsom van al hun muziek plus nog veel meer. Muziek die een voortbrengsel is van alles wat ooit op 4ad, Korova en Factory is groot geworden, maar dan in een modern jasje gestoken. Glen’s kenmerkende donkere, lijzige zang wordt hier mooi afgewisseld met die van Angèle en Josh. De titel van het album heeft wel wat eindigs in zich, maar er spreekt ook wel berusting en hoop uit. Het allerbelangrijkste is wel dat ze je weten in te pakken met een uiterst gevarieerd en toch coherent geluid. Je hoort de melancholische wave en elektronica van New Order, de soulvolle hooks van AR Kane, de desolate pracht van Richard Skelton, de landerige desolaatheid van Hood, de droompop van Klima, het essentiële en romantische minimalisme van Talk Talk, het bevreemdende avant-gardistische van The The en de surrealistische totaalbeleving van supergroep This Mortal Coil. Elk nummer is anders en past toch als perfect puzzelstukje in het geheel. Het is verrassend, duister en onbeschrijflijk mooi. Ook al is 11 het gekkengetal, het is hun magnum opus geworden. Een broeierig meesterwerk.
Luister Online bij Soundcloud:
Jar Of Echoes / The Slightest Of Threads / Judas / Sings Something
04. Matt Elliott – The Broken Man
[cd, Ici D’Ailleurs/Konkurrent]
Matt Elliott draait ook al een kleine 20 jaar mee in de muziekindustrie van Bristol. Hij start in 1993 namelijk als gast bij Flying Saucer Attack, waar ook Richard Amp te vinden is. In diens band AMP geeft hij daarna tevens acte de presènce, net als bij stadsgenoten Movietone, Crescent en Foehn, alvorens hij zijn schitterende The Third Eye Foundation start. Hiermee maakt hij vervolgens spookachtige en uiterst melancholische muziek vol samples en noisegitaren, die het midden houdt tussen shoegaze, trip hop, noise en experimentele muziek. Van 1996 tot 2001 maakt hij vijf albums, een remixplaat en diverse singles en epees. Los hiervan komt hij in 2004 nog met een DJ plaat in de Oumupo-serie, maar ondertussen is hij dan al onder zijn eigen naam verder gegaan, waarmee hij eveneens vijf prachtig duistere albums maakt. Hij is meer songgericht te werk gegaan en gebruikt zijn vroegere samplekunsten nu vooral om zijn liedjes kracht bij te zetten. Met de eerste The Mess We Made uit 2003 is het meteen raak. Spookachtige melodieën, klassieke elementen en folk-achtige, duistere songs. Daarna houdt hij deze succesformule vast en begint hij aan een trilogie, waarvan de eerste twee delen Drinking Songs (2005) en Failing Songs (2006) weer van een buitengewone schoonheid zijn. Het slotstuk is Howling Songs (2008). Deze mag er wederom wezen en bevat weer die onaardse atmosfeer, zoals alleen Matt die kan creëren. Het grote verschil is dat hij nu in de overwegend lange nummers ook behoorlijk hard kan uithalen. Voor de rest zijn het zacht gezongen prachtliedjes met akoestische gitaar en melancholische strijkers. En dat je van een drieluik ook een vierluik kan maken bewijst hij met Failed Songs (2009), waarop de nummers staan die buiten de boot zijn gevallen. Het levert hoe dan ook weer een verdienstelijk album op. In datzelfde jaar maakt Matt ook deel uit van de supergroep This Immortal Coil, een Coil tribute groep met een knipoog naar This Mortal Coil waarin ook DAAU, Yann Tiersen en Sylvain Chauveau een grote rol spelen. In 2010 verschijnt geheel onverwacht weer een album van The Third Eye Foundation, die uiteindelijk niet het niveau heeft van de jaren 90. Nu is Matt Elliott onder zijn eigen naam terug met The Broken Man. De titel doet al vermoeden dat dit geen vrolijk album is, maar waarschijnlijk wel één vol de bijbehorende muzikale pracht. Matt laat zich van zijn meest kwetsbare kant zien, klinkt als een gebroken man en brengt op bevlogen wijze zijn bijzondere songs. Hij slaat hier als het ware een brug tussen zijn oude project en zijn trilogie. Je hoort veel akoestisch gitaargetokkel, dat bij tijd en wijlen overgaat in prachtige koren, orkestraties en de betere spookachtige geluiden van weleer. De muziek houdt het midden tussen Europese folk (Spaans, Portugees), singer-songwritermuziek, klassiek, samplemuziek en post-rock. Hij wordt bijgestaan door Chris Cole (contrabas, viool, klarinet, percussie, tuba, kemenche), Anil Fraslan (cello), Katia Labèque (piano) en niemand minder dan Yann Tiersen (productie). De cd kent eigenlijk 3 sleutelnummers, te weten de openingstrack “Oh How We Fell”, de derde song “Dust Flesh And Bones” en de vijfde track “If Anyone Ever Tells Me That It Is Better To Have Loved And Lost Than To Have Never Loved At All I Will Stab Them In The Face”, die respectievelijk 12, 9 en 13,5 minuut duren. Hier wordt op grandioze wijze naar een climax toegespeeld die dikwijls de adem doet stokken. In de eerste bouwt hij met zijn akoestische gitaar langzaam naar een meer georkestreerd stuk toe, terwijl zijn getourmenteerde zang er mooi bij aansluit. “Dust Flesh And Bones” begint ook akoestisch, maar kent een beduidend lagere zang die indruk weet te maken. Het nummer is uiterst melancholisch en op het moment dat de strijkers aanzwellen en Matt zingt “this is how it feels to be alone”, gaat het door merg en been. Het eindigt in een spookachtig, licht noisy Third Eye Foundation nummer met koorzang en al. De track met de onvriendelijke en vooral lange titel is vooral rustiek en haast klassiek. Rond het prachtige pianowerk van Labèque drapeert Matt zijn stemmige zang, instrumentaties en samples. Het is van een ontroerende schoonheid. De vier overige, kortere nummers zijn nou niet bepaald luchtiger, maar ze geven toch even ruimte op adem te komen na die 3 overweldigende tracks vol emotionele precisiebombardementen. De cd sluit psychedelisch, haast delirant af met “The Pain That’s Yet To Come”. Dat belooft wat voor de toekomst! Matt Elliott toont aan dat hij nog genoeg in het vat heeft zitten om nog jaren door te kunnen. The Broken Man is een duister maar verbluffend mooi album geworden. Deze zie ik met gemak het einde van het jaar halen!
Waarvan acte.
Luister Online bij Bandcamp:
Dust Flesh And Bones
05. Mount Eerie – Clear Moon / Ocean Roar
[2cd, 7 E.P./PW Elverum And Sun]
Eerder dit jaar verschijnen op vinyl al de twee nieuwe Mount Eerie albums Clear Moon en Ocean Roar. En wat ik zo via bandcamp heb kunnen horen behoren beide tot het beste werken van Phil Elverum, dat terwijl ik zijn muziek van zijn cd’s Lost Wisdom (2008) en Wind’s Poem (2009) al heel hoog heb zitten; en ook het album Mount Eerie (2003) van zijn vorige incarnatie The Microphones trouwens. Zoals de titels van de nieuwe werken als doen vermoeden is de eerste bijna sereen en de tweede van een grimmige, grommende duisternis; zelfs aan de letters op de hoezen valt dat al af te lezen. Maar beide weten je volslagen aan de grond te nagelen dan wel omver te blazen. Clear Moon sluit zeker in het begin meer aan op zijn vorige werken. Er hangt nog wel een lo-fi-achtige sfeer in het begin, totdat de synthesizers en gitaren je met zachte hand omver duwen. Ondanks dat de muziek hier grootse vormen aan kan nemen en donkere wolken zich samen pakken, blijft de overrompelende schoonheid op milde wijze overeind. Op een merkwaardige wijze doet de muziek me denken aan een mix van This Mortal Coil, The Beautiful Schizophonic en Blueneck. Dat komt zeker door het etherische karakter van veel stukken, wat helemaal sterk wordt als er vrouwelijke zang naast die van Phil opduikt. Phil zelf schept zeker met zijn zang een droefgeestige atmosfeer. Het album weet je hoe dan ook op te slokken, mee te zuigen en pas na ruim 41 minuten verdwaasd uit te spugen. Ocean Roar begint daarentegen op een Swans-achtige wijze met een monsterlijk maar imponerend geluid. Naarmate het album vordert komen er ook psychedelische elementen (fluiten) langs, maar tevens verpletterende noise en snoeiharde metalachtige stukken. De woelige oceaan komt pas in de één na laatste track weer even tot rust met een fraaie lo-fi song. Tot slot slaan de golven weer snoeihard neer en eindigt het waar het begon: met een indrukwekkend geluid. Een shock and awe gevoel. Beide cd’s heb ik nu al een keer of 3 gedraaid. Verslavend goed gewoon. Een monumentale dubbelslag!
06. Glissando – The World Without Us
[cd, Gizeh]
Het prachtige album With Our Arms Wide Open We March Towards The Burning Sea (2008) van het duo Glissando bestaande uit Elly May Irving (zang, piano) en Richard Knox (zang, gitaar, orgel, drones, veldopnames, piano, drums), ook in The Rustle Of The Stars, slaat in als een bom door de grote hoeveelheid schoonheid per vierkante seconde. In 2010 brengen ze de single The Long Lost/ Of Silence uit, waarop 2 nummers staan die je helemaal naar adem doen happen. Hun mix van ambient, post-rock, experimenten en neoklassiek samen met de etherische zang van Elly en de meer aardse van Richard blijkt een gouden combinatie. Beide nummers zijn in iets gewijzigde vorm nu terug te vinden op hun nieuwe cd The World Without Us, samen met 6 andere composities. De heerlijk droefgeestige en langzaam voortschrijdende songs worden extra kracht bijgezet door de vele gasten, onder wie Angela Chan (cello, viool, klokkenspel, erhu), Lidwine (zang, harp), Aaron Martin (cello, gestreken banjo, schaal) en Rustle Of The Stars-maatje, Farewell Poetry- en Le Réveil Des Tropiques-lid Frédéric D Oberland (orgel, harmonium, bells, rhodes). Ze creëren van die ontroerende schoonheid die bijna pijn doet. Een regelrechte aanrader voor de jaarlijstjes!
Laat ik vooral mezelf daaraan houden….
07. Mi And L’Au – If Beauty Is A Crime
[cd, Alter K/ Important]
Het merkwaardige muziekkoppel Mi And L’Au is terug. Mira is een Fins ex-model en Laurent een Franse soundtrackmaker. Ze zijn jaren geleden als een blok voor elkaar gevallen in Parijs en uiteindelijk verhuisd naar een blokhut in Finland. Van daaruit zijn ze muziek gaan maken, wat in 2005 op hun gelijknamige debuut tot mysterieuze folk en singer-songwritermuziek heeft geleid met indie, avant-garde en lo-fi invloeden. In 2008 brengen ze in eigen beheer een hoorspel uit en een jaar later komen ze met hun volwaardige tweede album. Hierop trekken ze de lijn van hun debuut door, maar worden hier ondersteund door vele gasten op piano, violen, sax, klarinet, fluit, trombone, trompet en harp. Daardoor krijgt de muziek ook wel een klassiek tintje mee. Verder zijn het gewoon heerlijk weemoedige songs met continu kippenvelmomenten, waarbij ze afwisselend zingen. Niet alleen in het echte leven is er chemie, ook op plaat is er pure chemie en vooral magie. Dat is ook op hun derde album If Beauty Is A Crime goed te horen. Nieuw is dat ze nu een elektronische weg bewandelen. Weg van de akoestische, klassieke instrumenten. Hun geluid is nu kaal, maar ontzettend effectief. De schoonheid en melancholie die altijd al in hun muziek besloten lag komt nu alleen meer bovendrijven. En de heerlijk stemmige zang en samenzang is nog altijd intact. Een album vol magie en criminele schoonheid!
08. Andrea Schroeder – Blackbird
[cd, Glitterhouse]
De Duitse zangeres/dichteres Andrea Schroeder brengt poëtische songs, die er door haar verpletterende stem behoorlijk inhakken. Haar debuutBlackbird is een hommage aan de vogels en de schoonheid van het leven. Als je haar licht gedrogeerde stem hoort moet je wisselend denken aan Nico, Anita Lane, Thalia Zedek, Patti Smith en Marianne Faithfull. Muzikaal gezien houdt ze het midden tussen Nick Cave, The Walkabouts, de latere Einstürzende Neubauten en de Tindersticks. Alles is omgeven door een duister randje, maar de arrangementen zijn mede door de inbreng van de strijkers van het Prague Metropolitan Symphony Orcherstra veelal goed doorwaadbaar. Andere gasten zijn onder meer Chris Eckman (The Walkabouts, Chris & Carla, Dirt Music) en “Made To Measure”- en soundtrackartiest Richard Horowitz (de link met hem heeft mij ook naar Andrea geleid). Het is een prachtig bezwerende mix van kamermuziek, rock, poëzie, emo, avant-rock, Americana en avant-garde. Een overrompelend debuut!
09. Blackie & The Oohoos – Songs For Two Sisters
[cd, Unday/N.E.W.S.]
Twee jaar geleden debuteert het Belgische Blackie & The Oohoos met hun sensationele, gelijknamige debuut dat ook meteen mijn nummer één wordt van 2010. Het is de groep rond de zussen Loesje (zang, accordeon, casio, kippenei) en Martha Maieu (zang, kippenei, korg, klokkenspel, ukelele, zingende zaag), die zo uit de geniale “Twin Peaks”-serie van David Lynch weggelopen lijken. Hun muziek past ook enigszins daarbij, want deze bevat lieflijke en dromerige klanken maar heeft ook altijd iets duisters, onwerkelijks, mysterieus en spannends. Het is tegelijk warm en onderkoeld. Ze komen met hun betoverende geluid dan ergens tussen droompop, wave, dark cabaret, blues, jazz en spooky folk uit. Een sterke troef is de zang, want ze hebben een heuse sopraanstem in huis en weten dikwijls prachtig harmonieus en engelachtig samen te zingen. De rest van de band bestaat uit Laurens Duerinck (elektrische gitaar, bas, effecten), Milan Warmoeskerken (gitaar, bas, casio) en Rueben Pensaert (drums). De zussen maken hiernaast ook deel uit van de eveneens geweldige Belgische band Flying Horseman, waarvan eerder dit jaar de prachtige cd Twist is verschenen. Ik heb beide samen zien optreden en live wordt de magie alleen nog maar groter.
Zeer verheugd ben ik nu dan ook met het feit dat er eindelijk een tweede album op de mat ploft. Deze Songs For Two Sisters is duidelijk een vervolg, maar ook wel heel anders dan het debuut. Ten eerste is de line-up gewijzigd. Naast Loesje en Martha is het in feite heel Flying Horseman op zanger Bert Dockx na, aangevuld met Die Anarchistische Abendunterhaltung contrabassist Hannes D’Hoine (ook W. Victor, This Immortal Coil). Verder dus Alfredo Bravo (drums) en Milan Warmoeskerken (gitaar, bas). De muziek begint meteen al ijzersterk met de titeltrack, die een broeierig, mysterieus en licht psychedelisch geluid laat horen. Het is in feite een vrouwelijke en mystiekere variant op Flying Horseman, waarbij de schoonheid schittert door de sobere omlijsting. De toon is gezet, want ook hierna leggen ze een meer ingetogen geluid aan de dag. Hierbij blijft het vocale vuurwerk van het debuut overeind, alleen is het nu meer magisch siervuurwerk in plaats van de sprankelende knallers van weleer. Ik houd ervan als een band zich ontwikkelt en zich niet gemakzuchtig aan hun eigen succesformule vergrijpt. Blackie & The Oohoos stelt wat dat betreft op geen enkel punt teleur. De composities zijn hier duisterder, ingetogener, intiemer en eigenlijk nog een tandje beter dan het debuut, mede door de sterke begeleiding. De verrassing die ze op hun debuut brengen is natuurlijk weg, maar er komt gewoon zoveel moois voor terug dat het je toch opnieuw weet te verbazen. Nieuw in het geluid zijn bijvoorbeeld de filmische en psychedelische elementen, met orgeltjes en al, waarbij dat laatste element helemaal fraai onderstreept wordt in hun Velvet Underground cover van “Chelsea Girls”. Verder brengen ze ook meer experimenten, maar gieten die wel in popgetinte mallen. Maar dan wel de pop die bijvoorbeeld een Beth Gibbons brengt, met lekkere baspartijen van bijvoorbeeld The Cure. Tel daarbij nog de cold wave van Warpaint en The xx, de spooky folk van Marissa Nadler, de avant-pop van Dez Mona, de elegantie van Kate Bush, de droompop van Mazzy Star, de David Lynch-achtige atmosferen en de bevreemdende muziek van Misophone bij op en je krijgt enigszins een idee van het innemende prachtgeluid van de band. Na de droomstart van de band brengen ze nu gewoon de gedroomde opvolger. Een magisch unicum!
10. Soulsavers – The Light The Dead See
[cd, V2]
Het producersduo Rich Machin en Ian Glover ofwel Soulsavers is terug met hun vierde schijf The Light The Dead See. Net zoals op de vorige twee cd’s schakelen ze een hoop gasten in om hun eigenzinnige muziek te fabriceren. Vorige keer is Mark Lanegan de eregast. Ditmaal is het Dave Gahan (Depeche Mode) die vrijwel het hele album voorziet van zijn prachtige, diepe, emotioneel geladen zang. De groep wijkt ook af van hun mix van elektronica, rock, soul, trip-hop en indierock. Die elementen zijn er op de achtergrond, want het merendeel van de tracks is nu prachtig georkestreerd door Daniele Luppi in samenwerking met het Sonus Quartet en andere strijkers. Tevens te gast zijn Dustin O’Halloran, Mark Lanegan, Ed Harcourt en nog vele anderen. Het is denk ik hun mooiste album tot nu toe geworden, die tevens het beste past bij de bandnaam. Waanzinnig mooi!
11. Olan Mill – Paths
[cd, Facture]
Stars Of The Lid en A Winged Victory For The Sullen fans opgelet! Het komt niet vaak voor dat ik een cd lang aan de grond genageld ben, maar bij deze nieuwe cd Paths van Olan Mill is dat meteen het geval. Na het ook al prachtige Pine komt het duo Alex Smalley en Svitlana Samoylenko nu met hun tweede album. Deze is in een gelimiteerde oplage van 50 cd’s, 300 lp+cd’s en in grotere oplage als losse lp verschenen, waarbij het merendeel voorzien is van geparfumeerd papier, een A2 poster en een gelimiteerde print. In feite is het onvoorstelbaar dat dit een duo is en niet een heel orkest, want het geluid is vol en overweldigend. Alleen in de meer pianogerichte stukken hoor je even de intimiteit van het duo er in terug. Voor de rest is het een droefgeestig, aangrijpend en bovenal verpletterend mooi meesterwerk vol duistere neoklassiek geworden. Luister onder de koptelefoon alleen al naar “Amber Balanced”. Jaarlijstjesmateriaal!
En niets is daaraan veranderd in de tussentijd. Ik heb nog even getwijfeld tussen deze en opvolger Home van vlak erna, maar de impact van dit album is het grootst. Ook labelgenoot Christoph Berg is van een dergelijk kaliber, maar uiteindelijk bepaal je toch door de genoemde wijzen van reductie wat het beste van de rest onderscheid. Vlak de andere twee overigens niet uit, maar laaf je vooral aan het prachtige goed van dit album.
12. I Like Trains – The Shallows
[cd, I Like Records/Bertus]
Het is toch wat met al die bands die de schrijfwijze van hun naam steeds wijzigen, met of zonder “The”, aan elkaar of los of een uitroepteken ineens op een andere plek en ga zo maar door. Het leidt af van hetgeen waar het echt om gaat, namelijk de muziek. De Britse sensatie van de laatste paar jaar, want zo mogen ze toch onderhand wel genoemd worden, hanteert sinds hun vorige cd He Who Saw The Deep (2010) I Like Trains en verlaten de veel leuker geschreven variant iLiKETRAiNS. Maar zoals ik zelf al aangaf, het gaat om de muziek. Sinds de nieuwe schrijfwijze hebben ze hun koers wel iets gewijzigd. Van hun duistere library rock met post-rock en wave elementen, die het gat tussen Mogwai, Joy Division en Sigur Rós ergens dicht, zijn ze naar een iets luchtiger sound overgeschakeld. Dat rechtvaardigt de spatiëring in hun bandnaam ook wel. Daarnaast brengen ze alles nu in eigen beheer uit, waardoor de vrijheid blijft om te doen en laten wat ze zelf willen. Toch zijn de donkere thema’s en uiteraard David Martin’s loodzware zang gebleven. Het levert na Elegies To Lessons Learnt hun tweede prachtplaat op rij op; het 3 kwartier durende en 7 nummers tellende ijzersterke debuut Progress Reform is de boeken ingegaan als mini cd, maar die hoort eigenlijk gewoon in de succesreeks thuis. Vorig jaar brengt de groep de verzamelaar This Skin Full Of Bones uit, waarop een aantal singles staan die enkel op vinyl uitgebracht zijn plus live sessies en een dvd. Nu is er dan echt weer een heus nieuw werk The Shallows, die overigens met 9 nummers net over de 41 minuten klokt. Je moet even wennen aan wat ze hier voorschotelen, aangezien ze behoorlijk meer elektronica in de strijd gooien en daarmee ook openen. Drummer Simon Fogal heeft me jaren geleden al eens verteld dat ze al veel met elektronica aan het stoeien zijn en daar ooit iets mee gaan doen. Wel, dat is nu een feit. David Martin is nog altijd gewapend met zijn fantastisch donkerbruine herfststem en gitaar en Simon nog steeds met drums. Gitarist Guy Bannister en bassist Alistair Bowis, die ook voor de achtergrondzang zorgen, zijn nu echter ook dikwijls achter de synthesizer te vinden. Daarmee klinken ze iets lichtvoetiger dan voorheen maar absoluut nooit vrolijk. Gelukkig maar, want die duistere sound past bij ze. Al snel wordt je in deze nieuwe sound meegezogen, mede door die heerlijke zang en intrigerende, duistere teksten. Ze zijn ondertussen ook het voorprogramma geweest van The Editors en het door hun zeer gewaardeerde Sisters Of Mercy. Daar passen ze met hun huidige sound ook prima tussen. Toch houden ze, zij het op meer elektronische wijze, vast aan hun unieke hybride van post-rock en wave, maar laten ze tevens meer popinvloeden toe. Dit laatste zonder een knieval voor de commercie te maken. Het valt eigenlijk alleen maar te prijzen dat ze binnen de donker getekende grenslijnen hun geluid blijven evolueren. Hoe vaker je dit album draait des te meer het onder je huid kruipt en des te beter het wordt. De elektronica voegen eigenlijk alleen maar een extra dimensie toe aan hun toch al rijke geluid. Muziek om kippenvel van te krijgen, muziek om melancholisch van te worden en muziek om heerlijk bij weg te dromen. Blueneck, Her Name Is Calla, Redjetson, Interpol en al de andere genoemde bands dienen ter referentie, maar I Like Trains heeft een geheel eigen identiteit en is eerder een voorbeeld voor anderen geworden. Een fantastische band en evenzo album die emotionele pracht, intelligentie en ijzersterke muziek aaneen weet te lassen. Subliem!
Na verloop van tijd merkte ik wel dat ik de oude sound met meer gitaar prefereer. Vandaar deze lagere plaatsing. Neemt niet weg dat de band een zeer interessante weg is ingeslagen.
Luister Online bij Bandcamp:
The Shallows (album)
13. 2:54 – 2:54
[cd, Fiction]
De groep 2:54 uit Londen, overigens vernoemd naar een nummer van de Melvins, bestaat uit de zusjes Hannah (gitaar) en Colette Thurlow (zang, gitaar) en worden op hun gelijknamige debuut aangevuld met Alex Robins (drums) en Joel Porter (bas). De productie en mix zijn in goede handen bij respectievelijk Rob Ellis (Spleen, PJ Harvey) en Alan Moulder (Depeche Mode, Nine Inch Nails, Lush, Blonde Redhead, Smashing Pumpkins, enz). Ze brengen een donkere, melancholische mix van cool wave, shoegaze, new wave, droompop en gitaarrock. Dromerige, droefgeestige zang op een bedje van lekkere beukende bas- en gitaren. Het haalt het beste naar boven van Lush, The xx, Warpaint, The Cure, Cocteau Twins en Exitmusic. Een geluid waar ik verzot op ben dus. Je kunt best horen dat er nog meer in het vat zit, maar dit is zonder meer een geweldig debuut.
Eentje die me bij is gebleven en behoorlijk gegroeid is.
14. Dead Can Dance – Anastasis
[cd, DCD/PIAS]
Lisa Gerrard is naast soloartieste inmiddels ook een ervaren soundtrack componiste en heeft al vele albums uitgebracht. Brendan Perry heeft inmiddels 2 soloplaten uitgebracht. Tot de aankondiging eerder dit jaar leek het er dan ook niet op dat ze als Dead Can Dance weer een album zouden maken, maar nu is dat na 16 jaar toch een heugelijk feit geworden. Dead Can Dance is voor mij een sleutelband geweest, die zowel deuren naar de new wave, etherische muziek als wereldmuziek heeft ontsloten; een brug tussen Joy Division en Le Mystère Des Voix Bulgares. Ik houd van het geluid van hun muziek, die balanceert tussen wereldmuziek, middeleeuwse muziek, wave en pop. Daarnaast mogen de stemmen van zowel Lisa als Brendan ingelijst worden. Verwacht ik van dit nieuwe album iets nieuws? Nee, helemaal niet eigenlijk. Het is vooral verrassend dat ze gewoon nog klinken als Dead Can Dance. Het nieuwe album is van begin tot eind bijzonder mooi en zeer strak geproduceerd. Het is beter dan hun laatste cd Spiritchaser uit 1996 en voor de rest is het ouderwets genieten, zonder de mystieke kippenvelervaring van vroeger. Voor de fans een mooie aanvulling en voor degene die hen nog niet kennen misschien zelfs wel weer een verrassing tussen het hedendaagse aanbod.
Ook dit album is in de loop van het jaar enorm gegroeid en een grote favoriet geworden.
Luister Online:
Anastasis (album)
15. Breathless – Green To Blue
[2cd, Tenor Vossa/Konkurrent]
Je hebt van die stemmen die dwars door alle tijden heen echoën. Stemmen die zo volslagen uniek en tijdloos zijn dat het moeilijk is er niet van te houden. Als ik kijk naar de mannelijke stemmen zijn dat bijvoorbeeld Brendan Perry, Gordon Sharp en niet in de laatste plaats Dominic Appleton, die alle 3 niet toevallig acte de presènce geven bij This Mortal Coil. Dat project van de toenmalige 4ad-baas Ivo Watts-Russell draait namelijk om fraaie stemmen en hij heeft er, zo is gebleken, een feilloos oor voor. Appleton houdt er al sinds 1984 de band Breathless op na, waarmee hij zichzelf in de kijker speelt. De groep opereert toch altijd een beetje in de schaduw van de Cocteau Twins en het eerder genoemde This Mortal Coil. Geen idee waarom eigenlijk, misschien door het eigen kleine onafhankelijke Tenor Vossa label waar ze alles steevast op uit blijven geven, want hun platen zijn van een constant hoog niveau. Ze zijn één van de grondleggers van de shoegaze, droompop en spacerock, maar omarmen ook new wave. Van hun eerste langspeler The Glass Bead Game (1986) tot hun laatste, zesde Behind The Light (2003), los van de 11 singles en epees, is er wel één en ander veranderd. Maar ook weer niet zo gek veel, want ze blijven altijd de meesters van de melancholie. De muziek is hoogstens wat minder new wave en meer rock georiënteerd en steeds weer een stapje beter. Doordat ze minder vaak een album uitbrengen, wellicht mede doordat ze met hun Tenor Vossa label dan wel TV Records ook releass van klasse artiesten als Moly, Scenic, Tenebrous Liar, …Bender, Richard Warren, Laymar, Beat Milk Jugs en Your Black Star het licht laten zien, is elke nieuwe uitgave van de band zelf telkens weer een sensatie.
Na 9 jaar is het dan zover en verschijnt de dubbel cd Green To Blue. De line-up bestaat hier naast Dominic Appleton (zang, keyboards) uit Gary Mundy (gitaar, zang), Ari Neufeld (bas, ebow, gitaar) en Tristram Latimer Sayer (drums, percussie), ofwel de samenstelling van de band in de beginjaren. Dat is na al die tijd best een uniek gegeven. Ze presenteren hier 11 nieuwe nummers, waarvan er 3 door de geweldige artiest/producer Kramer gemixt zijn. De muziek omwikkelt je meteen als een warme, vertrouwde deken met herfstig dromerige pracht die een mengelmoes is van droompop, wave en gitaarambient. Het is overigens wel helemaal bij de tijd en geen herhaling van zetten, al zou je dat bij zoveel schoonheid ook eigenlijk niets uitmaken. Daarbij doen ze denken aan de muziek van Robin Guthrie, Yellow6, Dif Juz, Brian Eno en Harold Budd. Maar ze brengen naarmate het album vordert ook pschedelische elementen die richting Pink Floyd en Porcupine Tree koersen, Joy Division– en For Against-achtige wave elementen, de etherische pop van Ben Christophers en Brett Anderson en de postrock van Moly. Alles is doordrenkt van de droefgeestigheid en bitterzoete atmosferen, die veel aan de verbeelding overlaten. De zang van Dominic heeft in al die jaren niet aan kracht ingeboet en weet je nog steeds aan de grond te nagelen. Op de tweede schijf leggen ze een iets helderder en meer symfonisch geluid aan de dag, maar het vormt in feite een vervolg op de eerste cd. Je hoort daarop in “Just For Today” ook 4ad-zangeres Heidi Berry nog op de achtergrond meezingen. Ze zijn in feite de laatst overgebleven 4ad-band van de oude stempel, zonder ooit op dat label terecht te zijn gekomen. Breathless is vooral schatplichtig aan zichzelf en een wonderschoon en goed bewaard geheim voor het grote publiek. De grote onbekende, die het verdiend gehoord te worden. Een prachtig en overrompelend album!
16. Jessica Bailiff – At The Down-Turned Jagged Rim Of The Sky
[cd, Kranky/Konkurrent]
Zo, een nieuwe van Jessica Bailiff heb ik toch even niet aan zien komen. Dit mede ingegeven doordat haar laatste cd op het immer prestigieuze Kranky alweer uit 2006 stamt. Nu laten wel meer artiesten jaren niets van zich horen, maar ze verdwijnt wat meer naar de achtergrond en brengt op kleine, sympathieke labels als Morc en Distant Noise vooral nog wat mini’s en een verzamelaar met oud materiaal uit. Dat zou je kunnen uitleggen als een langzaam afscheid. Maar niets is minder waar, want ineens is de nieuwe cd At The Down-Turned Jagged Rim Of The Sky, haar vijfde sinds 1998, dan toch gewoon een feit. Bailiff is een eigenzinnige en bijzondere tante, die muziek maakt die dikwijls ter referentie dient. Ze fabriceert doorgaans mistige post-rock en softnoise met bedwelmende zang, gehuld in een mysterieuze nevel. Daarnaast vindt haar terug in diverse zeer interessante projecten, zoals Clear Horizon (met David “Flying Saucer Attack” Pearce), Northern Song Dynasty (met Jesse Edwards) en Eau Claire (met Rachel Goldstar). Tevens werkt ze samen met de Dithering Effect, Low, Rivulets, Elegy Radio Ensemble, Red Morning Chorus, Vlor, Odd Nosdam en in 2008 ook met de geweldige zangeres Annelies Monseré. Vorig jaar brengt ze met het ambient/drone collectief Syrinx nog een cd-r uit, maar die heeft mij en vele anderen nooit bereikt. Voor haar nieuwe album heeft ze alle nummers geschreven terwijl ze vijf weken als live bandlid met Boduf Songs is meegereisd. Of dat haar muzikale horizon veranderd heeft of de vele jaren die verstreken zijn weet ik niet, maar het is klip en klaar dat haar sound gewijzigd is. Haar opiumachtige stemgeluid is gebleven, maar klinkt zelfverzekerder en luider. Datzelfde geldt eigenlijk voor haar muziek. Daar waar het eerst enkel post-rock en softnoise is, hoor je nu ook met enige regelmaat een meer metalig, harder geluid en tevens shoegaze-elementen. De muziek is rauwer, spontaner en meer direct; alsof ze uit haar schulp is gekropen en alle schroom heeft afgeworpen. Toch blijft die mysterieuze factor en haar geweldige stem van weleer fier overeind. Er is gewoon een frisse, herboren Bailiff opgestaan; dit los van het feit dat ik de oude cd’s koester en hoog heb zitten. Misschien heeft ook de productie van Odd Nosdam wel een duit in het zakje gedaan. Met zang, gitaar, percussie, orgel, strijkinstrumenten en elektronica weet ze hier een prettig psychedelische, mysterieuze sfeer neer te zetten die je genadeloos weet te grijpen. Soms hard en dikwijls ook uiterst subtiel. Jessica Bailiff is en blijft een unicum en geeft weer een geheel eigen invulling aan schoonheid. IJzersterke comeback!
17. Mary & Me – We Go Round
[2cd, Pikebole Records/Bertus]
Het is eerder ter sprake gekomen, maar onze zuiderburen hebben een ijzersterke reputatie als het gaat om het voortbrengen van klasse acts. En er zitten groepen tussen die daar nog eens boven uitstijgen, hetzij door hun kwaliteit of hun niet te categoriseren originele sound. Een band die een beetje van beide heeft is het Gentse duo Mary & Me. De groep wordt gevormd door multi-instrumentalist Pieter-Jan De Waele (drums, percussie, bas, gitaar, tweede stem) en zangeres Elke Andreas Boon (drums, percussie, piano-, viool-, cello- en sample-programmeringen). Ze debuteren in 2010 met Songs For Johnny, uitgebracht op het eigen Pikebole records. Ze maken waanzinnig mooie popmuziek, die alleen nooit helemaal popmuziek wordt doordat ze vele elementen van andere genres in hun geluid absorberen. Het is luchtig en lieflijk, maar tegelijkertijd ook huiveringwekkend en duister. Toch weten ze daar een beklijvend geluid uit te laten rollen. Nu is er dan het tweede album We Go Round, dat tevens de titel is van hun single. Hier gaan ze gewoon een grote stap verder en presenteren een nóg beter album waarop ze nog steeds een ambivalent geluid aan de dag leggen. Eén van de in het gehoor springende factoren is toch wel die karakteristieke stem van Elke, die zowel zwoel en bitterzoet kan zijn, maar ook fel en een tikje duister. Een zuchtmeisje in een David Lynch-achtige setting of zoiets. Hoewel ik mijn vinger er net niet helemaal op kan leggen laveert ze qua sound tussen Kim Deal, PJ Harvey, Nico en Sinéad O’Connor, zij het dat ze er ook nog eigenzinnige stembuigingen op nahoudt. Een andere sterke factor is de originele invulling van het instrumentarium, dat niet alleen opvalt door de gebruikte instrumenten maar ook de goede wijze waarop ze ingezet worden. De muziek op deze nieuwe schijf bevat meer galm en diepgang en tevens betere samenzang. Ze worden ondersteund door een heuse band bestaande uit Dries Nauwynk (drums, percussie), Jelle Van Lysebettens (bas) en nog een aantal gasten op viool, cello, trombone, trompet en altsax. Ze brengen hun broeierige mix van akoestische, (geluiden van) klassieke en elektrische instrumenten weer op uitstekende, uitgebalanceerde wijze in stelling om daarmee hun popachtige songs ten gehore te brengen. Freakpop is misschien wel een beter woord, want er komt van alles langs waardoor het bevreemdend, ongrijpbaar en toch uiterst pakkend wordt. Zo hoor je elementen van onder andere gothic, psychedelica, freakfolk, chansons, avant-garde, wave en post-rock. Luister wat dat laatste betreft maar eens naar de gitaar/basklanken in “New Song” en je hoort Three Mile Pilot of Pinback erin terug, hoewel de zang en de rest van de muziek daar weer helemaal niet aan doet denken. Een nummer later dreunen de bassen alweer als in een The Cure song, terwijl de strijkers de muziek juist een andere kant opduwen. Denk naast de genoemde bands ook aan invloeden als CocoRosie, The Breeders, The Velvet Underground, Lali Puna, Nouvelle Vague, Blackie & The Oohoos en Pain Teens. De twee kneden al die invloeden en genres tot een totaal unieke, veelal mysterieus geluid dat altijd een vorm van schoonheid bezit. De ene keer fel of duister en op andere momenten, zoals in “Drinks On Me” en “Daylight”, gewoonweg ontroerend mooi. Als extra zit er het schijfje On Tourne En Rond, waarop 5 songs van het album in het Frans gezongen worden. Ook dat past erg goed. Alles bij elkaar opgeteld is dit een album van ongekende klasse geworden. Een absolute aanrader, ook voor de jaarlijstjes!
(live uitvoering)
18. Dark Dark Dark – Who Needs Who
[cd, Melodic/Konkurrent]
Vorig jaar verschijnt het geweldige tweede album Wild Go van het zeskoppige collectief Dark Dark Dark uit Minneapolis, dat aan deze kant van de oceaan de epee Bright Bright Bright erbij gestoken krijgt. De groep rond de oorstrelende en innemende zangeres Nona Marie Invie richt de band al in 2006 op met Marshall LaCount (banjo, piano, klarinet, zang), die tot ergens in 2011 ook haar levensgezel is. In 2008 debuteren ze met The Snow Magic, wat ook al een niet mis te verstane plaat is. Je begrijpt, de verwachtingen zijn torenhoog bij deze nieuwe cd Who Needs Who. Maar alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, klinkt ook deze meteen fantastisch. Nona, die tevens te horen is op de accordeon en de veel aanwezige piano, wordt hier naast Marshall LaCount (banjo, piano, klarinet, zang) vergezeld door 4 andere muzikanten op accordeon, piano, trompet, cello, gitaar, bas en percussie. Allen dragen hun steentje bij aan de koorzang, die meermaals voor schitterende, kippenvel opwekkende harmonieën zorgt. Nona zelf zit met haar prachtige stem ergens tussen Stevie Nicks (Fleetwood Mac), Dawn McCarthy (Faun Fables), Shara Worden (My Brightest Diamond) en Hope Sandoval in. Ze bezit een galm en een snik in haar zang, die je genadeloos grijpt. En als dat niet voldoende is, dan pakt het koor je wel in; of de muziek natuurlijk. De pianogestuurde muziek van de groep komt op caleidoscopische wijze ergens tussen kamermuziek, folk, dark cabaret, new weird America, pop, New Orleans jazz en tevens zigeunermuziek uit. Ondanks de omvang van de groep produceren ze een redelijk ingetogen geluid. De muziek is lekker dromerig, nachtelijk en ditmaal nog meer droefgeestig dan voorheen, wat wellicht door de eerder genoemde relatiebreuk komt (wat ook de albumtitel een andere lading geeft). En je mag mensen geen ellende toewensen, maar als het zulke prachtmuziek oplevert ga je bijna foute dingen denken. Toch is deze dynamische muziek allesbehalve om terneergeslagen van te geraken. Het bezit wel een zekere frivoliteit die zorgt dat je de moed erin houdt. Nee, dit is gewoon intens genieten van persoonlijke, ijzersterk uitgevoerde liedjes die wisselend doen denken aan Lost In The Trees, Other Lives, Timber Timbre, Beirut, Laura Marling, Tarnation en Bodies Of Water. Het is allemaal ook nog eens in een mysterieus 4ad-sfeertje gehuld, waardoor de ongelooflijke schoonheid hier nog een licht duister randje krijgt. Groots!
19. Birdt – Place For One Day
[cd, Birdt]
In 2008 leer ik voor het eerst de Eindhovense folkband Bird kennen via de nog altijd leuke compilatie Lomechanik Luisterclub (klik op de link om deze release te downloaden). Het is niet zo maar een kennismaking, maar een overrompelende doordat Bird met het daarop aanwezige nummer “False” één van de mooiste liedjes aller tijden laat horen. Ook de twee andere songs van hen daarop zijn buitengewoon fraai. Songwriter Bardt van der Dennen (gitaar, zang, piano, percussie) en Janne(-Wieke) Mansens (viool, tweede stem) zijn de hoofdverantwoordelijke voor deze pracht. Ze hebben hun naam dan overigens van Bardt al veranderd in Bird. Het genoemde nummer verschijnt in 2009 op hun in eigen beheer uitgebrachte 10” Before We Go, waar het ongekende niveau gehandhaafd blijft. De groep wordt aangevuld met Jak Peters (bas, keyboard, zang) en als ze in Duitsland zijn, willen ze met Sascha Schmitt (accordeon, casio, keytar, klokkenspel, speelgoedpiano) erbij nog wel eens als kwartet opereren. Ook in 2009 volgt de wederom in eigen beheer uitgebrachte cd Nmbr2, waarop ze gewoon doorgaan met het fabriceren van bloedstollend mooie, tijdloze en bovenal diep ontroerende singer-songwritermuziek. Bird continueert deze succesreeks in 2010 met het album Arjenballet, die weer de impact heeft van een emotionele fragmentatiebom. Een album vol tijdloze klassiekers.
Inmiddels is Bird weer veranderd in Birdt. Hiermee presenteren Bardt en Janne nu hun nieuwste werk Place For One Day. Sascha doet hier ook gewoon op het album mee en Jak is enkel nog op tweede stem te horen in de slottrack. Verder zijn het Craig Bjerring (zang, telefoonmonoloog), Reiner Krausz (bas, zang) en klasse klarinettist Gareth Davis die her en der de boel inkleuren. Ze brengen 9 songs, die voor een groot deel draaien om de innemende, breekbare zang en het gevoelige gitaarspel van Bardt en de droefgeestige vioolpartijen van Janne. Aan de ene kant is dat oprechte singer-songwritermuziek, die ergens tussen folk, Americana en altcountry uitkomt en al dan niet aangevuld worden met de stemmige inbreng van klarinet, klokkenspel en/of accordeon. Die songs zijn zonder uitzondering van een onaardse schoonheid en weten je diep te roeren, mede door hun oprechtheid en eenvoud; zachte, emotievolle mokerslagen die allemaal raak zijn. Maar er is meer, want met enige regelmaat brengen ze ook lichte experimenten met behulp van de elektronica en veldopnames. Hiermee zorgen ze voor de fijne variatie binnen al dat pure en wonderschone, dat de aandacht niet verslapt, het een mysterieus randje krijgt en dat gewoonweg nog bijzonderder wordt. Birdt weet op alle fronten te overtuigen met hun tijdloze, melancholische pracht, die een kruisbestuiving is van Timesbold, Al Stewart, Nick Drake, Boduf Songs, Sodastream, Homemade Empire en Palace Brothers. Dit is kippenvelmuziek die men tot ver over de landgrenzen moet horen en kunnen waarderen. Ongelooflijk goedt!
20. A Naifa Não Se Deitam Comigo Corações Obedientes
[cd, Antena Portuguesa]
Als je emotioneel geladen muziek uit Portugal hoort, leg je al snel de link met fado. Muziek die zo melancholisch en universeel is, dat de taal haast overbodig wordt. Het zit in de ziel van de Portugezen ingebakken. De muziek van A Naifa doet er zeker aan denken, maar is -ook naar eigen zeggen- geen fadoband. Het fado-gevoel komt vooral door het prachtig warm melancholische stemgeluid van Maria Antónia Mendes. Voor de rest bestaat de muziek uit sfeervolle elektronica, Portugese gitaar, zware baspartijen en stuwende drums. Je zou ze de de nieuwe generatie fadomakers kunnen noemen, die tegelijk modern, poppy, nostalgisch en uitdagend is. Ze maken drie prachtige albums. In 2009 lijkt het doek te vallen voor het viertal na het overlijden aan de gevolgen van kanker van bassist/toetsenist João Aguardela (1969-2009), één van de oprichters en sleutelfiguren uit de band. Maar ze komen nu na 4 jaar toch met hun vierde album. Naast Maria is alleen nog Luis Varatojo (Portugese gitaar) over van de originele bezetting. Drummer Samuel Palitos en bassiste Sandra Baptista completeren de band nu. Het klinkt nog steeds helemaal als A Naifa, maar er zijn wel wat zaken gewijzigd. Zo klinkt het allemaal veel meer droefgeestig, is het tempo omlaag gegaan en spelen de elektronica een prominente rol. Maar ook de Portugese gitaar en de innemende zang bepalen voor een groot deel het geluid. Nog steeds brengen ze een aan de fado gelieerd geluid voort, met wave, dub en pop elementen. Het is allemaal van een verbluffende schoonheid!
Luister Online:
Não Se Deitam Comigo Corações Obedientes (doorklikken aan de rechterkant voor het volgende nummer)
En de 80 andere releases in alfabetische volgorde die er heel dicht tegenaan schurken:
21. Liesa Van der Aa – Troops (Louisa’s Daughter)
22. Poppy Ackroyd – Escapement (Denovali)
23. afarOne – Lucen (Karlrecords)
24. The Alvaret Ensemble – The Alvaret Ensemble (Denovali)
25. Ana Never – Small Years (Fluttery)
26. Anoice – The Black Rain (Important)
27. Ólafur Arnalds – Another Happy Day (Erased Tapes)
28. Banabila & Machinefabriek – Banabila & Machinefabriek (Tapu/Machinefabriek)
29. Beak> – >> (Invada)
30. The Beautiful Schizophonic – Belkiss (Dynamophone)
31. Bee And Flower – Suspension (Cheap Satanism)
32. Christoph Berg – Paraphrases (Facture)
33. Bersarin Quartett – II (Denovali)
34. Burial – Street Halo / Kindred (Beat Records)
35. Sylvain Chauveau – Simple (130701/Fat Cat)
36. Crippled Black Phoenix – (Mankind) The Crafty Ape (Mascot Music/Cool Green Recordings)
37. Adrian Crowley – I See Three Birds Flying (Chemikal Underground)
38. Dakota Suite – An Almost Silent Life (Glitterhouse)
39. Debo Band – Debo Band (Next Ambiance/Sub Pop)
40. Dictaphone – Poems From A Rooftop (Sonic Pieces)
41. Bill Fay – Life Is People (Dead Oceans)
42. Flying Horseman – Twist (Unday/ N.E.W.S.)
43. Les Fragments De La Nuit – Musique De Nuit (Denovali)
44. From The Mouth Of The Sun – Woven Tide (Experimedia)
45. Giardini Di Mirò – Good Luck (City Centre Offices)
46. Godspeed You! Black Emperor – Allelujah! Don't bend! Ascend! (Constellation)
47. Flip Grater – While I’m Awake I’m At war (Vicious Circle)
48. Gravenhurst – The Ghost In Daylight (Warp)
49. Greg Haines – Digressions (Preservation)
50. Halls – Ark (No Pain In Pop)
51. Hartog – Happy Days (Hartog Eysman)
52. Anna Von Hausswolff – Ceremony (Kning Disk)
53. Heinali – Air (Fluttery)
54. Hexvessel – No Holier Temple (Svart)
55. Mark Van Hoen – The Revenant Diary (Editions Mego)
56. Homemade Empire – Defenestration (Subroutine)
57. iamamiwhoami – kin (To Whom It May Concern)
58. Innertrip – Initiate (Fluttery)
59. Eyvind Kang – Narrow Garden (Ipecac)
60. Rebekka Karijord – We Bacome Ourselves (Control Freak Kitten)
61. Kiss The Anus Of A Black Cat – Weltuntergangsstimmung (Zeal)
62. Werner Kitzmüller – Evasion (Valeot)
63. Michael Kiwanuka – Home Again (Polydor)
64. Richard Knox & Frédéric D. Oberland – The Rustle Of The Stars (Gizeh)
65. Lambchop – Mr. M (City Slang)
66. L A N D – Night Within (Important)
67. Last Harbour – Your Heart, It Carries The Sound (Little Red Rabbit)
68. Christian Löffler – A Forest (Kí)
69. Logreybeam – Perhaps… (Muri)
70. Lost In The Trees – A Church That Fits Our Needs (Anti/Trekky)
71. Memory Drawings – Music For Another Loss (2cd, Second Language)
72. Mushy – Breathless (Mannequin)
73. Neurosis – Honor Found In Decay (Neurot)
74. Olan Mill – Home (Preservation)
75. Om – Advaitic Songs (Drag City)
76. Arvo Pärt – Adam’s Lament (ECM)
77. Philippe Petit – Extraordinary Tales Of A Lemon Girl Trilogy (Aagoo)
78. Pillow – From Dusk To Dawn (City Centre Offices)
79. A Place To Bury Strangers – Worship (Dead Oceans)
80. Rajna – Babel (Rajna)
81. Salt Supply – A Lighter Weight, A Stronger Back (esc.rec)
82. Ellen Schoenaerts Kwartet – Feiten (Radical Duke Entertainment)
83. Valgeir Sigurðsson – Architecture Of Loss (Bedroom Community)
84. Snow Palms – Intervals (Village Green)
85. Soap&Skin – Narrow (Solfo)
86. The Somnambulist – Sophia Verloren (Solaris Empire/Acid Cobra Records)
87. Space Siren – Mr Wagner, Please Give Us A Call (Katzwijm/Subroutine)
88. Malka Spigel – Every Day Is Like The First Day (Swim~)
89. Andy Stott – Luxury Problems (Modern Love)
90. Swelter – Mountains For Everyone (Rough Trade)
91. John Talabot – Fin (Permanent Vacation)
92. Mark Tranmer – How Scarlet The Leaves (Vertical Features)
93. Vieo Abiungo & Peter Monro – Thunder May have Ruined The Moment (Lost Tribe Sound)
94. Visionary Hours – The Road To Basho (Preserved Sound)
95. Scott Walker – Bish Bosch (4ad)
96. Weerthof – Hoi (Weerthof)
97. Woven Hand – The Laughing Stalk (Glitterhouse)
98. The xx – Coexist (Young Turks)
99. Windy & Carl – We Will Always Be (Kranky)
100. Rachel Zeffira The Deserters (Rafrecords)
door Jan Willem Broek