Met een omweg komt OMC uiteindelijk uit bij de bespreking van Ezekiel Honigs betoverende sad techno meesterwerk Surfaces Of A Broken
Marching Band.
Waarom is elektronische dansmuziek, laten we gewoon even zeggen, house, zo’n succes geworden in Nederland? Een vraag die om de zoveel tijd terugkeert en nooit echt bevredigend wordt beantwoord. “Waarom niet?” is een eenvoudig antwoord, waarom zou Nederland een uitzondering zijn? En toch is het een tijdige vraag nu langzaam het verhaal in wording is van een nieuwe Nederlandse School van Techno, een verhaal dat misschien meer leeft buiten de landsgrenzen, als een exotisme maar ook omdat de Nederlandse popkritiek vaak een moeizame relatie heeft gehad met dansmuziek (vaak, zeg ik omdat als de VPRO nog muziekprogramma’s in de stijl van Loladamusica zou maken er al lang geleden een groepsportret was gemaakt.) Een leven buiten de schijnwerpers (ik heb na al die jaren geen idee hoe die Aardvarck er bijvoorbeeld uitziet) is op het moment helemaal niet ongunstig, niet alleen vanwege het Pom Pom voorbeeld maar ook omdat je minder makkelijk wordt meegetrokken in droefgeestige discussies waar het heen moet met dansmuziek. Want vreemd genoeg is dankzij o.a. blogs house, van “het onbeschrijfelijke” geworden tot een extreem zelfreflexieve muzieksoort. Zelfreflexie die vooral leidt tot zelfkastijding, een obsessie met historiseren en vooral historiseren van wat gaat komen. Men verlangt naar richting en betekenis maar lijkt te vergeten dat de kern van de ontevredenheid te maken heeft met leeftijd, de onvermijdelijke een zeer begrijpelijke burnout wat betreft het uitgaansritueel en het onvermogen om een bevredigende gemeenschappelijke praktijk te vinden om naar de muziek te luisteren voorbij de dansvloer. “Alleen een Derrick May kan ons nog redden,” wordt nog net niet verzucht.
Hoe kom ik hierop? Niet om die nieuwe school te analyseren. Niet om die praktijken te verzinnen (mijn reeds geworpen twee eurocent wat betreft die vraag: Techno in Het Concertgebouw, duidelijke zaak.) Gewoon omdat ik laatst voor de tweede keer in korte tijd besefte dat de polder het idee van techno voorbereid. Er is een stuk polder nadat je Amsterdam verlaat richting Utrecht waar de trein eindelijk op snelheid komt dat, beter dan de kantoorgebouwen vol computers, visueel perfect samensmelt met techno. En waarom ook niet? Het is immers een landschap – artificieel, leeg – dat alleen mogelijk is dankzij de inzet van technologie. De beweging van de trein synchroniseert met de ritmes, zoals de melodieën steeds worden ingezet als een sloot of kanaal het groen doorsnijdt. Een zeer prettige ervaring die de muziek van zijn in eerste instantie introspectieve lading ontdoet. De muziek? Ezekiel Honigs Surfaces Of A Broken Marching Band (2008). Je zal die tracks nooit in een club horen, daarvoor is de muziek te zacht, zijn de beats te langzaam en wollig, maar het is house, ontdaan van nachtelijke euforie, pianohouse voor serotonineloze zondagmiddagen. Misschien is Derrick May’s visioen van techno als muziek voor dichters en intellectuelen nooit zo dichterbij geweest. Suggesties van Boards of Canada zonder de triphopbeats maar de New Yorker gebruikt vooral een verfrissend totaalgeluid. Niet weer die 909, niet weer diezelfde verzameling synthesizers maar een muziek die ademt, een wereld met diepte, opgebouwd uit verrassingen (op Modyfier legt Honig zijn methode uitgebreid uit.) Hier rijden spooktreinen, dooft het verlangen, spelen kinderen in de mist. Tijd voor Dagdroom House.
Door OMC