Eeuwige twijfelaar Sufjan Stevens bestrijdt demonen met radicaliteit.
Na de plotselinge ep All The Delighted People goed te hebben laten bezinken, werd het tijd voor Sufjan's zesde reguliere album. Een harde noot om te kraken, mogen we wel stellen, iets wat overigens wel te verwachten viel na de vooruitgesnelde berichten over een terugkeer naar beats en Enjoy Your Rabbit-territoria.
In een jaar waarin Sparklehorse zichzelf door het hart schoot, begon ik me haast te ergeren aan het feit dat artiesten zulke gevoelige antennes hebben. (Ik had ook net een artikel gelezen van Subs-held Zwagerman over gekte bij Van Gogh en de Woolfjes enzo). Stevens heeft ze heus nog wel op een rijtje, maar ik begon me toch een beetje zorgen te maken. Dat de man bijvoorbeeld een religieus mens is – ook op Adz verschijnen er 'apparitions' – lijkt haast op problemen zoeken. Twijfel en existentiële crisis als basis-modus. En dan komt daar nog het Grote Succes van Illinois bij, de druk is groot en werd vermoedelijk alsmaar groter. En toen las ik dat de beste man maandenlang had geworsteld met een 'mysterieuze virusinfectie', die zijn 'nervous system' aantastte. Jemig! Cynisch genoeg en cru gezegd voegt dat laatste feit wel een fascinerende en bijna behulpzame laag toe aan de plaat. Het is een sleutel voor deze Da Vinci Code. (En ik was vanaf René Klijn toch al gefascineerd door 'verval' en 'mogelijke dood', hier hoofd-thema's)
Stevens opent het album met een minieme handreiking. Futile Devices is een klein en kwetsbaar gitaarliedje, luister naar het enige ritmische elementje, een fragiel 'tokje', niet meer dan een verdwaalde metronoom. Wat na de voorgaande ep niet meer verrast zijn de effecten op de vocalen. In een interview zei Stevens al dat hij alles (en misschien wel vooral zijn stem) zat was. En dat heeft hij aardig opgelost. Veel echo, een algeheel spacy-gevoel en vooral niet meer de/te gangbare stembuigingen en falsetten die we vroeger zo vaak hoorden. Het moest en zou duidelijk allemaal anders.
In het glitchy, modderige gerommel van Too Much is voor het eerst Enjoy Your Rabbit te herkennen, zijn vorige elektronische experiment. Hier moet wat gezegd worden over Stevens' gevoel voor beats. Dat was altijd al nogal 'adz'. Het hele stereo-veld wordt constant gebruikt, een drummachine links, wat mechanische handclaps op rechts en daartussen ook nog een lading 'echte' loops. Dansbaar (of 'in your face') zal het nooit worden, eerder 'de antigroove'. En dan gelden die kritiekpunten eigenlijk nu net het mínst voor Too Much, dat zich de eerste twee minuten al stotterend, scratchend en klingelend voortbeweegt. Het is jammer dat deze opvallend lege (en vervreemdend lekkere) minimalistische setup wordt verlaten voor de meer standaard Stevens-elementen. Blazers, Glass-swoops, strijkers en die aloude massale koortjes, kom er maar in. Maar verhulden ze nu een goed liedje achter rookgordijnen, of zat er niks? Terzijde, stiekem moet ik elke keer als het koortje 'This is the age of adz' brult aan Kula Shakers Peasants, Pigs and Astronauts denken. (Al zaten die in een age van 'decay and hypocrisy') Beetje eenzelfde megalomanie wel….
Bij de titeltrack zit er in elk geval wél wizardry achter de chaos. Het is meteen een van de cruciale momenten van de plaat. De brute machinale mokerslagen, die beelden oproepen van een nutty professor met in zijn donkere lab een reutelende en stoom spurtende machine, worden langzaam verdreven door de menselijke twijfels. 'When I die, when I die/I'll rise/But when I live, when I live/I'll give it all I've got.'
Met I Walked treedt (al) voor het eerst een zekere vermoeidheid op. Weer diezelfde soort doffige beats en dan langzaam uitbouwen. Ook tekstueel is het allemaal wat zeurkouserig. 'I'll talk, but I know you won't listen to me', klinkt het later in het blieperige Bad Communication. Eigenlijk is de hele plaat nogal Me & My Faults. Na het sfeervolle ambient tussenstuk Now That I'm Older, wat eigenlijk nog wel een Reich-pianomotiefje had kunnen gebruiken, keren de beats terug in Get Real Get Right. Hier zijn ze zowaar bijna funky, het kan ook aan de robot-stemmetjes liggen. (Passend bij het algehele machine-gevoel). We belanden hier op Fol Chen-terrein, label-genoten van Stevens die Animal Collective met een r&b hitparade-dieet combineren.
Na dit drietal ietwat mindere 'stukken' wordt de eind, eh, eindmarathon ingezet met Vesuvius. Misschien een onnavolgbare associatie, maar via de vulkaan en de Romeinen kom ik bij de Oude Grieken en daarmee bij Sufjans debuut A Sun Came, waar hier op wordt teruggegrepen. (Wat me dus niet verbaasde). Inclusief middeleeuws fluitwerk en zo rond de tweede minuut een freakerige gitaarsolo. Op een synth uitgevoerd… Ook leuk hoe de bard via de titel bij zijn eigen naam komt! Navelstaren, maar dan grappig.
De fluiten blijven jubelen in All For Myself, dat nogal zwak begint. Dat is in zijn algemeenheid iets wat met deze plaat doet worstelen; elk nummer lijkt gered te moeten worden. Wat dan ook wel gebeurd, maar er is uiteindelijk geen enkel nummer dat je er gemakkelijk uitlicht, als van begin tot eind fantastisch. Dit geldt zelfs voor I Want To Be Well, maar wanneer dat dan goed wordt, hebben we wel het hoogtepunt van het album te pakken. Stevens ziet zich geconfronteerd met het haperende lichaam, 'to think that I might die this time', geeft zichzelf zoals gewoonlijk de schuld, is het dan helemaal zat en zet het op een schelden! Het is bijna verbijsterend. En kippenvel bovendien. Aangrijpender dan dat wordt het nergens. Drums als mitrailleurs. (Eindelijk pit en scherpte!) 'I AM NOT FUCKING AROUND!'
Dit zou het einde van de plaat kunnen vormen, maar Stevens begint (waarom niet!) nog maar een compleet nieuw album, in de vorm van de 25 minuten durende slot-track Impossible Soul, waarin eigenlijk al het voorgaande zit. Ik merk elke keer dat mijn enthousiasme hier weer helemaal terug is. Zelfs de productie lijkt ineens fris, de drums wiegen en rinkelen, gitaarlijnen sprankelen. En een Beefheart-solo die haast klinkt als static noise. Fantastisch! Na een intermezzo met My Brightest Diamond (waar Sufjan stiekem al een voorproefje geeft wat gaat komen) wordt na 10 minuten nog maar een radicale weg ingeslagen. Autotune! Opnieuw hauntingly goed en opvallend genoeg opnieuw een moment waar Stevens zich kwaad maakt. 'Stupid man at the window, I couldn't be at rest'. (Eerst dacht ik "I couldn't be it, right!?) Alsof hij schrok van het spiegelbeeld dat hij zag in het raam. Dat er vervolgens geen vette Timbaland-achtige beat komt, is jammer, maar daar rekende ik ook niet meer op. Stevens en zijn begeleiders eindigen schaamteloos optimistisch door de moed erin te houden: 'Boy we can do much more together/ better get a life get a life get a life. It's not so impossible!'
Alhoewel, eindigen… Het zou plaatvervalsing zijn als ik het coda niet zou noemen, wat net als de opener (a long, long time ago) teruggrijpt op de oude stijl. Er klinkt zelfs een banjo, en voor de eerste keer lijkt Stevens vocaal een Gacy-eerie-achtige wending te nemen die vroegere tijden in herinnering roept. Ouderwets mooi.
Voor wie tot helemaal hier geraakt is blijft de vraag; is The Age of Adz een goede plaat? Poeh. Is het een unieke en intrigerende plaat die gemaakt móest maken? Overduidelijk. En dat is genoeg.
(door Ludo)