Olafs decennium in films (deel 1/3)

American_Psycho_PB
 
Er bestaat een grote discrepantie tussen het setje films dat je ooit in een bepaald jaar op een gerankte manier als jaarlijstje hebt ingeleverd en de films waar je vervolgens het meeste aan moet terugdenken. Die discrepantie kan behoorlijk snel ontstaan. Neem mijn jaarlijstje van afgelopen jaar. Van buiten de topdrie (waarvoor de bewondering onverminderd voortduurt) zitten er nog het vaakst flarden in mijn hoofd van de nummers 10, 11 en 14 van de lijst (respectievelijk La mujer sin cabeza, Syndromes and a century en de “superhero mockumentary” Dai-Nipponjin). Die films hadden dus eigenlijk de plaatsen 4 t/m 6 moeten innemen. Daarnaast bleek En la ciudad de Sylvia (Guerin, 2008) veel memorabeler dan dat ik me destijds realiseerde: de film kwam in mijn eindlijstje niet voor. De rode draad, zo lijkt het, is dat films die wat proberen, die de hedendaagse cinema een schopje onder haar kont geven, het uiteindelijk toch winnen van de goedgemaakte, uitgebalanceerde produkten.

Maar dan is er nog een tweede categorie “memorabel”: de films die je op het juiste tijdstip in je leven gezien hebt. De films die wegens overmatige gevoeligheid op die ene avond hard aankwamen, of die troost boden op een moment waarop dat kennelijk nodig was. Dat kan een goedgemaakt, uitgebalanceerd product zijn, maar net zo goed een kutfilm met één briljante scene. We doen dus ons best om een lijst te maken waarin 'persoonlijk memorabel' prominent is. Dus weg met de zorgvuldig op plaats 6 gepositioneerde No country for old men en There will be blood van vorig jaar. Goeie films, erg van genoten, maar om nou te zeggen dat ze significant met mij vergroeid zijn, neuh. En ook geen gezeik van het type “Ja, ik zou die film eigenlijk nog een keer moeten terugzien om te bepalen of hij echt in de toptien kan”. Hup, gewoon die toptien in. Ik heb toch geen tijd om eerst al die films weer te gaan zitten bekijken. Ik moet het doen met hoe ze in mijn herinnering zitten en weet van sommige films amper nog waar ze ook alweer over gingen. Afijn, dit is mijn top 50 van de voor mij meest memorabele films van de afgelopen tien jaar. Ik ben benieuwd hoe ik hier in 2019 over denk, en hoeveel films ik over het hoofd gezien heb. Oh ja, we rekenen het laatste boekjaar niet mee. Daar komt nog een apart lijstje voor.


Bubbling under: Memento (Nolan, 2000), La stanza del figlio (Moretti, 2001), Irréversible (Noé, 2002), American Splendor (Beman & Pulcini, 2003), Mystic river (Eastwood 2003),  Elephant (van Sant, 2003), The station agent (McCarthy, 2003), Keane (Kerrigan, 2004), Eternal sunshine of the spotless mind (Gondry, 2004), Tzameti (Babluani, 2005), Matchpoint (Allen, 2005), Children of men (Cuarón, 2006), Das Leben der Anderen (Henckel von Donnersmarck, 2006), Old joy (Reichardt, 2006), Red road (Arnold, 2006), Zodiac (Fincher, 2007), Ploy (Ratanaruang, 2007), Ratatouille (Bird & Pinkava, 2007), Une vieille maîtresse (Breillat, 2007), En la ciudad de Sylvia (Guerín, 2007) Import/export (Seidl, 2007), Farval Falkenberg (Ganslandt, 2006)  Offside (Panahi, 2006), Margot at the wedding (Baumbach, 2007), Låt den rätte komma in (Alfredson, 2008). Keer drie waarschijnlijk…


50. Meet the parents (Roach, 2000). Op donderdagochtend staat er naast de roltrap aan de Jaarbeurskant van Hoog Catharijne altijd een draaiorgel. Ik ben vast niet de enige die een bloedhekel heeft aan deze lawaaimachines, maar deze heeft een bijzondere kwaliteit: hij is loeivals. Het is me nog nooit gelukt de roltrap op te komen zonder in de lach te schieten. Dat komt door de wonderlijke combinatie van die totaal chaotisch klinkende machine en de orgelman die vrolijk meezingt alsof er werkelijk niets aan de hand is. Als je dat maar lang genoeg volhoudt, creëer je in ieder geval voor jezelf de illusie dat alles onder controle is. Die orgelman doet me altijd denken aan Ben Stiller in Meet the parents.

Meandyouandeveryone300 49. Me and you and everyone we know (July, 2005). Dit was de film die ons eraan herinnerde dat er ook nog zoiets was, ooit, als American Indie. College-films die studenten aanspraken, regisseurs die in één adem genoemd werden met coole gitaarbandjes. Maar dat was het vorige millennium. Hal Hartley was steeds slechtere films gaan maken, Jarmusch ging steeds grotere producties doen, en er waren toch eigenlijk maar weinig cineasten die in staat waren de leemte te vullen. Miranda July brak door met deze frisse, originele film die ik onlangs nog eens voorbij zag komen op televisie en niet veel van zijn kracht had verloren. Je kreeg een button na afloop van de film, weet ik nog. Iets met de drol die op en neer beweegt tussen twee konten. Zoals gezegd, originele film.

48. American psycho (Harron, 2000). Succesvolle boekverfilmingen waren er genoeg. Denk aan de uitstekende Nick Hornby-verfilmingen High fidelity en About a boy, of aan de Dennis Lehane verfilmingen Mystic river en Gone baby gone. Over American psycho waren de meningen verdeeld, maar ik heb een grote bewondering voor het bravoure waarmee de roman van Brett Easton Ellis van het doek afspat. De gekte van hoofdpersoon Patrick Bateman wordt voortreffelijk gestalte gegeven door Christian Bale (dat had niemand anders zo goed gedaan) en ook de humor uit het boek komt goed tot zijn recht. Ook voegt de film het nodige toe. De shots van Bateman die met twee vrouwen de liefde bedrijft en zichzelf tegelijkertijd bekijkt in de spiegel behoren wat mij betreft tot de meest hilarische van de afgelopen tien jaar. Alleen de 'mind fuck' aan het einde werkt wellicht beter in het boek, omdat de film hier wat expliciet is. Alhoewel er ook nu nog verschillende conclusies werden getrokken. 

Quiet_city-1 47. Quiet city (Katz, 2007) En toen nam mumblecore het roer over. Het gaat te ver om te zeggen dat dit genre alleen bekendheid heeft kunnen krijgen door de algehele rust in het college-film genre maar er was wel even een kaf < > koren periode nodig. Volgend jaar kunnen we zien of Aaron Katz een blijvertje is. Quiet city was in ieder geval een film die mijn weekend destijds maakte. Boy meets girl en ze lullen wat af. Nu is inherent aan mumblecore dat het allemaal zo herkenbaar is – dat is de charme – maar Katz begrijpt beter dan collega's dat er voor een goede film meer nodig is. Swanberg en Duplass, om twee andere mumblecorians te noemen, registeren slechts, Katz filmt. Waardoor het paradoxale is dat een relatief nieuw genre op zijn succesvolst is als het gebruik maakt van beproefde middelen.   

46. Wonderful town (Assarat, 2007). Film over een Thais kustplaatsje na de tsunami. De film volgt de opbloeiende romance tussen een hoteleigenaresse en een projectontwikkelaar zeer geduldig met een toon die het midden houdt tussen de films van landgenoot Weerasethakul en de slaapdronken films van Ratanaruang. Steeds wordt duidelijk dat de tsunami nog steeds in de mensen zit. En steeds voel je, of hoop je, dat de film gaat zweven, boven zichzelf gaat uitstijgen, dat het meer wordt dan een stemmig verhaal over een opbloeiende liefde in een dorpje dat langzaam de draad weer oppakt. Dat gebeurt in het laatste kwart, waarin alles dat je dacht te weten opeens op de helling komt te staan. Raadselachtig en zelfverzekerd. Ik verwacht nog veel van Assarat. 

Donniedarko_wideweb__470x2990 45. Donnie Darko (Kelly, 2001). Richard Kelly is één van America's meest vooraanstaande one hit wonders. Deze film laat zien dat je met een goed basisidee al de halve wedstrijd gewonnen hebt. Teenager krijgt bezoek van een groot eng konijn met snode plannen. Klaar, zou je zeggen. Maar dat is in feite slechts het begin van een ingewikkeld verhaal over tijd reizen en toekomstvoorspellingen dat in originaliteit wellicht alleen door Charlie Kaufman wordt overtroffen. Ik vond dit uiteindelijk toch een memorabelere konijnenfilm dan Inland empire en vraag me nog steeds af of Lynch zijn inspiratie heeft geput uit een ander ziek hoofd dan het zijne.

44. Ghost world (Zwigoff, 2001). De cartoonversie van Reality bites, maar dan als speelfilm. Zo zou ik Ghost world typeren.Twee meisjes komen van college af en moeten het echte leven in, waadoor hun vriendschap onder druk komt te staan.Thora Birch en Scarlett Johansson zijn geknipt als respectievelijk het ondeugende en brave meisje. Maar het is niet voor het eerst dat Steve Buschemi weer eens de show steelt, ditmaal als contact gestoorde liefhebber van oude vinyl-platen.De film wordt, voor een stripverhaal, bevolkt door opvallend echte, ronde karakters.   

Lily-chou-chou543. All about lily chou chou (Iwai, 2001). Een oogverblindende film over 'juvenile cruelty'. Iwai is een meester in het verfilmen van tienerlevens en weet met zeer veel finesse en originaliteit hun onzekerheden en drijfveren in beeld te brengen.Deze film wil heel erg de tijdgeest pakken waarin het web integraal deel uitmaakt van het leven en jongeren andere mogelijkheden biedt om een zinvol bestaan op te bouwen. De film staat stijf van de digitale kleuren en we zien voortdurend flarden getypte tekst door het beeld heen. Het is mede door de focus op de vorm dat deze film met het thema 'klasgenootje pesten' zo bijblijft.

42. La meglio gioventù (Giordana, 2003). De Italianen deden er voor mij niet zo veel toe, de afgelopen tien jaar. Afgezien van het werk van Moretti en Sorrentino is maar weinig blijven hangen en wint deze degelijk gemaakte familiekroniek. Typisch zo’n film die mijn moeder geweldig vindt dus die deed ik aan haar kado met de kerst. Vervolgens moet je die dan natuurlijk ook met je moeder kijken, dat verhoogt de inleving, en in dit geval de druk op de traanbuizen.

41. Tokyo.sora (Ishikawa, 2002).Eenzaamheid in grootstedelijk Azië is één van mijn favoriete thema’s. De moeilijkheid of moeizaamheid van intermenselijke communicatie in grootstedelijk Azië is dan een goede tweede. Deze voorliefde is niet ongerelateerd aan het feit dat dit nu eenmaal prominente thema's zijn voor Aziatische cineasten en met mij gaat het uitstekend, dank u. Uit Japan kwamen legio films die zeer de moeite waard waren. We denken aan Strawberry shortcakes (Yazaki, 2006), Tokyo tower: mom and me and sometimes dad (Matsuoka, 2007),  All around us (Hashigushi,  2008) en de films van Ryuichi Hiroki (Tokyo garbage girl, It's only talk en Vibrator). Tokyo.sora handelt over eenzame personages die allemaal in dezelfde wijk, if not hetzelfde gebouw wonen. Het blijft af en toe lang stil voordat er weer een pijnlijke scene wordt ingezet, maar met een wijntje op de zondagmiddag laat ik me hier helemaal door wegslepen. Ishikawa maakte hierna Su-ki-da, waarvan de eerste helft om te huilen zo mooi is.    

Hundstage-2 40. Hundstage (Seidl, 2001). Ik heb getwijfeld welke film ik van Ulrich Seidl zou kiezen. Import/export is de betere film, en (nog) ambitieuzer, maar Hundstage blijft echt op je netvlies plakken. Het in zonlicht badende Oostenrijkse suburbia dat nog troostelozer wordt zo gauw er mensen in beeld komen wordt genadeloos en met gevoel voor humor én drama in beeld gebracht. De ironie is dat de enige persoon die daadwerkelijk en oprecht contact probeert te maken met haar medemensen (een verknipte liftster) van iedereen nog het slechtst eindigt. Gitzwart, geen zuchtje lucht. Als het een documentaire was geweest, dan had Hundstage niet gekund wegens teveel 'aapjes kijken'.

39. Wonder boys (Hanson, 2005). Als ik aan deze film denk moet ik meestal meteen lachen, hoewel ik dan niet veel meer voor me zie dan Michael Douglas met een aftandse bril. Douglas speelt een aan de grond zittende professor, net gescheiden en geen inspiratie voor een nieuw boek. Hij moet als acteur tussen Robert Downey Jr. en Tobey Macguire echt aan de bak en slaagt erin de ster van de film te worden. Wonder boys speelt aan een letterenfaculteit, voor mij dicht bij huis, en schildert daar een behoorlijk verlept beeld van. De film vertoont thematische overlap met Woody Allens Husbands and wives, waar ook een schrijver en een briljante student centraal staan. Het verhaal wordt zo vlot en geestig verteld dat ik gedurende de hele film met een grijns zit. Of die grijns er ook zou zijn als ik bij de Shell zou werken weet ik niet, maar dit is typisch zo'n film die je steeds gaat zitten kijken als hij weer op tv is, net zoals met The graduate.

Verticalray 38. The vertical ray of the sun (Anh Hung Tran, 2000). Dit is niet de beste film in mijn lijst (en zeker niet Trans beste, dat is Cyclo) maar mogelijkerwijs wel de mooiste. De cinematografie is adembenemend en is zeer bepalend voor de filmbeleving, waardoor TVROTS wellicht mijn laar pour laar-ste notering is. Want waar het ook alweer over ging, Joost mag het weten. Man-vrouw verhoudingen, ontrouw, dat soort dingen. Maar ik herinner me vooral broer en zus die wakker worden en onder het genot van Lou Reed wat strekoefeningen doen. Dat was kennelijk genoeg. TVROTS zien is te vergelijken met het eten van een paar fantastische bolletjes ijs op de Campo in Siena. Je leert er weinig van, en het is geen uitdaging, maar het leven voelt even op zijn verrukkelijkst.

37. Russian ark (Sokurov, 2002). Een film die beroemd is geworden omdat hij bestaat uit één take, maar het is veel meer dan dat. Een reis door de Hermitage wordt een reis door de Russische geschiedenis. Af en toe moet je een Rus of historicus zijn om een en ander te begrijpen, maar hinderlijk is dat niet, want er is altijd het filmische bombast om je bij de les te houden. Niet na te vertellen, en alhoewel de bontheid van het spektakel wat doet denken aan Fellini en Kusturica is er toch geen film die hier op lijkt. 

36. The taste of tea (Katsuhito Ishii, 2004). Aziatische komedies komen in twee soorten: hysterische flauwekul waar je met een westers verstand niet bij of tussen komt, en 'arthouse'-achtige komedies waarvan ik niet kan inschatten of een gemiddelde Aziaat dat nou zou zien als arthouse. De kans bestaat dus dat dit gewoon de Japanse Alles is liefde is, in 's welks geval ik overweeg te emigreren. The taste of tea is een landerige plattelandsfilm (denk de gemeente Houten, maar dan mooi) met bevreemdende humor en rare special effects, die de weg zou berijden voor een trits Japanse komedies (te weten Fine, totally fine, Ten-ten, No one's ark) die tesamen wat mij betreft een belangrijke trend vertegenwoordigen in het afgelopen decennium. Weemoedige komedies, een beetje wat Wes Anderson op het oog heeft. Maar om een of andere reden is de kloof tussen mij en Japanse komedies dan toch overbrugbaarder dan de kloof tussen mij en Wes Anderson.

Wall-E and Eve 35. Wall-E (Stanton, 2008).Pixar! Wat heb ik dat lang ten onrechte laten liggen. Het gaat voor mij tussen Ratatouille en Wall-E, al begrijp ik net zo goed dat je Finding Nemo het best vindt (Ludo) of Monsters Inc. (mijn vriendin).Er valt nogal wat te kiezen dus, en dat kun je van bijvoorbeeld Woody Allen in dit Millennium niet zeggen. Ik koos voor Wall-E vanwege dat eerste fantastische, woordeloze half uur, waarin humoristische incidenten zich afspelen tegen een intens grimmig decor. Wall-E koppelt entertainment aan maatschappijkritiek op een niveau dat we in Amerikaanse speelfilms al lang niet meer gezien hebben. En Wall-E is de eerste en waarschijnlijk laatste film waarin de PC en de Mac op elkaar verliefd werden (zie foto).

34. The squid and the whale. (Baumbach, 2005). En als Woody Allen dan een decennium niet piekte (al mogen we Matchpoint niet tekort doen), wie maakte dan de beste Woody Allen-film? Noah Baumbach maakte twee toppers, Margot at the wedding en deze, die in kwaliteit niet veel voor elkaar onderdoen. The squid and the whale is voorbij voordat je er erg in hebt, zo moordend is het tempo, en in dat anderhalf uur zit zoveel nuance en zoveel leven dat je kunt spreken van een tour de force. En nergens voelt de film geforceerd, bedacht of zwaar op de hand aan. En dat heeft Baumbach echt geleerd van Allen.

The pianist 33. The pianist (Polanski, 2002). De Oscar-ste film uit mijn lijstje, en eentje die bij mij hard aankwam, veel harder dan pak hem beet Schindler's list. Dat komt aan de ene kant juist door het gebrek aan dramatische ontwikkelingen. De Jood Wladyslaw Szpilman (Adrian Brody) zit driekwart van de film verstopt voor de Duitsers. Anderzijds kiest Polanski heel zorgvuldig de momenten om uit te pakken. Zoals in het eerste deel, waarin het net zich sluit rond het Joodse getto in Warschau, en waarin het menens van de Duitsers zich plompverloren aandient als een man met rolstoel uit het raam gekieperd wordt. En de statige shots van een totaal in puin gelegde stad. Daar kan geen 'hand-held' geschoten invasie van Normandië tegenop. Eigenlijk is het jammer dat het hoogtepunt van de film moet worden gevormd door de pianist die een stukje piano speelt voor een Duitse kommandant. Wat dat betreft had de film beter The plumber kunnen heten.

32. Le goût des autres (Jaoui, 2000). Agnès Jaoui maakt films over welgestelde kunstminnende mensen, waarin Jean-Pierre Bacri altijd het stralende nukkige middelpunt is.Dit is de leukste. Een theater-actrice wordt achtervolgd wordt door een zakenman die zich steeds meer voor kunst gaat interesseren en die zich daarmee vervreemdt van zijn vrouw. Scherpe dialogen, fijnzinnige humor en het gevoel dat Jaoui enorm van mensen houdt. Le goût des autres is een soort eigentijdse Pride and prejudice, waarin luchtigheid en diepzinnigheid mooi in balans zijn. Inspiratiebron: Woody Allen.
 

Dainipponjin01 31. Dai-Nipponjin (a.k.a. Big man Japan; Hitoshi Matsumoto). Niet weten waar je nu in 's hemelsnaam weer in beland bent. In feite zou dat een gevoel moeten zijn dat cinema je veel en veel vaker biedt. In de praktijk zit je naar de zoveelste film te kijken over depressieve Aziaten of naar iemand die een moord oplost. Dus is Dai-Nipponjin een film die op kinderlijke wijze blijft hangen, want een quasi-documentaire over een doder van supergrote, stadsbedreigende monsters zagen we nog niet eerder. En die monsters hadden we ook nog nooit in deze vorm gezien. Man, wat heb ik gelachen. Moet je je voorstellen dat je het plan voor deze film zou indienen bij het Nederlandse Filmfonds. Veelzeggend, niet?

Klik hier voor Deel 2.

olaf koeneman


Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.