NNM is een serie waarin we nieuwe muziek van Nederlandse artiesten bespreken.
Veecaten – Shoals (mcd, Veecaten)
In 2014 slaan de producers/muzikanten Lukas Dikker en Johan Kooi de handen ineen om het project Veecaten te starten. Doordat ze respectievelijk in Rotterdam en Blokzijl woont sturen ze hun muziek en vondsten over en weer. Daaruit is nu de mini Shoals voortgekomen. Overigens zijn de heren geen nieuwkomers op muziekgebied en kan je hun namen al tegen zijn gekomen bij Oliver Oats, Bonne Aparte, Eklin, LUIK, Kim Janssen, The Black Atlantic, Johnny Cage, Meindert Talma, Sväva, The Future’s Dust, Pander en Grootmeester Jan. Veel fraai undergroundwerk.
De bandnaam ontlenen ze aan het voormalige dorp Veecaten in Overijssel, dat langzaam door het meanderen van de IJssel is verzwolgen. De overgebleven huizen maken tegenwoordig deel uit van het gehucht ’s-Heerenbroek in de gemeente Kampen, alwaar Veecaten enkel als straatnaam nog voorkomt.
Op hun mini debuut, waarop ze 5 songs serveren, is goed te horen dat ze er tijd in hebben gestoken. Het is allemaal niet technisch gelikt of dichtgetimmerd, nee ze hebben juist de manier gevonden om allerlei details op subtiele wijze in hun organische geluid te incorporeren. Het is haast of de muziek ademt, soms expanderend en dan weer kleiner wordend. Wat dat betreft meanderen ze door hun muziek, als de IJssel door het landschap. Ook diverse muziekstijlen worden verzwolgen en gaan over in andere. De heren treden daarmee buiten de muzikale oevers en weten hierdoor een biologerend geluid te produceren. Zo openen ze met heel stemmige mix van indierock en emocore in de openingstrack “Veecaten”, maar lengen dat ook licht aan met ambient. In het intermezzo “Coral Express” dat daarop volgt koersen ze richting jazz met ambient, waarbij ze net als elders mogen rekenen op de steun van saxofonist Eddie Visser. Voor de rest spelen Lukas en Johan alles zelf. In “Tide Over” krijg je wederom jazzy muziek, maar ook met een psychedelische en bossanova-achtige twist. In “Koresand” gaan ze van heerlijk melancholische pop met jazzy elementen, die echter langzaam wegebben naar een meer ambientachtig geheel. In de slottrack “How To Drown Without Being Found” gaan ze daarmee verder, maar daar worden gaandeweg flarden koorzang en waterige orkestraties aan toegevoegd. Aan het eind klinkt het sfeervolle saxofoonspel van Visser nog een keer. Dat alles hangt bepaald niet als los zand aaneen, maar kent als de steeds veranderende rivieroevers een natuurlijk verloop. Het is dan ook lastig vergelijkingsmateriaal te vinden, maar denk aan een gulden middenweg tussen Idaho, Red House Painters, I Am Oak, Low, Serenes en Pink Floyd. Of nog beter: luister het album zelf! Een schitterend kleinood en een belofte voor de toekomst.