…en dan komt er man met een saxofoon aangesjokt. Serieus gezicht, witte sik, gestoken in een lichtelijk bizar overhemd en iets wat doet denken aan een skatebroek. Net als Carl Craig laatst is Pharoah Sanders opvallend kleiner van postuur dan je ergens had verwacht. Wanneer hij begint te blazen voel je onvermijdelijk de wind van de geschiedenis aanstormen. Hij was Coltrane’s meest begaafde leerling en nu op respectabele leeftijd, nu hij niet meer de kracht (en waarschijnlijk behoefte) heeft om de realiteit open te rijten klinkt hij verbazingwekkend veel op de meester. Met Coltrane favorieten als ‘My Favorite Things’ en ‘Out Of This World’ is de eerste helft van het concert een soort ode aan de grote man. Lyrische jazz die onvermijdelijk doet denken aan vergane tijden, steden badend in ochtendlicht, via nostalgie naar mijn eigen ontdekking van jazz naar degenen die er niet meer zijn, Alice, John, Jimmy, Elvin, Ayler, Don. Wanneer hij speelt raakt hij je compleet, rijzen de haren op je lichaam onwillekeurig.
Dan tijdens de talloze bas- en drumsolo’s, wanneer Pharoah naar een stoel in de hoek schuifelt, wandelen de gedachten door het raam van Het Bimhuis, de wereld die zichtbaar verder draait, waarvoor deze muziek niet bestaat. Juist dat raam versterkt altijd bij hem de indruk dat jazz aan zijn laatste bladzijden bezig is, een melancholische coda, van terugblikken op muziek van vlammen, geloof, verandering. Het is muziek gevangen in een cocon. Pharoah waagt een dansje terwijl hij de band introduceert, de tweede helft soleert hij langer en verschijnen echo’s van zijn onmiskenbare rafels, het geluid voorbij geluid. Hoog in de zaal hangt een platenhoes met een zwart/wit portret van de jonge Sanders, de intense blik omhoog. Zou hij zichzelf zien? Wat zien musici eigenlijk wanneer ze spelen? De laatste gedachte terwijl ik de nacht in loop: zullen buitenaardse wezens ooit deze muziek ontdekken en met frisse oren, vol verwondering beluisteren?
door OMC