In 1978 debuteert zanger, toetsenist, gitarist en componist Mark Hollis (04-01-1955) met zijn groep The Reaction, die dan hun enige 7” het licht doen zien. De groep gaat al snel uiteen. Via zijn broer Ed Hollis, dj en manager van Eddie & The Hotrods, ontmoet hij Lee Harris (drums), Paul Webb (bas) en Simon Brenner (toetsen). Ze starten in 1981 de groep Talk Talk en debuteren in 1982 met The Party’s Over. Een onvervalst synthpop album, maar wel ijzersterk en met een melancholisch vernis. Dat doen ze op nog betere en succesvollere wijze op It’s My Life uit 1984, met hits als ”It’s My Life”, “Dum Dum Girl” en “Such A Shame”, waarop Brenner al is afgehaakt. Ik ben dan enorm fan van ze en het nummer “Renée” is mijn favoriete nummer op dat moment. Ook hoor je daar al een nieuw geluid van de band, dat zich als een vleugje lente tussen de rest nestelt. Schaduwlid, producer en multi-instrumentalist Tim Friese-Greene is dan inmiddels aan boord.
Dan volgt in 1986 The Colour Of Spring, wat het grote doorbraakalbum is en toch een minder commercieel album dan de voorgaande twee. Maar “Life’s What You Make It” en “Living In Another World” worden grote hits. De groep breidt het instrumentarium hier enorm uit, met behulp van vele gasten. Talk Talk toont aan dat popmuziek en sterke, smaakvolle arrangementen prima samengaan. Ze krijgen dan misschien ook wel terecht het art-rock stempel opgedrukt. Het is ook niet elke band gegeven dat de fans meegroeien met een steeds veranderend geluid. Dat ze zich daar totaal niet mee bezig houden siert hen en wordt door Spirit Of Eden (1988) nog maar eens onderstreept. Daar haakt een deel van de fans af. Het leidt ook tot een bijna rechtszaak met hun platenlabel EMI, omdat die hen ervan beschuldigt expres een niet toegankelijk en niet commercieel album te hebben gecreëerd. Zo sneu kan de muziekindustrie dus ook zijn. Ik wist eerst ook niet goed waar ik naar aan het luisteren was, maar ze weten me te grijpen, te biologeren en langzaam groeit het album ver boven het toch al goede werk ervoor uit. Nog nooit heb ik iets als dit gehoord. Muziek ver verwijderd van de pop en rock, met veel klassieke instrumenten, veel stiltes en ook een jazzy touch. Het is post-rock in de luiers. Muziek waar ik nog altijd bergen kippenvel van krijg. Neem alleen “Eden” en “I Believe In You” al. Zo mooi, maar ook met een blauwdruk voor veel muziek van anderen erna.
En dan moeten de ultieme klappers nog volgen. In 1991 verschijnt namelijk hun vijfde en laatste album Laughing Stock, gewoon lekker bij de concurrent Polydor na dat gedoe met EMI, waar ze in feite hetgeen ze op hun vorige album naar een nog hoger level tillen. Ze spelen nog knapper met volume en stiltes, brengen ijzersterke arrangementen en weten je volledig in de houdgreep te nemen. Klassiek, jazz en ambient op zo’n manier gebracht, dat het misschien wel het eerste echte post-rock album genoemd mag worden. Zo anders, zo onderscheidend geniaal. Het is toonaangevend, maar ook gewoon verschrikkelijk mooi. Voor mij hoe dan ook hun magnum opus. “New Grass” is een titel die de band misschien wel helemaal typeert. Groen, fris en nieuw.
Toch gaat de band hierna uit elkaar. De overige leden gaan nog wel door. Zo duiken Paul Webb en Lee Harris op als .O.Rang op met meer wereldse ambient en dub en vervult Harris een gastrol bij het drum n bass-project Boymerang van Graham Sutton (Bark Psychosis, Coldharbourstores). Paul Webb is natuurlijk ook bekend als Rustin Man en naar eerst een album met Beth Gibbons (Portishead) te hebben afgeleverd er onlangs een tweede het licht laat zien. Daar doet Lee Harris overigens ook weer aan mee. Tim Friese-Greene, die een groot aandeel heeft in de latere sound van Talk Talk, gaat live eigenlijk nooit mee. Als de groep officieel in 1992 stopt, gaat hij door als Heligoland (niet te verwarren met de Australische groep).
Maar we zijn er nog niet, zoals gezegd heb ik het over klappers als in meervoud, want Hollis komt in 1998 nog met zijn titelloze album, dat nog een fractie minimaler is dan de laatste van Talk Talk. Ze liggen wel in elkaars verlengde. Ook hier werkt Mark (zang, gitaar) met een keur aan gasten op allerhande klassieke instrumenten om er een soort minimale postrock van te smeden. Het vormt samen met het laatste van zijn band misschien wel het mooiste dat er uit de jaren 90 is voortgekomen. Sowieso van groot belang voor hetgeen erna is verschenen. Hollis heeft ooit gezegd dat hij eigenlijk alles wat hij uit de muziek wil halen wel heeft gedaan en stopt. Maar het feit dat hij vader is speelt misschien een veel grotere rol. Dus zegt hij de muziekwereld grotendeels vaarwel. Grotendeels want in 1998 duikt hij als John Cope nog even op in het ambientproject van Allinson / Brown en verleent hij in 2001 productionele steun op het album Smiling & Waving van Anja Garbarek. En daar blijft het bij, hoewel je om het compleet te krijgen als fan de compilaties Asided Besided (1998) en Missing Pieces (2001) absoluut niet mag missen. Mark Hollis heeft genoeg achtergelaten en kan zich op zijn familie richten.
Gisteravond krijg ik dan het nieuws door dat hij na een kort ziekbed op 64 jarige leeftijd is overleden. Het stemt me oprecht intens verdrietig. Een icoon is niet meer. De man met een visie. De man met zijn koddige ronde zonnebril gebogen over zijn instrument. De man met de bijzondere interviews. Zijn immense erfenis zal gekoesterd worden. Mijn gedachten gaan ook uit naar degenen die hij achterlaat. Rust in vrede Mark Hollis!
Geweldige zanger/ songwriter, een die mij het meest is bijgebleven. Ben nu 64 jaar en geniet nog met volle teugen van zijn prachtige nummers , heb ook de gehele collectie aan platen, cd’s verzameld . Ook mijn jongste zoon , niet eens van die generatie is een echte fan. Hij kijkt regelmatig naar het live concert In Montreux ( 1986) . Vindt dit ook een van de beste live registratie ooit gezien! Mark Hollis was een perfectionist, zoals op de plaat moest het ook live klinken. Erg jammer dat hij niet meer onder ons is, maar zijn muziek leeft voort!