Donkere dagen voor Kerst. Donkere Kamer wil ook homohuwelijk op de Antillen en Aruba. Berlusconi krijgt een souvenir naar zijn bakkes geworpen en tast delirant in het duister. Komen wij ook nog eens met die schemerige lijstjes uit het:
We luisterden naar: Krallice, Shrinebuilder, Zelienople, Ólafur Arnalds, Blueneck, Celer, Myrmyr, Porcelain, Prince Of Assyria, tUnE-yArDs, Kings of Convenience en Rəhman Məmmədli. En keken naar: Whatever Works en Taking Woodstock.
Krallice – Dimensional Bleedthrough
Niet gedacht dat mijn favoriete progblackmetallers zo snel met een nieuwe zouden komen. Immers, die eerste zit al zo vol met ideeën dat andere bands er drie albums mee gevuld zouden krijgen. Deze nieuweling zit zo mogelijk nog voller en is nog complexer en de nummers zijn nog langer. Vergt nog meer gewenning dus. Opvallend: minder donker en dreigend (minder black metal dus), wel meer details en een betere productie. Maar het voornaamste: riffsriffsriffsriffsriffsriffs! Van ongekende schoonheid, ontroerend mooi vaak. Ik had mijn jaarlijst wel af, dacht ik.
Shrinebuilder – Shrinebuilder
Stonermetalsupergroep (iets voor scrabble of galgje) met leden van Neurosis, The Obsessed, Melvins en Om. Zal allemaal wel, dacht ik. Toch maar even beluisterd. Blijkt het een weliswaar heerlijke zware maar ook verrassend subtiele en ingehouden plaat te zijn, met genoeg ruimte voor iedereen zonder egotripperij. Alle bands hierboven zijn ook terug te horen, om beurten of tegelijk. De laatste Om wordt in ieder geval onbedoeld met de grond gelijk gemaakt, dit is ontstellend veel beter. Feelgoodmusic eigenlijk, door de duidelijk hoorbare spelvreugde. In het laatste nummer hoor ik dan ook nog echo's van 'Spaceship Landing' van Kyuss, en ben ik helemaal verkocht.
Zelienople – Give It Up
Shoegazende droompop? Nachtmerrie-ambient? Uitgespacede postrock? Ergens er tussenin dus. Het is geweldig wegdrijven bij dit soort pracht. Hypnotiserende schoonheid noemde Jan Willem het al op zijn Caleidoscoop, en gelijk heeft-ie. Namen als late Talk Talk en Yume Bitsu komen soms in me op, maar dit is minimaler, verstilder. De zang houdt het nog net in bijna-pop-regionen, anders was de band allang verdwenen in de wolken.
Whatever Works (Woody Allen, 2009)
Woody Allen is terug van vakantie uit Europa en schoot zijn laatste film in New York. Een vermoeiende film met veel metadiscussies, stereotypen die zich geen raad weten met zichzelf en de ander. Met dank ook aan de vierde wand, passief kijken is er niet bij. Ik vond de plaatjes van Barcelona mooier, maar vooral Evan Rachel Wood speelt hier echt geweldig, beter nog dan de personificatie van Allen in de film zelf, Larry David (in de rol van een aartscynicus die zijn dagen slijt door kleine kinderen in te maken met schaken).
Ólafur Arnalds - Dyad 1909 (cd, Erased Tapes)
Kort na zijn prachtige mini Found Songs komt de gezworen melancholicus Arnalds alweer met een nieuwe, nu iets langere release op de proppen. Dyad 1909 is de begeleidende muziek van een dansstuk van de hedendaagse choreograaf Wayne McGregor. Hoe je hierop dansen moet weet ik niet, wellicht als een stervende zwaan, maar het is weer van een onaardse schoonheid. Zelf brengt hij piano, elektronica en composities en wordt verder bijgestaan door 3 violisten en een cellist. Ontroerend goed!
Luister Online: Dyad 1909
Blueneck – The Fallen Host (cd, Perfect Storm/Denovali)
Alweer een post-rockband met harde en zachte momenten. Is daar nog plek voor op het platgetreden pad? Ja hoor, zeker in het geval van Blueneck. Zij maken namelijk muziek die klinkt als een combinatie van Godspeed You! Black Emperor, Mogwai, Sigur Rós, Mono, 65daysofstatic, Radiohead en Slowdive. De epische stukken komen bekend voor, maar kennen wel een sterke opbouw en worden fraai ondersteund met strijkers en/of piano. Daarnaast gaan ze soms meer de mystieke liedjeskant met zang en al op of halen ze een shoegaze, ambient, neoklassiek of new wave geluid tevoorschijn. En als ze dan klappen uitdelen zijn die goed raak. Overweldigende schoonheid.
Luister Online bij Myspace: Lilitu / Seven
Celer - In Escaping Lakes (cd, SlowFlow Rec)
Volgens mij is dit minimaal de 10de release dit jaar van Celer. Ik heb eerder al aangegeven dat ondanks de tragische dood van 26-jarige Dani Baquet-Long weduwnaar Will Long voorlopig nog onder de naam Celer muziek uit zal brengen. Er ligt nog genoeg op de planken.In Escaping Lakes is wederom een welkome aanvulling op hun indrukwekkende discografie. Het is één lange soundscape vol zwoele maar gitzwarte ambient die door melacholische gevoelens aaneengeregen lijkt. Het is een kwestie van ogen dichtdoen, wegdromen en genieten.
Luister Online bij Myspace:
In Escaping Lakes excerpt 1 & 2
Myrmyr – The Amber Sea (cd, Digitalis Recordings)
Nieuw uit de VS is het mysterieuze duo Myrmyr, bestaande uit de dames Agnes Szelag (zang, cello, harp, guzheng, klokkenspel, bas, shruti box, percussie) en Marielle “Darwinsbitch” Jakobsons (viool, piano, harp, gitaar, accordeon, klokkenspel). De muziek is geïnspireerd door de mythologie, Baltische folklore en folkmuziek. Ze worden op hun debuut regelmatig geholpen door gasten op vooral diverse blaasinstrumenten. Het houdt het midden tussen free folk, neoklassiek, filmmuziek en improvisaties. Hun magisch melancholische geluid komt ergens uit tussen Arvo Pärt, Hildur Gudnadottir, Grouper, Matt Elliott, Ben Frost, Mi & L’Au en Pantaleimon. Ongrijpbare pracht.
Luister Online: Jurata / First Seed / The Sea Returns / Silver Rooster / Egle’s Escape / The Story Begins
Porcelain – Adios Betty (cd, Drunk Dog)
Vier jaar heeft het geduurd voor deze Fransen met hun derde album komen. De groep bevindt zich altijd in het spannende schemergebied van de (post)rock. De nieuwe cd opent met een wat zeikerig popliedje, maar daarna gaat de knop weer op droefgeestig en donker. Ze zijn wel meer de popkant opgegaan, maar combineren dat met stevige postrock, experimenten en emotioneel geladen zang. Bij elkaar opgeteld komen ze dan op het bijzonder mooie midden uit van de Black Heart Procession, Bloc Party, Radiohead en Sophia.
Luister Online: Adios Betty
Prince Of Assyria - Missing Note (cd, Kning Disk)
En alweer een sterke release op het bijzondere Kning Disk. Ditmaal het project rond Ninos Dankha, geboren in Bagdad en gevlucht naar Zweden. Bij de eerste song moet je tot hij uithaalt meteen denken aan Nick Cave. De muzikale omlijsting is als een met folk geïnfecteerde Tindersticks. Hij krijgt hulp van legio gasten op piano, synthesizer, accordeon, bas, gitaar, viool, cello, trompet, drums fluit en klarinet. Het is heerlijk droefgeestige singer-songwritermuziek met darkpop en rock elementen en altijd vergezeld van die adembenemende gastbijdragen. De in het perfect Engels gezongen teksten gaan veelal over het gemis, dood gaan en verloren liefdes. De perfecte voedingsbodem voor melancholische prachtmuziek. Andere namen die naar boven komen borrelen zijn Anywhen, Nick Drake, Leonard Cohen, Smog en Sodastream. Het is ongegeneerd zwijmelen met deze muziek.
Luister Online bij Myspace:
Another Love Song / Tears Of Joy / Sail The Ships Away / What Ever You Want / Tliga / Waltz Life / We As People / Sleep Tight / Emotion Laces / Missing Note
tUnE-yArDs – BiRd-BrAiNs (cd, 4ad)
De wellicht vreemdste cd van dit jaar en een atypische 4ad-release komt van Merrill Garbus met haar project tUnE-yArDs. Ze maakt een soort grofkorrelige, experimentele mix van lo-fi, blues, neopunk en folk en combineert dat met Afrikaanse elementen, bijzondere samples, stuiterende ritmes, repetitieve patronen en beklijvende zang in het Engels en Swahili. Er is geen vinger op te leggen, maar denk aan een soort wereldse hu
tspot van M.I.A., Solex, The Raincoats, Devendra Banhart, Butter 08 en Dirty Projectors. Ook al houd je van geen van die genoemde bands, dan nog kan de muziek van Garbus je aanspreken omdat ze echt een unicum is. Zelf luisteren is geloven en het beste om een idee te krijgen.
Luister Online:
BiRd-BrAiNs
Kings of Convenience – Declaration of Dependence
Een prachtplaat die ik laatst bij het opstellen van mijn decennium top 10 over het hoofd zag is het wat flauw getitelde Quiet Is The New Loud van Kings of Convenience. Na het horen van Winning A Battle, Losing The War wist ik destijds niet hoe snel ik me naar de winkel moest spoeden. Simon & Garfunkel-harmonieën met nog veel mooiere akoestische gitaren, wat wil je nog meer. De albumtrack I Don't What I Can Save You From bleek zowaar nog beter en de hele 'b-kant' is intiem, delicaat en tekstueel al even schilderachtig als de muziek. Impressionistisch, kleine flarden van zomeravonden en fraaie Noorse landschappen. Na het debuut ging het duo uiteen en hoewel Declaration of Dependence intussen de derde major label-plaat is, wordt het tweetal toch nooit meer zo perfect complementair als op het debuut. Erlend Øye heeft zich ontpopt als de danskoning, met o.a. Whitest Boy Alive. En leadzanger Eirik Glambek Bøe? Die deed helemaal niets, al stel ik me graag voor dat hij een universitaire graad in natuurkunde, oid, haalde. Erlend zag de wereld en ondertussen ging Eirik's Engels achteruit. Zoiets. Ze zingen ook steeds vaker unisono over meisjes. (Die Erlend is ondanks al zijn nerdy-held vast een pick up-artist!) De gitaarpartijen zijn lang niet zo ingewikkeld meer, geen melodielijnen verstopt in twee gitaren die een intricaat patroon 'strummen', maar simpele semi-funky letterlijk wegtikkende akkoorden en daarover heen een meefluitbaar simpele solo. Hoeft echt niet altijd slecht uit te pakken, opener 24-25 is bijvoorbeeld schitterend. Het artwork van de heren is altijd consistent, in mijn boek een enorme plus. Zo is het schaakbordje van de voorkant van de tweede plaat, nu ook weer aanwezig. Het meisje is wel verdwenen. Voor het eerst zijn er wat sympathieke liner notes, die het een en ander uitlichten. Het merendeel van de plaat schijnt geschreven te zijn tijdens soundchecks, echt iets voor vedetten, die buiten de muziek nooit meer iets samen doen. Vandaar al die galm, zeggen de heren. Op de gitaren vind ik het niet zo erg, maar vocaal is het soms wel jammer. Te Fleet Foxes. De Kings of Convenience moeten juist fluisterzacht en extreem dichtbij in je oor zingen. Na de opener blijkt vooral het laatste kwart van de plaat ouderwets goed. Zo is er een nummer dat Riot On An Empty Street heet, ook al de titel van de tweede plaat, een Jandekiaanse truc, want het is wel een compleet nieuw en fijn nummer.
Taking Woodstock (Ang Lee)
Ach ja, Woodstock. Ang Lee kreeg niet toevallig juist dit jaar wat geld toegeschoven om 'r een fictiefilm over te maken. Veertig jaar geleden, een goede reden om weer luxe audioboxen en meer van die dingen weg te zetten. Cynisme terzijde is Taking Woodstock een erg gammel, maar uiteindelijk (en enigszins verrassend) toch vrij geslaagde film. Een film die gaandeweg beter wordt, wat altijd fijn is. We maken kennis met Elliot Tiber, een jongen die terug is gekeerd naar zijn ingeslapen dorpje. Daar runt hij samen met zijn ouders een volstrekt kansloos motelletje. In het Joodse gezin is zijn moeder de allesoverheersende dominante kracht. Slachtoffer van totalitaire regimes en nu een wandelend cliché, een karakter van bordkarton, wat helaas nergens verandert. Vader, die vermoedelijk hetzelfde heeft meegemaakt, is vooral erg passief. Een zwijger, die gaandeweg de film uit de schulp kruipt en zelfs wat aan een de lieve Harry Dean Stanton uit Pretty in Pink doet denken. Zijn zoon probeert er wat van te maken, zo zit hij, in een grappige scène, de plaatselijke winkeliersvereniging voor. Omdat het natuurlijk de tijd van Vietnam is, loopt Emile Hirsch weer eens verwilderd rond, ditmaal als post-traumatisch getroebleerde veteraan. Je zou wellicht denken: jonge Elliot gaat Woodstock organiseren en wordt een held, maar eigenlijk is hij een bijfiguur. Het is meer dat Woodstock, dat in zekere zin al volledig door anderen in de steigers is gezet, in zijn schoot valt en hij het alleen maar naar de achtertuin van zijn buurman haalt. En dan niet weet wat ie meemaakt. Zijn ouders en buurman trouwens ook niet. De types die Woodstock in werkelijkheid organiseren zijn goed getroffen, er is een waanzinnig irritante zweefkees, die stiekem ook alleen maar in geld denkt en er zijn de harde zakenmannetjes in pakken die eens goed rijk denken te worden. (En dat vermoedelijk ook zíjn geworden) Een cruciaal detail dat ik nog vergeet: Elliot is homo in de kast. Je zou bijna zeggen, een bekend Ang Lee-thema'tje… En toch, alles wat hiervoor staat heeft uiteindelijk helemaal niets te maken met waar de film in excelleert. Het gaat om het uitstekende middengedeelte als de hippiestromen zijn gekomen, en een half miljoen mensen hutjemutje op de wegen naar het festival staan. Elliott dwaalt er wat verdwaasd doorheen, na een tijdje wordt hij opgepikt door een agent die 'm stapvoets achterop de motor meeneemt. Het zijn taferelen die aan de mensen op de cols van de Tour de France doen denken: muziek, dansen, barbecue, kraampjes, dat werk. Ang Lee neemt er echt de tijd voor. Uiteindelijk belandt Elliott in de handen van een hippie-stelletje met een campertje. 'Hey man, you look thirsty' zegt Paul Dano, ja hij weer! 'I am!' Die camper moet natuurlijk ook van binnen bekeken worden en zelfs vóór het lsd-trippen begint heeft het moment iets magisch en tastbaars, ik rook het interieur van oude vouwwagens. Darna helpt Love op de soundtrack. Op dat gebied op zich de bekende namen als The Doors, Ravi Shankar en Richie Havens, maar in mijn oren in elk geval geen afgesleten clichés. En de live-muziek? Die bereikt Elliott nooit en dat is goed zo. Hij ziet alleen een enorme mensenmassa. Een golvende oceaan van vredige mensen.
Rəhman Məmmədli Ayrılık
Rəmiş kende ik al, maar er zijn natuurlijk meer gitaristen actief in Azerbeidzjan, ik heb nog geen jaren zeventig werk gevonden hoewel sommigen er de leeftijd voor hebben om toen al aktief te zijn geweest. Allemaal met diezelfde cheesy Casio-begeleiding, terwijl ze hun distortion wel weten te vinden, vooral Rəhman Məmmədli. Op de Turkse uitgave Ayrılık valt het met de begeleiding alleszins mee (redelijk organisch) in vergelijking met de meeste Youtube clips, maar eigenlijk moet er natuurlijk een psychedelische Kraut band achter.