Niet alleen het RIVM ziet een najaarsgolf, ook hier komt die aardig op gang in het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Björk, Esmerine, Gilla Band, Haven Of Echoes, Liraz, Major Parkinson, Jessica Moss, Pixies, Bjørn Riis en Valentin Silvestrov.
Jan Willem
Björk – Fossara (cd, Wellhart/ One Little Independent / Konkurrent)
Ik ben een grote fan van Björk, die al sinds haar 11de bezig is met muziek en bij mijn weten altijd in ontwikkeling is, zowel destijds met The Sugarcubes als ervoor en later solo. Ook nu ze bijna 57 is, lijkt ze er enkel meer futuristisch op te worden en heeft ze met de meest uiteenlopende spraakmakende artiesten samengewerkt. Het is waar dat je tegen haar stemgeluid moet kunnen, maar als je dat net als ik prettig vind, valt er in de loop der jaren een hoop te genieten. Ze had met gemak een popdiva kunnen worden, maar kiest toch de meer experimentele weg waar ze dikwijls best wat fraaie klassieke elementen aan toevoegt. Dat is niet anders op haar twaalfde album Fossara, haar eerste in 5 jaar, waar reikhalzend naar werd uitgezien. De titel betekent in het IJslands “watervallen” en in het Latijns “graver”. Nu vallen beide hier eenvoudig te combineren, want ze laat op diepgravende wijze bijzondere geluiden stromen. Het gaat van IDM, abstracte en leftfield elektronica en ambient naar pop, (neoklassiek, pop, tribal en minimal music, waarbij ze het liefst een volkomen onvoorspelbare, gemixte en experimentele koers vaart. Nooit om de luisteraar simpel te pleasen, maar meer om die mee te nemen op een intrigerende luistertrip. Het is bij Björk ook altijd een soort zelftherapie om verder te kunnen komen. Ze werkt hier weer samen met een uiteenlopende muzikanten, naast diverse strijkers, blazers en koorzangers -waar ze zelf de arrangementen voor heeft geschreven-, ook artiesten als Kasimyn, Emilie Nicolas en Serpentwithfeet. In een goede 54 minuten laat ze 13 nieuwe tracks het licht zien, die de grootse klasse van Björk eens te meer onderstrepen. Het is weer zo’n wonderlijk en tegelijkertijd wonderschoon artistiek album waarin je jezelf enkel wil blijven wentelen.
Esmerine – Everything Was Forever Until It Was No More (cd, Constellation / Konkurrent)
Het in 2000 opgerichte Esmerine is één van de vele Godspeed You! Black Emperor zijprojecten, die net als een paar andere is uitgegroeid tot een op zichzelf staande groep. De groep bestaat al sinds het eerste uur uit celliste, pianiste en zangeres Rebecca “Beckie” Foon (The Silver Mt. Zion, Fifths Of Seven, The Mile End String Ladies Auxiliary, Set Fire To Flames, Saltland) en percussionist/toetsenist Bruce Cawdron (ex-Godspeed You! Black Emperor, Set Fire To Flames, Triple Burner). Tegenwoordig bestaat de line-up verder uit Brian Sanderson (piano, (alt)viool, hoorn, mellofoon, ngoni, bugel, kornet, sousafoon) en Philippe Charbonneau (contrabas, bas, piano, synthesizer, drones, tape echo), waarmee ze samen met nog wat gastmuzikanten ook hun zevende album Everything Was Forever Until It Was No More hebben gemaakt. Esmerine worstelt hierop met de existentiële spanningen tussen atmosfeer en luchtloosheid, afzondering en claustrofobie, verdraagzaamheid en samensmelting. Dat heeft geleid tot hun meest melancholische en ingetogen werk tot nu toe, die je niet in de koude kleren gaat zitten. In een kleine drie kwartier komen er 9 tracks voorbij, die die bestaat uit een mengelmoes van kamermuziek, neoklassiek, experimenten en kalme postrock, die zich als een machtige soundtrack ontvouwt. Het zit allemaal ergens tussen Anoice, A Winged Victory For The Sullen, Rachel’s en wat van hun andere projecten in. Verstilde pracht die hard binnenkomt!
Gilla Band – Most Normal (cd, Rough Trade / Konkurrent)
In Dublin wemelt het heden ten dage van de geweldige bands. Eén daarvan is Girl Band, of eigenlijk moet ik zeggen was. De groep heeft namelijk in november vorig jaar besloten om na twee albums de naam te veranderen in Gilla Band. Voor zover ik na kan gaan bestaat de groep nog altijd uit de heren de heren Dara Kiely (zang), Alan Duggan (gitaar), Daniel Fox (bas) en Adam Faulkner (drums); van een dame was nooit sprake. Ze presenteren nu hun debuut Most Normal, wat alles is behalve normaal. Maar ja ze waren altijd al goed in het tegenovergestelde te suggereren. Ze hebben het roer wel drastisch omgegooid, want voorheen brachten ze nog een pakkende mix van noise, post-punk en avant-rock, nu bestaat de muziek vrijwel uit een splijtende combinatie van heftige noise, metal, industrial en een vleug hip hop. In de 12 tracks geven ze je wel wat momenten om op adem te komen, maar voor de rest geven ze je (oren) er flink van langs. Dat klinkt overigens als een sublieme hybride van The Body, Godheadsilo, The Fall, Metz, Liars en Drill (de metal-industrial-hip hop band uit GB). Ze weten je hiermee een goede 36 minuten stevig in de houdgreep te nemen. Keihard en niet normaal goed!
Haven Of Echoes – The Indifferent Stars (cd, Haven Of Echoes / Creative Eclipse PR)
De nieuwe groep Haven Of Echoes brengt twee muzikanten uit twee verschillende werelden samen, namelijk Paul Sadler van de Britse progressieve death metalband Spires en Andreas Hack van de Duitse progressieve rockband Frequency Drift. Je kan stellen dat ze het progressieve element delen. Ze bundelen hier hun krachten om filmische progressieve rock te maken. Sadler neemt de zang en gitaar voor zijn rekeningen en Hack de rest. Ze worden nog geholpen door drummer Wolfgang Ostermann en elektrisch harpiste Nerissa Schwarz (Frequency Drift). Ze zetten hier in een kleine drie kwartier 6 tracks neer, die inderdaad op tot de verbeelding sprekende maar ook dromerige wijze de progrock aanvliegen. Met de verhoogde zang, de kristalheldere geluiden, zoals de harp, orkestraties en veel percussie-instrumenten creëren ze een meeslepend geheel. Soms vederlicht, maar op andere momenten ook duister en zwaarder. Ze positioneren zich op een eigen plek in het genre. Een veelbelovend debuut!
Liraz – Roya (cd, Glitterbeat / Xango Music Distribution)
Het is weer aan de orde van de dag in Iran dat vrouwen hun haar bijvoorbeeld niet goed bedekken en dat zelfs met hun leven moeten bekopen. Dit is niet iets dat ik graag wil betrekken bij iets moois als de muziek, maar het is er helaas ook niet los van te koppelen hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Zelf kan ik er echt met mijn hoofd niet bij dat men in deze tijd vrouwen zo onderdrukt. Het kan niet, mag niet en zou nooit zo hebben gemogen. Sinds de Iraanse revolutie eind 1978 mogen vrouwen in dit moderne tijdperk daar al helemaal geen muziek meer maken. Vele zangeressen wijken uit naar het buitenland en zo leer ik pareltjes als Googoosh, Ahdeyeh, Sussan Deyhim, Dariush en later ook Liraz kennen. Actrice en singer-songwriter Liraz Charhi is een kind van Iraanse ouders, die in de jaren 70 naar Israel zijn geëmigreerd. Zij komt pas later op een reis naar Los Angeles in aanraking met de muziek van de genoemde expats en is daardoor geraakt. Dat neemt ze ook mee in haar muziek, zij het dat ze dit op smaakvolle en eigenzinnige wijze helemaal op haar manier doet, die wel weer aansluit op de muziek van haar voorbeelden. Nu is ze terug met haar derde album Roya, dat “fantasie” betekent in het Farsi. Ze heeft deze samen met drie mannelijke en drie vrouwelijke Israëlische plus een aantal anonieme Iraanse (voor de veiligheid) muzikanten opgenomen. Haar zang wordt hier begeleid door bağlama, bas, keyboards, gitaar, piano, viool, tar, daf, zarb en altviool. Het levert 11 tracks op, waarbij de titeltrack er in twee verschillende versies op staat, te weten de “gewone” en de vrouwelijke versie. Liraz spreekt ook duidelijk haar steun en waardering uit voor de (dappere) vrouwen in Iran. Muzikaal gezien laat ze onder meer dat lekker psychedelische geluid uit de jaren 70 uit Iran horen. Dat combineert ze met hedendaagse muziek, klassieke elementen en electropop. Zo brengt ze fraaie lassen uit meerdere werelden, waardoor het alleen muzikaal gezien al een verbindend werk is geworden. Liefhebbers van bovenstaande artiesten maar ook van bijvoorbeeld Natacha Atlas, Rim Banna en Khruangbin kunnen er hun hart aan ophalen. De muziek is van een unieke schoonheid en met een duidelijke boodschap, al pakt het vaak ook opgewekt en hoopvol uit. Het is weer met recht in alle opzichten een wereldplaat te noemen.
Major Parkinson – Valesa, Chapter 1: Velvet Prison (cd, Apollon Records / Plastic Head Distribution / Creative Eclipse PR)
De Noorse groep Major Parkinson wordt ergens in 2003 opgericht en hebben een bijzondere, donkere aanpak. Dat is goed te horen op hun eerste 3 albums, te weten Major Parkinson (2008), Songs From A Solitary Home (2010) en Twilight Cinema (2014). Ze brengen namelijk iets dat het midden houdt tussen alternatieve pop en een psychose in, aangelengd met delen dark cabaret, progressieve rock en avant-rock, waarbij Tom Waits mede door de zang wel om de hoek ligt. Hun derde album eindigt ook in mijn jaarlijst. Het zeven koppige collectief bestaat tegenwoordig uit frontman Jon Ivar Kollbotn (zang, piano), Lars Christian Bjørknes (piano, synthesizers, orgel, programmering, achtergrondzang), Eivind Gammersvik (bas, achtergrondzang), Sondre Sagstad Veland (drums, percussie, typemachine, achtergrondzang), Sondre Rafoss Skollevoll (gitaar, achtergrondzang), Øystein Bech-Eriksen (gitaar) en Claudia Cox (viool, achtergrondzang). Op elk album laten ze hun geluid steeds evolueren, maar dat is op hun laatste Blackbox uit 2017 misschien wel het meest evident. Het is allemaal wat harder en meer elektronisch dan voorheen. Nu nemen ze op Valesa, Chapter 1: Velvet Prison weer een behoorlijke afslag en koersen veel meer richting de synthpop en progrock, al laten ze de oude ingrediënten ook niet helemaal varen. Ze weten hier echt te sprankelen met deze muziek, die raakvlakken heeft met Marillion, Porcupine Tree en Cardiacs. Ook de extra zang van Linn Frøkedal (The Low Frequency In Stereo, The Megaphonic Thrift) biedt een mooi helder tegenwicht aan de zwaardere zang van Jon Ivar. Ze wisselen verder weemoedige met lichtvoetigheid af. Een uitgebalanceerd sterk album dat doet uitzien naar het volgende hoofdstuk!
Jessica Moss – Galaxy Heart (cd, Constellation / Konkurrent)
Voordat de Canadese violiste, zangeres en geluidskunstenares Jessica Moss haar solocarrière op poten zet is ze te horen in groepen als Thee Silver Mt. Zion, Black Ox Orkestar en The Geraldine Fibbers. Daarnaast is ze ook actief geweest als gastmuzikant bij bij Sackville, Frankie Sparo, The Arcade Fire, Carla Bozulich, Vic Chesnutt, Big Brave, Daniel O’Sullivan, Oiseaux-Tempête en Zu. Ze heeft inmiddels 3 soloalbums uitgebracht (met gasten), die steeds een andere benaderingswijze kennen. Het debuut Pools Of Light (2017) bevat een emotioneel geladen mix van drones, neoklassiek, ambient, folk en experimentele zang, die een enorme impact hebben qua intensiviteit en schoonheid. Bij haar tweede album Entanglement (2018) zet ze de kwantumtheorie in als metafoor voor het creëren van energetische verbindingen door esoterische processen, waarbij het resultaat bestaat uit melancholische vlechtwerken van vioolpartijen, spaarzame zang, elektronica en ruimtelijke effecten. Vorig jaar is Phosphene, ofwel “fosfeen” verschenen, dat gaat over de nawerkingsvlek die op het netvlies ontstaat nadat je in een lichtbron hebt gekeken; je ziet dus licht dat er niet meer is. Moss ziet het als een ontsnapping uit de pandemie, lockdown, sociaal isolement en vaak verduisterde hoop. Ze stelt dat als je je vuisten maar hard genoeg tegen je ogen drukt er uiteindelijk vuurwerk is; iets maken van wat er dan niet is. Ze maakt een spannende hybride van neoklassiek, ambient-metal, drones, ruis en industriële elementen, waarin de suggestie van licht wordt gewekt. Het is knap, intensief, expressief en wonderschoon. Nu verschijnt daarvan de zusterplaat Galaxy Heart, waarmee Moss een intensief oeuvre voltooid dat voortkwam uit de diepe isolatie. Het belicht de meer rauwe en zoekende energie, waarbij de meer experimentele muziek steeds uit brokstukken uit de ruimte tegen elkaar gehouden lijken te worden, hetgeen een hol doch intens en dikwijls ook bevreemdend en koortsachtig resultaat tot gevolg heeft. Het belichaamt de strubbelingen met eenzaamheid of een situatie waar het eind van de tunnel niet zichtbaar is op indrukwekkende wijze. Net als op het vorige werk krijgt ze steun van contrabassist Thierry Amar (Godspeed You! Black Emperor, Thee Silver Mt. Zion, Black Ox Orkestar, Molasses, Land Of Kush), maar ook drummer Jim White (Dirty Three, Springtime, Xylouris White) is in een paar tracks van de partij. Ongepolijste muziek die bestaat uit donkere kosmische materie die inslaat als een komeet. Voor de fans van Christina Vantzou, György Ligeti, Sarah Davachi, Kronos Quartet, Colin Stetson, Oren Ambarchi en Stars Of The Lid. Wat een woeste weelde!
Pixies – Doggerel (cd, Pixies Recordings Inc./ Infectious Music/ BMG)
Toen ik voor het allereerst de muziek van de Pixies hoorde, ging er echt een wereld voor mij open. Geen band klonk als hen met absurde teksten, harde noise en ook surf. Ook live maakten ze diepe indruk begin jaren 90. Het heeft mijn liefde voor gitaarmuziek en de richting ervan ook een boost gegeven. Maar ook voor diverse artiesten gelden ze als één van de meest invloedrijke bands. Voor de liefhebbers zijn Surfer Rosa & Come On Pilgrim (1988, beide ook apart uitgebracht), Bossanova (1990) en Trompe Le Monde (1991) denk ik stuk voor stuk klassiekers. Als Black Francis of Frank Black, die eigenlijk Charles Michael Kittrigde Thompson IV heet, daarna de stekker r evia een fax naar alle leden uittrekt om solo verder te gaan is dat even slikken. Zijn materiaal erna is ook uiterst wisselvallig. Maar 23 jaar later is er dan toch de gehoopte doorstart met het vijfde album Indy Cindy (2014). Deze valt niet tegen maar ook niet mee. Publiekslieveling Kim Deal (The Breeders), die nog wel met diverse liveoptredens tot 2013 meedeed, heeft dan het veld geruimd. De Pixies blijven eigenzinnig anders en steken nog altijd boven de middenmoot uit, maar de sensatie van weleer lijkt ver weg. Dat gaat echter per album erna, te weten Head Carrier (2016) en Beneath The Eyrie (2019), steeds weer beter. Een aantekening daarbij is dat ze wat mij betreft niet hoeven te klinken als op een vorig of vroeger album, want dat deden ze voorheen ook niet en dat was iedere keer bepaald geen straf. Inmiddels bestaat de groep naast Black Francis (zang, gitaar) uit leden van het eerste uur Joey Santiago (gitaar) en David Lovering (drums), wiens inbreng essentieel blijkt voor het succes, plus het nieuwe vaste bandlid Paz Lenchantin (A Perfect Circle, The Entance Band, Zwan, Silver Jews) op bas en zang. Nu zijn ze terug met hun nieuwe album Doggerel, waar ook een hele tournee aan gekoppeld zit (ga ze zien, echt de moeite waard!). Voor het eerst lijken ze weer wat meer terug te grijpen naar hun sound uit de jaren 80 en weten dat op uitstekende wijze in te bedden in het hier en nu. Zuurpruimen doen anders geloven, maar wijs mij één band aan die echt in de buurt komt van deze giganten. Dit is materiaal dat echt weer bij hun 4AD-werk aansluit. “Doggerel” betekent “rijmelarij” ofwel “onbenullig dichtwerk”, hetgeen de humorvolle knipoog die de band altijd maakt maar eens te meer onderstreept. De cd opent ook weer als een ouderwets Pixies-album met “Nomatterday”. Je zit meteen weer op de punt van je stoel en je blijft daar gedurende het album ook grotendeels. Dat ze soms klinken als de Beach Boys die teveel gerookt hebben maakt helemaal niet uit. Ze doen wat ze het beste kunnen en dat is eigenzinnige, genre overschrijdende rockmuziek maken. Van hoogtepunt naar hoogtepunt en typisch Pixies.
Bjørn Riis – A Fleeting Glimpse (cd, Karisma Records / Plastic Head Distribution / Creative Eclipse PR)
Eerder dit jaar liet de Noorse zanger/gitarist/toetsenist Bjørn Riis zijn vierde album Everything To Everyone het licht zien. Hij laat er spannende en toch atmosferische progressieve rock horen, wat zijn beste muziek tot dan toe oplevert. Daarnaast, al voordat hij 2014 een solocarrière is gestart, speelt hij ook nog in de prog/symfonische rockband Airbag. Tijdens het maken van zijn laatste album was er al het idee ontstaan om de mini A Fleeting Glimpse te maken, waarop Riis zijn inspiratiebron Pink Floyd echt naar voren laat komen. Die mini is er nu en bevat 4 songs. In de eerste, “Dark Siladowns (Part 1)”, is meteen de geweldige zang van (en met) Durga McBroom (Blue Pearl) te horen, die in de jaren 80 en 90 als achtergrondzangeres gezongen heeft bij Pink Floyd. In het tweede, te weten “A Voyage To The Sun”, lijkt Riis een eigen instrumentale versie van “Set The Controls For The Heart Of The Sun” te hebben willen maken. Dat doet hij echt op respectvolle en eigenzinnige wijze. Ook in het daaropvolgende “Summer Meadows” zijn de meesters van weleer nooit ver weg. Hij besluit met deel 2 van de openingstrack, waar nu alleen hij zingt. Links en rechts wordt hij nog geholpen door muzikanten op drums, piano, farfisa en keyboards. Hoewel Riis bepaald niet hoeft te leren vliegen door Pink Floyd, heeft hij wel op ludieke wijze zijn vleugels uitgeslagen om een schitterende en stemmige hommage te brengen aan één van zijn voorbeelden. Veren in hun reet!
Valentin Silvestrov – Maidan (cd, ECM)
Doorgaans maakt de inmiddels 85-jarige Oekraïense componist en pianist Valentin Silvestrov (1937) zich niet heel erg kwaad en is hij ook niet echt politiek geëngageerd. Diens muziek, die hij al vanaf 1969 uitbrengt, is dan ook vrijwel altijd meditatief, al zit zijn muziek vaak op het snijvlak van klassieke en avant-gardistische nieuwe muziek. Maar nu is hij gevlucht naar Duitsland en boos, op Rusland uiteraard. Hij schreef de 15 composities van Maidan overigens al in 2014, naar aanleiding van de gebeurtenissen op het Onafhankelijkheidsplein (Maidan Nezalezhnosti) in Kiev. Daar waren felle protesten omdat de president van Oekraïne plots besloot de EU-deal te cancellen. Dat heeft tot doden en veel gewonden geleid, maar uiteindelijk wel de EU-deal. Zo kreeg de politiek toch vat op zijn composities. Door de brute Russische inval staat naar eigen zeggen heel Oekraïne en eigenlijk de hele wereld symbool voor “Maidan”. Op de cd met dezelfde naam staan naast de 15 stukken ook nog “Four Songs”, “Diptych” en “Triptych”, waardoor je dus op 24 composities uitkomt, die goed zijn voor ruim 76 minuten aan muziek en uitgevoerd worden door het geweldige Kyiv Chamber Choir onder leiding Mykola Hobdych, die het koor in 1990 heeft opgericht. Silvestrov beschikt over een uniek talent om emoties en drama te verpakken in muziek. De muziek komt hier is niet boos over, maar is wel vaker krachtig en maakt met 5 prachtversies van het volkslied ook een duidelijk statement. Dat wisselt hij af met engelachtige en uiterst droefgeestige stukken; of een combinatie daarvan, waarvan het machtige, sacrale “Prayer For Ukraine” en schitterend voorbeeld is. Maar zo zijn er legio stukken met die intensiteit, zowel in de verstilde als de “forte” en orthodoxe als seculiere stukken. De diepe emoties sijpelen werkelijk uit alle poriën, die met enige regelmaat zorgen voor bergen kippenvel, zeker als je bedenkt wat er achter zit. Silvestrov weet een mooie balans te maken tussen de hoge vrouwelijke zang en de zware mannenstemmen, die soms haast klinken als een strijkersensemble. Het is nauwelijks voor te stellen dat het allemaal a capella is. Mocht je niet bekend zijn met Silvestrov’s werken, dan moet je het ergens zoeken tussen Arvo Pärt, Zbigniew Preisner en Philip Glass. Ik ken veel doch lang niet alles van Silvestrov, maar vind deze behoren tot één van zijn topwerken.