Niet alleen een zilvergrijze wolf in Nederland, ook de rode hond is weer gesignaleerd. Wij zaten weer gepokt en gemazeld te schrijven aan onze lijstjes uit het:
We luisterden naar: Manic Street Preachers, Austra, Snow Ghosts, Various Artists: Collision/Detection, Phil Tyler, Paul Metzger, Sun Araw / Ralph White, Jon Hopkins, Horna en Bvdub. En gingen naar: John Zorn (Zorn At 60). En keken naar: Divorce Italian Style.
Manic Street Preachers – Rewind the film
Richard Hawley is het britpopicoon dat schittert in dit nummer. De beste man, o.a. ex-Pulp, was mij nog niet bekend, maar hij croont zich door de coupletten heen, waarna James Dean Bradfield, de zanger van de Manic Street preachers, mij beter bekend, de zang verderop overneemt.
De eentoninge zanglijnen, weinige instrumenten, de trage gang… Als deze single een voorproefje is van het album Show me the Wonder dat in september verschijnt ben ik niet onder de indruk. Of eigenlijk: ik ben überhaubt niet onder de indruk. Nu verder wachten op dat album
Austra – Olympia (cd, Domino)
De eerste cd Feel It Break uit 2011 heeft het meteen naar mijn jaarlijstje geschopt. Dit Canadese cool wave trio bestaat uit Lets-Canadese zanger/pianiste en boegbeeld van de band Katie Stelmanis (ex-Galaxy), drummer Maya Postepski (ex-Galaxy, Trust) en bassiste Dorian Wolf (ex-Spiral Beach). Op het debuut brengen ze een geweldige met wave geïnfecteerde elektropop die het beste van vroeger en nu in zich verenigt, vergezeld van de prachtig galmende etherische zang van Katie. Qua referentie hebben ze zich ergens tussen Warpaint, New Order, The Knife, Fever Ray, Kate Bush, Bel Canto, Human League, The xx en Soap & Skin genesteld. Sexy onderkoeldheid. Geweldig! Dan verschijnt de nieuwe cd Olympia, waarmee het niet meteen liefde op het eerste gezicht is. De groep is uitgebreid met toetsenist Ryan Wonsiak en achtergrondzangeressen Sari & Romy Lightman (uit Tasseomancy). De groep laat de wave meer achter zich en focust zich op dance en elektronica. Wat dat betreft doen ze net zoiets als Bel Canto ooit deed. Overeind staan nog steeds de wulpse ritmes, de duistere atmosfeer en die heerlijke stem van Katie. En hoe vaker je het album draait, des te meer weet het je te grijpen. Of ik het zo goed ga vinden als het debuut is de vraag, maar het is in ieder geval een sterk tweede album geworden!
Snow Ghosts – A Small Murmuration (cd, Houndstooth)
Throwing Snow (ofwel Ross Tones) en Augustus Ghost (aka Hannah Cartwright) werken samen sinds Hannah in 2008 in Engeland gaat wonen. Tot heel veel muziek komt het dan nog niet. Hannah heeft voorheen ook al (als gast) gezongen in Phaeleh, Iambic en Masakichi. Ross is duidelijk meer de elektronische man. Na een mini volgt nu hun debuut A Small Murmuration, dat zoals je met deze bandnaam ook verwacht lekker onderkoeld en spookachtig begint. In de tweede track hoor je echter plots felle technobeats. Ik ben geboeid! Dan volgen ook elementen uit de IDM, (dark) ambient, cool wave en zelfs folk. Maar de boventoon wordt gevoerd door post-dubstep en trip hop, hoewel ze veelal een hybride van stijlen presenteren, waarbij de spookachtige, melancholische en vooral onheilspellende atmosfeer overeind blijft. Dat wordt in stand gehouden door de dreigende muziek, maar ook door de hese, onderkoelde zang van Hannah. Denk aan een mysterieuze kruisbestuiving van Lamb, Locust, Burial, Soap&Skin, Fever Ray, Cranes, Portishead, Massive Attack, Mi And L’Au en Grouper en je komt in de buurt. Adembenemend debuut vol ansgtaanjagende schoonheid.
Various Artists: Collision/Detection (2cd, Front & Follow)
Het Britse Front & Follow label heeft twee gezichten. De eerste is die van een regulier, maar verrassend en gevarieerd label met sterke releases van onder meer Andy Nice, Elite Barbarian, Sone Institute en The Doomed Bird Of Providence. Het tweede is die van een label dat zich heeft gespecialiseerd in bijzondere remixprojecten, dat allemaal begint met Long Division With Remainders uit 2010. Hierop worden op ambitieuze wijze door diverse artiesten 14 versies van dezelfde ep gemaakt en elk van de 14 artiesten doet dat ook nog eens met 4 tracks ieder. Deze 4 dubbel cd, met onder meer Helen Watson, Leylan Kirby, Sone Institute, Isnaj Dui en Sone Institute, is een ambitieus begin geworden van een nieuwe reeks met de titel Collision/Detection. Voor deze serie stopt elke deelnemer geluiden in de grote snoeppot, waaruit de deelnemers weer geluiden vissen om er een 4 track epee van te maken. Inmiddels zijn alle 9 intrigerende releases een feit. Het deelnemersveld bestaat uit respectievelijk
Psychological Strategy Board, West Norwood Cassette Library, The Lord, Hong Kong In The 60s, BLK w/BEAR, Kemper Norton, The Doomed Bird Of Providence, Isnaj Dui en last but not least Sone Institute. De klus is geklaard, hoewel nog niet helemaal. De hele serie is nu als dubbel cd in een boxset verschenen. Fraaie artwork en alle muziek keurig bij elkaar geharkt. Bij de aankoop krijg je er ook nog digitaal 5 exclusieve tracks bij van West Norwood Cassette Library, Psychological Strategy Board, BLK TAG, Isnaj Dui en Kemper Norton, plus de 9 geluidsfragmenten van 30 seconde van de deelnemers die ze in de grote pot hebben gestopt. Een majestueus werk. Nu is het wel klaar, hulde!
Phil Tyler – We Sunk The Ship To Get Rid Of The Rats (cdr, Tor Press, 2013)
Achttien heerlijk rustige banjonummers van Phil Tyler, een muzikant uit Newcastle die vooral bekend staat als de mannelijke helft van het duo Cath & Phil. Helemaal solo is hij hier echter niet, met Sarah Hill die zachte vocalen inbrengt op drie tracks, en bovendien helpen enkele traditionals en een Sacred Harp song hem op weg in tekst en tune. Het lijkt misschien allemaal een beetje veel op elkaar, maar het geheel is erg relaxed uitgevoerd waardoor de cdr perfect is om bij weg te dromen op een warme zomerdag. De cdr is uitgevoerd in een mooie verpakking, met artwork van Jake Blanchard.
Paul Metzger – Tombeaux (lp, Nero’s Neptune, 2013)
Nog meer banjo, eveneens solo, maar toch heel anders. Paul Metzger gebruikt zijn gemodificeerde 23-snarige instrument om texturen en drones te creëren, in plaats van noten te spelen. Tombeaux doet geïmproviseerd aan, maar vanwege het lage tempo en door elementen van Indiase klassieke muziek te gebruiken is de hypnotiserende werking het sterkste punt van deze plaat. Resonerende plukken en een strijkstok die langzaam langs de snaren glijdt zorgen voor een melancholische stemming als ook één die linkt naar het impressionisme, getuige een bewerking van een compositie van Claude Debussy. Net als die laatstgenoemde zorgt Metzger door zijn spel voor vernieuwing, hier in het bespelen van akoestische instrumenten.
Sun Araw / Ralph White – split (12”, Monofonus Press, 2013)
Onwaarschijnlijke combinatie: de retro-futuristische lo-fi psychedelica van Cameron Stallones met de American primitivism van de minstens twee keer zo oudere banjospeler Ralph White. Ze ontmoetten elkaar tijdens SXSW vorig jaar en daar ontstond het idee voor een samenwerking, wat op deze 12” overigens weinig meer behelst dan de namen samen op de hoes. Sun Araw covert op kant A Trasher van Neil Young, op zijn bekende spacende wijze, en maakt er een 10 minuten durende jam van. Ralph White duikt wat verder terug in de tijd met Lord Franklin, A Child Ballad, een nummer van schijnbaar 150 jaar oud. Toch is ook zijn aanpak indrukwekkend te noemen, met natuurlijk veel traditionele elementen uit de Americana maar ook met een moderne kijk op het origineel. Misschien hebben Sun Araw en Ralph White dan toch meer met elkaar gemeen dan we dachten.
Jon Hopkins – Immunity
Waar is Speedy J eigenlijk gebleven? Niet de eerste gedachte die je verwacht bij een nieuwe Hopkins. Zijn allermooiste release is ten slotte een hartverscheurend sentimentele (en mooie!) folk-ep met King Creosote. Hopkins zet de techno-beuk er op Immunity echter flink in. Lange tracks, de computers in de DSP maximum overdrive, en gáán. 'Holden' dan nog maar eens tegen! Stoer en behoorlijk verslavend, maar ik was toch blij dat de boel langzaamaan wat verluchtigd werd. Er mag door een open raampje wat piano binnen komen dwarrelen. En dan zweeft King Creosote ineens voorbij, alsof iemand met een ruisende transistor een lang vergeten Arabische zanger oppikt.
Divorce Italian Style (Pietro Germi)
Lekker ironische zwarte komedie, uit Italië dus. Mastroianni is fantastisch als de uiterst zuinig kijkende, perfect in het pak gestoken Siciliaan die zijn vrouw zat is. Zenuwtrekjes spelen rond zijn mond, terwijl hij plannetjes bedenkt om zijn besnorde eega voor een minderjarig nichtje (natuurlijk!) in te ruilen. Naast het machismo wordt ook de rest van de Italiaanse samenleving op de hak genomen. De bekende pijlers – katholieken, communisten, maffia – krijgen het allen te verduren. De baron (want dat is toch wel het andere kenmerk van Italiaanse films: aristocratie) vindt inspiratie in een rechtszaak. Als hij zijn vrouw toch eens op overspel kon betrappen. 'Maar ze was walgelijk trouw…' Na lang zoeken treft hij dan toch een geschikte kandidaat. Voor het moment suprême heeft hij 3 uur de tijd, want – jawel – La Dolce Vita bereikt de hak van de laars! Zo kunnen we eens met contemporaine ogen naar de film kijken. (De bios zit vol verlekkerde mannen.) Bewijst ook mooi met wat voor klap Mastroianni een superster werd. (Want Divorce, Italian Style is maar één jaar later!) De subtiliteit die ik in de eerste scenes vermoedde (met geweldige, afgepaste voice-over) wordt gedurende de film helaas wel ingeruild voor een teveel aan running gags, maar een fijne farce blijft het. 'Cornuto! Cornuto! Cornuto!'
Zorn At 60 @ Gent Jazz, België
John Zorn wordt zestig en viert dat op een aantal plekken in Europa met een dagje muziek van zijn hand. Afgelopen zaterdag op North Sea Jazz maar gelukkig ook op het meer overzichtelijke Gent Jazz. De dag wordt geopend met 'Song Project', waar mensen als Sean Lennon en Laurie Anderson teksten schreven op muziek uit Zorns catalogus gezongen door Sofia Rei Koutsovitis, Jesse Harris en Mike Patton. De band bestaat uit John Medeski, Trevor Dunn, Marc Ribot, Kenny Wollesen, Cyro Baptista en Joey Baron. Het blijkt nogal vaak om Filmworks te gaan dus het is wat gezapig allemaal ondanks de twee Naked City uitbarstingen. Strak daarna, het is namelijk nog steeds een festival en het mag niet stilvallen, doet Koby Israelite een optreden met Masada werk. Het is wat rommelig allemaal, wat vooral stoort bij de Bulgaarse themaatjes die ik veel strakker gewend ben, dus 't kan aan mij liggen.
Op het hoofdpodium mis ik een act om even te eten maar Illuminations komt via de speakers komt toch bij ons aan en ls piano jazz door Wollesen, Dunn en Steve Gosling. We nemen weer plaats in de tent (voor de lege VIP tribune staan mag niet en we worden gesommeerd te gaan zitten) en er volgt een koorstuk genaamd The Holy Visions. Het kan me matig bekoren, al kan het ook de ambiance zijn van een tent en rondlopende mensen. Het blok wordt afgesloten door The Alchemist, wat me veel beter bevalt, al zie ik dit soort muziek toch liever in een schouwburg waar iedereen blijft zitten en het geluid beter is (onversterkt, bij voorkeur). Daarna speelt op het kleine podium kamerorkest Tirzah diverse stukken uit de catalogus. Prettig toeven zo in het gras in de zon. Leuk om Death Waltz Fantasy eens live te horen.
Daarna is het de beurt aan het Moonchild trio (Dunn, Baron en Patton) aangevuld met Medeski. Een uitstekende set waarbij zowaar enige burgerlijke ongehoorzaamheid wordt geïnitieerd door iemand die wil dansen en een grote groep mensen uit de stoelen en op de been krijgt die zich (staand) verzamelt voor het podium. Het hoogtepunt is, net als toen ik ze in Brussel zagjaren geleden, de guerilla toegift: een geïmproviseerd stuk gedirigeerd door een in een hoodie gehulde Zorn. James Moore speelt vervolgens in de kleine tent Book Of Heads (voor Eugene Chadbourne gecomponeerde 'extended' gitaar technieken), maar daar hoor je net buiten de tent al bijna niks meer van.
De avond wordt afgesloten door The Dreamers (Wollesen, Baron, Ribot, Dunn, Baptista en Jamie Saft) die pittiger spelen dan ik op basis van de cd had verwacht. Na een Joods thema loopt het naadloos over in Electric Masada, waar Ikue Mori aanschuift en Wollesen doorschuift van vibes naar drums. Een klein groepje probeert nog een keer het zitbeleid te bevechten maar dit lukt deze keer niet en Zorn vraagt zelfs om weer te gaan zitten ("Patton's not on stage, quit drooling!" maar verder blijft Zorn zeer beleefd). Afsluiter Idalah-abal is nog heavier dan tien jaar geleden, op dezelfde plek, toen de band ermee opende. En dat ondanks het ontbreken van de tirade tegen de fotografen die we er toen bij kregen. Nog een toegift en de viering zit erop, waarbij deze laatste set het vuurwerk is wat bij de gelegenheid hoort.
Horna – Askel Lähempänä Saatanaa (World Terror Committee, 2013)
Rauwe black metal is vaak een eufemisme voor inspiratieloze bagger met een geluid dat slechter is dan de Darkthrone demos afgespeeld op een eerste generatie walkman. Gelukkig zijn er uitzonderingen, zoals het Finse Horna. Na een aanzienlijke stilte lag begin dit jaar ineens een nieuw album in de schappen.
En na tien minuten luisteren dacht ik bij mezelf: is Horna nog wel die uitzondering? Want zijn ze nou een stukje ‘rauwer’ geworden, of word ik gewoon een dagje ouder? Het zal een combinatie van beide factoren zijn. Feit is dat ik deze nieuwe Horna een beetje inspiratieloos vind. Het begint al met het obligate ‘enge’ intro…zucht. Voorts schiet de zang nogal te kort en kan ik na een aantal luisterbeurten nog steeds niet echt een nummer aanwijzen dat écht boven het maaiveld uitsteekt. Als daar nog bij komt dat de drummer in de snellere tracks niet altijd even strak is, dan wordt het een lastige exercitie om het eerder aangehaalde eufemisme te ontkrachten.
Het is een degelijk album, maar niet meer dan dat. Ik zet Sanojesi Äärelle nog maar eens op en kom tot de conclusie dat de al dan niet bewuste radiostilte Horna geen goed heeft gedaan. Weer een illusie armer, doch hopelijk is dat tijdelijk.
Bvdub – A Careful Ecstasy (Darla, 2013)
Bvdub – At Night This City Becomes The Sea (AY, 2013)
Voor zover ik het kan overzien zijn dit tot nu toe de enige twee releases die Brock Van Wey dit jaar op de markt bracht. En dat is opmerkelijk weinig. Ik tel vier albums in 2012 en maarliefst zeven in 2011. Het jaar is echter nog niet voorbij, dus wat niet is kan nog komen. De vraag is echter of de wereld er wel op zit te wachten. Want ik had aanvankelijk een kleine reservering bij deze twee nieuwe platen: wordt het niet een beetje té kitsch en camp?
Beide albums kwamen in januari uit, maar ze zijn geen eenheidsworst geworden, al is er uiteraard een grote gemene deler. Je kunt vele labels plakken op Bvdub, van dub techno tot chillout ambient; net als op zijn andere recente albums ligt de nadruk hier op de laatstgenoemde kwalificatie.
At Night This City Becomes The Sea begint mooi met het gestaag aanzwellende “Never Meant You Any Harm”. In het hierop volgende lange stuk “(N)ever Existed” gaat het voor het eerst een beetje mis: ik trek de pathetische zang niet al te best, al maakt een sporadisch aanwezige, bijna agressieve dub techno beat veel goed. Gelukkig is de zanger niet de volle 23+ minuten aanwezig. En nu moet ik oppassen dat ik de plaat niet minuut voor minuut door de mangel haal. Dus vat ik rest samen: het is Bvdub zoals we hem kennen en af en toe slaat hij de plank mis. Overstuurd geluid hier, slordige tempowisseling daar. En die kitsche zang. En ik vind de hoes lelijk. En dat klinkt als geheel een stuk negatiever dan bedoeld, want het is zeker geen verkeerde plaat.
A Careful Ecstasy dan. Het eerste dat opvalt: mooie hoes. Bijna net zo mooi als die van Serenity. En laat dat nou net een plaat zijn die het schopte tot mijn 2012 jaarlijstje. Dus dan dringt de retorische vraag zich op: kan ik A Careful Ecstasy beoordelen op zijn cover?
Wat me direct opvalt is het warme geluid; dit ontbrak op At Night This City Becomes The Sea toch wel enigszins, realiseer ik me terwijl “Another Love” zijn zalvende klanken over me uitstort. Wederom een mooi begin. En ook hier volgt die zang, die pathetische zang. Ja, het is een pijnpuntje, maar ik zal er nu over ophouden. Want het went ook, merk ik, al bevindt voor mij de ware schoonheid van dit album zich in nummers waar een etherische vrouwenstem mijn gehoorskamer vult. Neem het pijnlijk fraaie “It Was For You, It Was For Us” dat bijna neoklassiek aandoet in al zijn hemelsheid: Pärt on electronics. Of “If I Had Been A Better Man” waarin de ijzige zang sfeerbepalend is in het techno gedeelte (en de mannenstem met disco keyboard in het tweede bedrijf het nummer als geheel zelfs complementeert). Of het door pianoklanken en donkere vrouwenvocalen gedragen “Through The Lower Room, We Rise Higher”. En dan ben ik alweer bijna zover, dat ik alleen het afsluitende titelnummer nog zou moeten noemen. Maar dat doe ik dus niet; daar mag je zelf naar luisteren.
In vergelijking met At Night This City Becomes The Sea is A Careful Ecstasy meer coherent en plezieriger om naar te luisteren. De nadruk ligt op ambient techno en van sonische excessen is nauwelijks sprake. In dit geval strekt dat zeker tot aanbeveling. Overigens haalt A Careful Ecstasy het net niet bij Serenity, nét niet.
Dus wat is het nou: kunst of kitsch? Het antwoord: dat is irrelevant. Dit is Brock Van Wey in al zijn schoonheid en subtiele eigenaardigheid. En daar hoort het balanceren op het randje bij. Dat maakt het juist zo lekker.