Het schaduwkabinet: week 27 – 2009

De Subjectivisten hebben niets tegen Michael Jackson. Onze beste vrienden zijn zelfs Michael Jackson. Alleen jammer dat de eerste Oboema de dood van ons aller natte droom Farrah Fawcett overschaduwt; zo goed was hij nou ook weer niet. Wel retegoed zijn onze lijstjes uit het:
Schaduwkabinet
We luisterden naar: Mulatu Astatke & The Heliocentrics, Moby, DJ Hell, Simone White, Kaloomé, Celer, Seasons (Pre-din), Kettel, Golden Silvers, The Felice Brothers, Secret Chiefs 3 en AC/DC. En keken naar: A Tree Grows In Brooklyn, The Hurt Locker en L’Heure D’été.

ERICVANREES
Mulatu Astatke & The Heliocentrics – Inspiration Information 3
Ik was er niet bij in Paradiso eerder dit jaar, maar dit plaatje biedt een herkansing. De Ethiopische ster gaat de samenwerking aan met dit Londens collectief dat o.a. DJ Shadow live mocht bijstaan. Dat resulteerde in een fijne, relaxte combi die heerlijk wegluistert met dit soort tropische temperaturen. Je hoort funk, grooves, soul, jazz en uiteraard die vreemde pentatoniek die Ethiopische muziek kenmerkt. Op cd is de boel geniaal goed gemixt, en alleen daarom al een feest om naar te luisteren. Prettige bijkomstigheid is ook dat er geen persoonlijke egotripperij is in de vorm van ellenlange solo's: sfeer en groove staan voorop. Let op de geniale Sun Ra-achtige afsluiter, waarop de band echt de diepte ingaat.


JANWILLEMBROEK
Moby – Wait For Me (cd, Little Idiot)
Als het riekt naar eenzaamheid en bescheidenheid, dan is Moby meestal op z’n best. De man heeft geweldige cd’s gemaakt en cd’s die je maar beter als onderzetter kunt gebruiken. En van punk tot house. Voor mij is Play zijn laatste fatsoenlijke cd. 10 jaar na die cd komt hij weer met een prachtalbum. Wait For Me bevat melancholische, ambientachtige instrumentaaltjes (met vaak stemamples) en nog droefgeestiger gezongen nummers. Van de 16 nummers zijn er 7 gezongen, door 7 verschillende zangers en zangeressen waaronder Moby zelf. Je hoort daarbij stemmige strijkers, elektronica en triphop beats, allemaal van de hand van Moby. Het voelt als een cd van iemand die zich alleen voelt. De muziek is alles behalve vrolijk, maar zeker niet neerslachtig. Titels als “Shot In The Back Of The Head”, “Mistake”, “Wait For Me”, “Hope Is Gone” en “Isolate” zeggen genoeg. Er hangt een sfeer die tussen Joy Division, David Bowie en David Lynch inzit, als u begrijpt wat ik bedoel. Lynch is de grote inspiratiebron geweest voor dit album. Er valt eigenlijk niets op af te dingen, Moby heeft gewoon weer een ijzersterke cd afgeleverd.

DJ Hell – Teufelswerk (cd, International Dee Jay Gigolo)
Meteen besteld na Omar’s lovende woorden en daar issie dan eindelijk. En wat een geweldig album het is. Vette techno met strakke ritmes, motorik en Krafwerk-achtige klanken. Verder ga ik hierniets meer aan toevoegen.
Luister Online:
U Can Dance (feat. Bryan Ferry) / The Angst & The Angst Pt 2 / The Disaster / Electronic Germany

Simone White– Yakiimo(cd, Honest Jons)
Geen “Beep Beep Song” meer, maar nog wel steeds die lekkere songs. Ze maakt eigenlijk rare meisjes muziek, maar brengt het te nuchter. En ze integreert wat meer altcountry in haar intrigerende singer-songwritermuziek. Hierdoor doet ze wisselend denken aan Essie Jain, Tarnation, Lambschop en Joan Newsome. Schoonheid op een ingetogen, zachte manier.
Luister Online (en grijp wat mp3’s):
http://new.honestjons.com/label.php?pid=34095&LabelID=14815" target="newwin">Yakiimo

Kaloomé – De Otro Color (cd, Naïve)
De muziek van het zeskoppige (2 vrouwen, 4 mannen) Franse ensemble Kaloomé is het best te omschrijven als zigeunermuziek uit Catalonië met Noord-Afrikaanse, flamenco en Latin invloeden. In 2004 zijn ze met hun debuut Sin Fronteras een belofte voor de toekomst. Die belofte lossen ze in met hun geweldige tweede cd De Otro Color. Ze zetten gitaren, zang, koren, darbouka, bendir, violen, contrabas, castagnetten, conga’s, handgeklap en overige percussie-instrumenten. Ergens tussen de Gipsy Kings, Von Magnet, Youssou N’Dour en Souad Massi ligt het melancholische geluid van Kaloomé.
Luister Online bij Myspace:
Agua Fresca / Adebtouni / Gitano Te Vas / Galbi

Celer– Levitation And Breaking Points(3x 3”cd-r, Celer)
Chubby Wolf – Meandering Pupa (4x mcd-r, Chubby Wolf)
Bij Celer gaat het niet alleen om de muziek, het is ook de artwork en de beleving. Dus ga niet zeuren als je vier discs ontvangt die in het kwadraat ook nog samen op 1 schijf passen. Dat is bij Chubby Wolf, het zijproject van Danielle Baquet-Long uit Celer, namelijk het geval. Maar daar zit een zelf geknutseld doosje en beschilderd omheen, die dit tot een superpersoonlijk werk gaat. Dani heeft veel van de in eigen beheer uitgebrachte cd’s van Celer van kunst voorzien. In totaal vijf korte nummers vol fragiele elektronische experimenten staan er op haar solo die heel subtiel als schemerend licht van karakter veranderen. Elk schijfje in de vorm van een businesscard heeft een eigen foto gekregen. Persoonlijker dan dit kan je het haast niet krijgen. Celer, die qua productiviteit Machinefabriek naar de kroon steekt, komt ook met een drie dubbele cd, die met een totaal van 63 minuten ook op één schijf past. Deze zitten in een driedimensionaal trapeziumvormig doosje gestoken. Deze doet wel denken aan hun 4cd Sieline, waar de schijven 2 aan 2 in een piramidevormig doosje zitten. De drie tracks op dit nieuwe drieluik (en er staan alweer 4 cd’s op stapel) bevatten hun kenmerkende zwoel-duistere ambient. Hogere kunsten van een innemend stel!

Seasons (Pre-Din) – We Fall Like The Night (cd-r, Thy)
Kijk dat is nog eens aardig. Om zijn fans te bedanken heeft hij iedereen van zijn mailinglist zijn nieuwste werk voor niets toegezonden. Het zijn drie stukken geworden waarin elektronische noise, duistere ambient, verstilde piano- en akoestische gitaarklanken en spookachtige stemmen elkaar afwisselen dan wel aanvullen. Een wonderschoon, beklemmend en bovenal filmisch kleinood.


LUDO  
Kettel – Myam James 2
Kettel heeft bovengetekende wel 'ns geremixed dus hij kan wel 'n potje bij me breken. (Ook al betaalde het label daar gewoon vet flappen voor natuurlijk) Remixen zijn voor de gewone luisteraar over 't algemeen overbodig, maar je eigen bescheiden werkje door zulke talentvolle handen laten gaan, da's een mooi moment. Niettemin deden Kettel's albums me altijd minder dan ik verwachtte, of zou willen. Ook dit keer leek 't eerst weer die kant op te gaan. Het leek me net de soundtrack van Dink Smallwood, zo'n zesderangs rpg-game uit de jaren '90, met suffe harpjes. Even doorbijten is gewenst want Kettel zit daar echt heel wat levels boven. Zeg maar richting Final Fantasy. En de componisten daarvan worden schatrijk, van die game worden de soundtracks "gewoon" op cd uitgebracht. Kettel omschreef deze plaat dan ook terecht op 3voor12 als een open sollicitatie in die richting. Ik zeg Tom Holkenborg eat your heart out, dit is duizend keer beter dan de de drab die hij voor een film als Blind schreef. Naast de ambient-schetsjes (Sauce is de mooiste) is Kettel natuurlijk van de old school IDM: bliep bliep. Soms wordt dat een irritant trucje en ook daarin is hij geen vernieuwer, maar album-hoogtepunt Verkens in Londen is dan wel weer verdomd prachtig, let op de piano-drieklanken in de eindbreak.
Golden Silvers – True Romance
Britpop-plaatje van de week. Iemand die laatste Super Furry Animals nog gehoord? Ergerlijke zooi. Het timbre van de zanger alhier heeft wel wat weg van Gruff Rhys. Zelfde melodramatische melodieën ook, alleen dan oerconservatief aangekleed. Probeer alleen al opener Another Universe. Heerlijk belegen studiopop. "Maybe we will meet again in another universe." Lekker harde snare-drum ook, op vreemde wijze geaccentueerd door een ratelende glitch. Een andere uitschieter is "Magic Touch" met een refrein zo cheesy en klassiek, recht uit oma's platenkast, zeg maar.
The Felice Brothers – Yonder Is The Clock
Hun voorgaande album haalde mijn jaarlijstje, dus dan kun je 't al wel uitspellen. Deze is echt niet slecht, maar wel een stuk minder. Een beetje saai zelfs en irritant in een of twee bezopen nummers. Tom Waits-invloeden (Sailor Song) hadden niet gehoeven, die man moet lekker in zijn uppie blijven. De ballades lijken ook qua melodie niet zo sterk te zijn, al is Ambulance Man heel aardig, evenals het spookachtige Boy From Lawrence Country. ("Be so kind, tell me warden, who's in line to die this morning? Could I see the show?") Qua tekst en sfeer zit het dus wel goed, misschien zit ik gewoon te zeuren. Het liedje dat me deze eerste ronde in elk geval het meest opviel is het superieur swingende Run Chicken Run, zou in de tekenfilm met haast dezelfde naam gebruikt kunnen worden. Chickens don't get no life after death!
A Tree Grows In Brooklyn (Elia Kazan)
Achteloos goed en hartverwarmend melodrama van Kazan en dan te bedenken dat 't zijn debuut was. Prima vergelijkbaar met To Kill A Mockingbird, een andere favoriet. Beide sentimenteel en nostalgisch naar het opgroeien in povere tijden. (Zoals Buddy & Julie Miller op hun laatste plaat zingen: "When times were hard but we didn't know it. If we ate it, we had to grow it") Evenals in Mockingbird volgen we een opgroeiend meisje. Ze is pienter, leest en droomt, een trekje wat ze van d'r vader (James Dunn) heeft, een zingende ober met 'n gigantisch drankprobleem, die op zijn mooiste moment een fraai liedje aan de piano zingt Betere tijden zullen komen, zegt ie. Altijd. En komen doen ze niet. Smoeder (Dorothy McGuire, haast Björk uit Dancer in the Dark) zwoegt en zwoegt en zweogt. Haar zus is d'r spiegelbeeld, da's meer Madonna, een vrije ziel die de mannen om haar vingers windt. Waar het boek een decennium of meer bestrijkt propt de film alles in een winter en een lente. De warmte en de tragedies met kerst (It's a Wonderful Life!) en de hoop in de lente. Film zit vol prachtige details, zoals hoe je bij de slager zorgt dat je verse waar krijgt en niet de troep die al dagen in de bak ligt. En hak er ook nog even dit uitje doorheen meneer.


MARTIJNB  
Secret Chiefs 3 @ La Citadelle en bordées, Duinkerken
Het gratis festival in het schizofrene plaatsje (iedereen spreekt Frans maar overal zie je Nederlandse woorden op puien en straatnaamborden) blijkt eigenlijk een soort dorpsfeest te zijn, waar voor zover ik kan zien vooral de lokale bevolking op afkomt. Er zijn veel bandjes, waarvan ik er maar een ken: Secret Chiefs 3 dus. En die andere nog steeds niet, want onze tijd vooraf (het optreden begint pas om 1 uur 's nachts) brengen we door op een terrasje. In het begin horen we Ierse folk en een surfbandje dat diverse stukken speelt die we ook kennen van Secret Chiefs 3, in de gedaante van UR, zoals Exodus. Daarna beginnen ze in de kroeg naast ons plaatjes te draaien en dat levert in combinatie met de volgende band aan de andere kant een ondefinieerbare brij op. De straat tegenover het podium is de place to be zo lijkt het, er is niet door te komen als we later op zoek naar een broodje worst gaan. Ook als Secret Chiefs 3 het podium betreedt blijft de grote drukte waar hij is. Toch is er een klein maar zeer enthousiast publiek. Behalve dat de band voor het eerst in deze vorm bij elkaar is (Shahzad Ismaily, Ches Smith, Jai Young Kim, Timb Harris) is tot overmaat van ramp Trey's elektrosaz kapot en deze kon niet voor het optreden worden gerepareerd. Of dat de oorzaak is weet ik niet, maar de nadruk ligt vanacht op sURf. Geen pijen, maar pakken en zonnebrillen en een veel ruigere sound dan bij de optredens van vorig jaar. De surfband van eerder vanavond steekt ineens heel bleekjes af bij dit geweld. Als er een snaar springt wordt er op een andere gitaar het Ishraqiyun nummer Medieval gespeeld en het is duidelijk te merken dat het op gitaar, met een paar fretten minder, toch even wennen is. Maar vanaf dat moment verliest de geest van de pech haar grip en wordt het toch een behoorlijk goed optreden waar je totaal niet de indruk van een openbare repetitie hebt die Jai Young ons had voor gehouden. De discostraat is in de tussentijd bepaald niet leger geraakt, om drie uur 's nachts hebben ze nog lang geen genoeg van de regelmatig terugkerende Michael Jackson plaatjes, maar wij hebben nog een hele lange rit te maken dus we poetsen de plaat.


OLAFK
The hurt locker (Bigelow 2008)
Ja, dit is goed! En het eerste half uur is ongelofelijk goed. Kijkje in het leven van Amerikaanse soldaten in Irak die bommen onschadelijk moeten maken. Een gegeven dat natuurlijk automatisch voor spanning zorgt, maar Bigelow maakt er iets heel aangrijpends van. Vanaf de eerste seconde word je in een nachtmerrie geworpen, zoals Platoon dat zo goed deed. Geen politiek hier, maar een matter-of-fact benadering waarbij de beweegredenen van mensen die bommen onschadelijk maken minstens zo raadselachtig zijn als die van de bommenmakers. Jeremy Renner maakt indruk als de arrogante bravoure-kikker die weet dat elke job zijn laatste kan zijn.

L’heure d’été (Olivier Assayas 2008)
Op facebook kijk ik weleens naar foto’s die een vriend van een vriend geupload heeft. Foto’s van een totale vreemde dus, die ik soms met interesse, of een glimlach, doorblader. Het lijkt een beetje op een film kijken zonder verhaal. Nee, make that film kijken. Een of twee keer per jaar komt er een film voorbij die je raakt zonder dat je nu precies weet waarom. Dit is de eerste. Assayas ken ik van het bevlogen post-moderne Irma Vep (met Maggie Cheung). Déze lijkt qua stijl wat op Un conte de noël (Deplechin) van vorig jaar. Familiebijeenkomst in het huis van oma, nicht van een overleden schilder, die tussen de bedrijven door begint met de instructies over de erfenis. Een hoop gelul over kunst-stukken. De drie kinderen, twee waarvan in het buitenland wonen, besluiten na haar dood de spullen te verkopen. Meer gelul over kunst-stukken. Tussendoor krijgen we schetsmatige episodes uit het echte leven. Waar het nu echt over gaat? Joost mag het weten. Assayas kijkt wel uit om cliché-matige dingen te gaan roepen over kunst, leven en de relatie daartussen. Geen veroordelingen, geen obligate leegtes. Hier en daar een halve suggestie, de kijker mag het verder invullen. Een stapeltje snapshots van onbekenden dus. En ja, daar kun je intens van genieten.


Thijs  

AC/DC @ ArenA (23/06/09)

Na het jammerlijke mislopen van de eerdere show in Ahoy’ nu dus toch maar naar het wederom met twee vingers in de neus uitverkochte hol van de leeuw voor één van mijn grote jeugdliefdes. Zag ik vorige week Karma to Burn voor het eerst in tien jaar weer live, voor AC/DC was het al ruim 21 jaar geleden, een persoonlijk record. Sindsdien lijkt de band alleen nog maar veel populairder geworden. Destijds in de Rijnhal in Arnhem (1988, qua plaatwerk zeker niet het hoogtepunt in de carrière van de band) waren we als dertien-jarigen uitzonderlijk jong, maar anno 2009 is AC/DC live echt een feestje in de categorie ‘van 8 tot 80’ en sowieso voor jan-en-alleman. Zo om me heen kijkend in het vak – helemaal achterin de hoek maar wel eerste ring – zie ik metalboeren, Duitse gezinnen, het soort theaterpubliek dat er bij de voetbal ook zit, Jos, Edgar, Storm, behoorlijk wat hipsters ook, maar nog meer fout Purmerends petjesvolk (dat mij al sinds station Sloterdijk onafscheidelijk vergezelt), vlak voor ons een deathmetaller met nota bene een Necrophagist shirt en naast ons twee Garth en Wayne lookalikes, maar dan extreem zwijgzaam, met onder andere een zelfgestift Black Sabbath-logo op de rug van het mouwloze spijkerjekkie. Zo zien we het graag. Bedacht me nog wel even dat als ik iets beter m’n best had gedaan ik nu ook met m’n zoontje had kunnen gaan, net als m’n vader in 1988, maar goed, misschien kan je ook maar beter gewoon met vrienden zijn die je ongestoord een traantje laten wegpinken bij ‘Back In Black’.

Want ja, voor een band als AC/DC blijkt een sfeerloos stadion dus totaal geen belemmering voor een weergaloos optreden. Ik laat me vanzelfsprekend slechts bij hoge uitzondering verleiden om naar een stadionconcert te gaan, en doet het zeldzaam abominabele geluid bij voorprogramma The Answer nog het ergste vrezen, vanaf het moment dat de animatie-introtape voor ‘Rock ’n Roll Train’ rolt, verdwijnt onmiddellijk iedere neiging tot baardplukken. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ik nu nog veel meer liefde voor de band heb dan als starstruck jong broekie, en de euforie – ik doe met Garth en Wayne een serieuze gooi naar het Nederlands record nonstop synchroon zittend headbangen voor trio’s – houdt eigenlijk gedurende twee uur onafgebroken aan. Ik had me voorgenomen om vooral op mijn eeuwige schaduwhelden Malcolm Young en Phil Rudd (die er niet bij was in de Rijnhal) te letten, maar daarvoor vervullen ze hun rol simpelweg te goed.

Op de set valt uiteraard weinig aan te merken. Alle hits, een paar toffe albumcuts (‘Shoot To Thrill’, ‘Shot Down In Flames’ en ‘Dog Eat Dog’, dat ik helaas vantussen de pisbakken moet meemaken) en de beste nummers van de laatste plaat Black Ice: ‘Rock ’n Roll Train’ dus als opener, het live nog beter uit de verf komende ‘Big Jack’, de geweldige powerpopper ‘Anything Goes’ en het titelnummer. Als ‘War Machine’ wordt ingezet kies ik echter zoals velen voor een veel minder snel dan gehoopte sanitaire (‘Dog Eat Dog’ dus), nicotine (‘Anything Goes’) en alcoholische (‘TNT’) tussenstop. Terwijl in de rij voor me drankhoofd na drankhoofd tevergeefs probeert zijn ArenAcard te vinden / correct te gebruiken / de hoogblonde barmeid het hof te maken (note to self: kies altijd de rij met het neefje van Ryan Babel achter de tap) wordt ‘You Shook Me All Night Long’ ingezet. Na een paar seconden van teleurstelling vanwege het niet in het vak zitten wordt er al snel breed geglimlacht en geheadbanged door de wachtende meute, verbroedering alom, mooi momentje. Oef, net op tijd terug op m’n plek voor ‘Whole Lotta Rosie’.

Het verbaast me trouwens enorm dat ‘Thunderstruck’, dat zelfs mij wat al te stompzinnig is (“THUN-DER! A-ha-ooh-wah-ah-oow-wah-ow…”) en geen bevredigende climax heeft bovendien, zo’n mateloos populair nummer blijkt te zijn geworden; na ‘Highway To Hell’ en ‘Rosie’ wordt deze track uit 1990 het meest enthousiast onthaald, de eerste treffer op YouTube ook als je op AC/DC zoekt. En als we dan toch die baard weer gevonden hebben: Er wordt geen enkel nummer gespeeld van mijn favoriete LP Powerage (‘Rock ’n Roll Damnation’! ‘Riff Raff’!, ‘Gimme A Bullet’! etc! etc!) en ook geen tegen beter weten in gehoopt ‘Satellite Blues’ of ‘Meltdown’ van Stiff Upper Lip (2000). Gezeik in de marge natuurlijk, want de show overtreft verder al onze verwachtingen. Alleen al het o zo simpele maar direct herkenbare aftelintro van ‘Back In Black’, de 'chk-chk’-jes van Angus’ gedempte gitaar en Rudd’s hihat, is voor mij al genoeg om koude rillingen over m’n hele lijf te krijgen, in blijde verwachting van het aanstaande riffcarnaval. Zowaar, na Rush in Ahoy’ en nu dit weer dreig ik zowaar eindelijk toch nog mijn hekel aan grote concerten te verliezen. In september Coldplay in de Goffert, woo-hoo!


Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.