En na Pasen krijgen we….juist, winter! En natuurlijk ook onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: William Doyle, Dry Cleaning, Himla, Christine Ott, The Reds Pinks And Purples, Dag Rosenqvist en David Shea.
Jan Willem
William Doyle – Great Spans Of Muddy Time (cd, Tough Love / Konkurrent)
De Britse muzikant William Doyle heft er altijd wel een handje van om lustig met stijlen te strooien. Zo liet hij met East India Youth al een aanstekelijke mix horen van synthpop en krautrock. Maar ook solo dartelt hij door de genres, waarbij er stiekem ook nog eens uitstekende composities uitrollen. Dat is al helemaal het geval op zijn nieuwste album Great Spans Od Muddy Time, waarbij je het gevoel krijgt een andere, wondere wereld binnen te stappen. Hij maakt caleidoscopische van ambient, synthpop, krautrock, lo-fi, orkestraties, glitches en allerhande experimenten. Van alles gaat een soort prettige, toegankelijke luchtigheid uit, die tevens de diepte ingaat en ook diverse mysterieuze elementen bevat. Het gaat als je de bevreemdende atmosfeer en de alsmaar wisselende muziek bij elkaar optelt echt van Robert Wyatt, New Order, Erland Cooper naar Gene Clark, This Mortal Coil, Brian Eno en Tim Hecker. En dat uiteraard door elkaar. Het is een perfect album als je even wat afleiding kunt gebruiken.
Dry Cleaning – New Long Leg (cd, 4AD)
4AD is één van mijn favoriete labels allertijden, al heeft het deze status vooral verworven door wat er in de jaren 80 en 90 op is uitgebracht. Maar zo nu en dan verschijnen er nog van die ouderwets goede bands op. Zo’n band is het in 2019 opgerichte Dry Cleaning ook, al zouden ze wel bij meer labels hun onderdak kunnen vinden. Dit Britse combo bestaat uit Florence Cleopatra Shaw (zang), Thomas Paul Dowse (gitaar), Nicholas Hugh Andrew Buxton (drums, percussie) en Lewis Maynard (bas), waarvan een deel al een geschiedenis heeft bij bands als La Shark, The Kenneths en Sans Pareil. Na twee mini’s, die eerder gebundeld zijn op lp, presenteren ze nu hun debuut New Long Leg. Ze brengen een mix van post-punk, art-rock en indierock. Daarbij lijkt zangeres, spoken word artiest en illustrator Shaw enigszins op een jonge versie van Kim Gordon (Sonic Youth), alhoewel Kirsty Yates (Earwig, Insides) er eveneens tegenaan schuurt. Muzikaal gezien hoor je er ook Sonic Youth en Earwig wel in terug, maar zijn de Pixies, Anne Clark, Wire en PJ Harvey ook nooit ver weg. Dat alles doen ze eigenlijk zonder ook maar ergens een herhaling van zetten uit het verleden te brengen, die overigens nooit een garantie vormen voor de toekomst. Op eigengereide wijze serveren ze hier iets dat zowel vertrouwd als vernieuwend en urgent klinkt. Dit zou zo maar eens een band kunnen worden, die ter referentie gaat dienen. Ze weten creativiteit en schoonheid moeiteloos aaneen te koppelen. Een waar droomdebuut!
Himla – Himla (cd, GO’ Danish Folk Music / Xango Music Distribution)
Himla is een nieuw project bestaande uit de Deens/Noorse Adine Fliid (zang, gitaar), de Noorse celliste Oda Dyrnes (Crush String Collective, EPLI) en de Deense klarinettiste Siri Iversen (Over Sundet, Bark & Blik). Op hun gelijknamige debuut, dat zowel in het Noors als Deens “hemel” betekent, brengen ze 10 eigen composities. Hiervoor hebben ze zich laten inspireren door de popmuziek, al zou je dan niet direct zeggen. Ze hebben de muziek verrijkt met folk, avant-garde en kamermuziek, waarbij ze eigenlijk nergens binnen de lijntjes kleuren en dikwijls een experimentele aanpak laten horen. Dat maakt hun muziek ook zo bijzonder, afwisselend en niet eenvoudig te categoriseren, tenzij melancholische prachtmuziek een genre is. Hun harmonieuze vocale partijen zijn wonderschoon, maar ook de weemoedige cello- en klarinetklanken weten diepe snaren te raken. Het gaat van hoogtepunt naar hoogtepunt. Ze grijpen daarbij soms terug in de tijd, maar blikken ook dikwijls naar de toekomst. Je moet daarbij denken aan een grenzeloze kruisbestuiving van Tara Fuki, Sidsel Endresen, Frifot, Ragnheiður Gröndal, Björk, Iva Bittová en Phønix. Je mag dan gerust spreken over een hemels debuut.
Christine Ott – Time To Die (cd, Gizeh)
Hoewel de Franse componiste Christine Ott een begenadigd pianiste en multi-instrumentaliste, hetgeen ook haar vakgebied is op het conservatorium van Strasbourg, maar is toch vooral befaamd om haar virtuose spel op de Ondes Martenot. Dit instrument is in 1928 uitgevonden door Maurice Martenot en heeft qua sound wel wat weg van een theremin. Ott heeft gewerkt met uiteenlopende artiesten als Yann Tiersen, Radiohead, Tindersticks, Syd Matters, DAAU, Raphelson, Noir Désir, Vénus, !, Oiseaux-Tempête en Frédéric D. Oberland. Naast haar solowerk is ze tevens te vinden in de groepen Foudre en Snowdrops. Qua output is Ott ook aardig onvoorspelbaar en laat ze zich vooral leiden door haar nieuwsgierigheid. Hierdoor kan je net zo goed soundtracks, improvisaties en muziek voor theaterstukken krijgen als pop, rock, minimal music en neoklassiek. Voor haar nieuwste album Time To Die haakt ze aan, waar ze met Only Silence Remains uit 2016 is geëindigd. Het is een zintuiglijke reis tussen de wereld van levenden en doden, hetgeen aardig duister en mysterieus klinkt. Die combinatie is aan Ott ook wel besteed, die hier naast Ondes Martenot tevens piano, synthesizer, zang, percussie, pauken, buisklokken en vibrafoon breng. Daarnaast krijgt ze hulp van Mathieu Gabry met mellotron, keyboards, vibrafoon, effecten en arrangementen en Casey Brown die in de titeltrack spoken word laat horen. Deze titeltrack is tevens de opener van dit album en die is mysterieus, psychedelisch, duister en tot de verbeelding sprekend. Het ademt wel een beetje de sfeer uit van de live-uitvoering van Pink Floyd’s “Set The Controls For The Heart Of The Sun”. De toon is gezet zou je dan kunnen zeggen, ware het niet dat de tweede track een biologerend pianonummer is. Daarna volgt er één met piano en sopraanachtige zang, om vervolgens afwisselende hybriden van de meer duistere en lichte stukken te spelen. Ott weet er een in elk geval een coherent en intrigerend geheel van te smeden, waarbij ze je pianomuziek, filmmuziek, neoklassiek, ambient en elektro-akoestische muziek serveert. Met haar 8 nieuwe composities neemt ze je een goede drie kwartier in de houdgreep. Het is spannend, ontroerend en bij de strot grijpend mooi.
The Reds Pinks And Purples – Uncommon Weather (cd, Tough Love / Konkurrent)
Het nieuwe album Uncommon Weather van The Reds, The Pink And Purples komt wel op heel toepasselijk moment nu de lente weer in de winter is veranderd. Het klinkt overigens als een enorme band, maar het is op plaat althans het soloproject van Glenn Donaldson uit San Francisco, die ook al een hele batterij aan andere groepen op zijn naam heeft staan. In een goede 35 minuten serveert hij hier 13 tracks. Deze zijn lekker uptempo en bestaan uit een mix van pop, folk en indierock, waarover nog een lekker new wave sausje is gegoten. Ondanks dat de vaart er goed inzit, is de ondertoon droefgeestig. Je moet denken aan een mix van The Cure, Morrissey, House Of Love, Beach Fossils, The Sound, Felt en Sodastream. En daar kan je met welk weer dan ook prima thuiskomen.
Dag Rosenqvist – Vråen Centrum (cd, laaps)
De Zweedse muzikant Dag Rosenqvist leer ik kennen middels zijn duistere ambient/drone vehikel Jasper TX en later ook via het neoklassieke From The Mouth Of The Sun (met Aaron Martin), het lof-fi noise project The Silence Set (met Johan Gustavsson), het experimentele trio Småland en het pop/rock duo De La Mancha (met Jerker Lundh). Tevens werkt hij met Simon Scott, Bue Nordström, Rutger Zuydervelt/Machinefabiek en Mike Weis. Ik heb denk ik ook veel ervan de hemel in geprezen, aangezien Rosenqvist goed in is wat hij doet. Nu is hij terug met Vråen Centrum, waarop hij dark ambient, drones en filmmuziek vermaalt met pure melancholie. Dat levert in een goede 40 minuten 10 sterke tot de verbeelding sprekende tracks op, die een diepe indruk achterlaten. Het weet je allemaal zo bij de strot te grijpen en mee te slepen, dat je als het ware verwonderd achterblijft. Ik heb dit vast al vaker geroepen bij hem, maar dit is één van zijn allerbeste werken tot nu toe!
David Shea – The Thousand Buddha Caves (cd, Room40)
De in Australië woonachtige Amerikaanse componist David Shea is een bijzondere muzikant op avant-gardistisch gebied, die mij al sinds begin jaren 90 weet te grijpen met zijn dikwijls ongrijpbare muziek. Hij weet daarbij dikwijls met de sampler en computer organische muziek te genereren, die zelfs wel eens de folk en wereldmuziek kant opgaat. Deze zeer belezen artiest raakt gefascineerd door artiesten als Boulez, Stockhausen, Cage, Ligeti, Ferrari, Feldman, Xenakis en Scelsi, maar ook wereldreizen, het Boeddhisme, mediteren en de zijderoute hebben zijn interesse. Die laatste drie onderwerpen zitten ook wel vaker door zijn werken vervlochten, maar nog nooit zo prominent als op zijn nieuwe cd The Thousand Buddha Caves. De culturele tradities, kosmologie, mystiek, esoterische kennis, historische tijdperken en vormen van rituelen omtrent deze mythische route vormen een grote inspiratiebron voor die nieuwe album. Hij verdiepte zich in de muziek, verhalen, geschiedenis en boeddhistische invloeden en ging op zoek naar verbindingen met deze eeuw; de technologie, de onderliggende geloofssystemen, de dans, design, architectuur, schilderkunst, film, mengvormen en inclusief de misverstanden die hybride vormen creëren terwijl culturen en tijdsperioden absorberen, vechten, stelen, vernietigen, mythologiseren en handel drijven van en met elkaar. Daarbij samplet hij ook weer deel uit zijn eigen werk. Shea (elektronica, piano, zingende schalen, keelzang, sample collages, veldopnames) krijgt hierbij steun van Mindy Meng Wang (guzheng, zang), Eugene Ughetti (percussie), Matthias Schack (percussie), Tamara Kohler (altfluit, fluit) plus gesamplede bijdragen (van het album Rituals uit 2014) van Oren Ambarchi (gitaar), Joe Talia (drums), Girish Makwana (tabla’s) en het Ictus Ensemble. Het experimentele geheel weet zowel meditatieve rust te brengen als een zekere spanning. Dat laatste komt in eerste instantie door de sfeer van de muziek, maar tevens ook door het ambivalente maar soms ook paradoxale verschil tussen de traditionele klanken en veldopnames enerzijds en de moderne sounds anderzijds. Het is een prachtalbum geworden dat stof tot nadenken geeft, je doet wegdromen en tevens intens laat genieten van de ludieke combinaties. Er staat geen maat op deze meester!