Het schaduwkabinet: week 03 – 2021

Hier is niks gevallen, behalve cd’s op de mat. We zijn wel altijd een tikje demissionair, aangezien we lopende en geen omstreden zaken afhandelen in onze lijstjes uit het:

SCHADUWKABINET

We luisterden naar: Phoebe Bridgers, Carm, Nick Cave, Lenka Dusilová, Kiwi Jr., Kvĕty, The Notwist, Radůza & SOČR, Still Corners, Ales Tsurko en Various Artists: Invisible.

 


 

Jan Willem

Phoebe Bridgers – Punisher (cd, Dead Oceans / Konkurrent)
Beter later dan nooit, maar ook hier is mede dankzij de jaarlijsten de nieuwe van Phoebe Bridgers geland. Helemaal over het hoofd gezien, terwijl ik haar eerste Stranger In The Alps uir 2017 nog bestempel als een te gek droomdebuut. Deze uit Los Angeles afkomstige singer-songwriter is slechts 11 jaar oud als ze haar eerste song schrijft en bracht haar puberteit door op open mic-avonden. Toen ze 20 jaar was, werd ze opgepikt door Ryan Adams en mocht op diens Pax Americana label de epee Killer opnemen, die in 2016 is verschenen. Maar Bridgers gaat haar eigen weg en brengt het bovengenoemde debuut op het aan Secretly Canadian gerelateerde Dead Oceans label uit. De muziek houdt het stemmige midden tussen pure singer-songwritermuziek en Americana, altcountry en folkrock. Ze overigens met enkel haar prachtzang en sobere gitaarspel al te overtuigen. De rest is bonus. En eigenlijk gaat ze hiermee verder op haar nieuwste worp Punisher, zij het dat de muziek iets zwaarder, meer melancholisch en ook heel teder is. Ze omringt zich met een waar leger aan gasten op zang, drums, percussie, bas, gitaar, klarinet, viool, contrabas, mellotron, piano, strijk- en blaasarrangementen, onder wie Conor Oberst (Bright Eyes, Desaparecidos), Nick Zinner (Yeah Yeah Yeahs), Jenny Lee Lindberg (Warpaint), Nate Walcott (Bright Eyes, Pinetop Seven), Julian Baker en Lucy Dacus. Die laatste twee delen de band boygenius met Phoebe Bridgers. En met Conor Oberst vormt ze tevens Better Oblivion Community Center. Enfin, ondanks die enorme inbreng weet Bridgers het toch allemaal smaakvol sober en intiem te houden. Ze weet de pijn in haar songs op kwetsbare, maar wonderschone wijze in te lijsten. Diepgravende prachtmuziek, die je niet onberoerd zal laten. Ten minste als je deze niet over het hoofd ziet.

 

Carm – Carm (cd, 37d03d / Konkurrent)
Soms heb je van die artiesten, die je niet eenvoudig kunt plaatsen. Zo iemand is ook de Amerikaan C.J. Carmerieri, die een geschoolde trompettist is, maar tevens arrangeur, Franse hoornist, pianist en keyboardspeler. Hij heeft gewerkt met Sufjan Stevens, The National, Antony And The Johnsons, Bon Iver, Paul Simon, The Tallest Man On Earth en Rufus Wainwright. Solo brengt hij eveneens muziek uit als Carm, waarvan nu het gelijknamige debuut is verschenen. Door zijn vele hand- en spandiensten mag hij daarom ook rekenen op een keur aan indrukwekkende gasten als Sufjan Stevens, Justin Vernon (Bon Iver), Mouse On Mars, Shara Nova (My Brightest Diamond), Georgia Hubley en Ira Kaplan (Yo La Tengo), Francis Starlite (Francis And The Lights), Mark McGee, Rob Moose (Antony And The Johnsons en meer, die Carmerieri (hoorns, synthesizer, keyboards) bijstaan op zang, piano, gitaar, trombone, drums, percussie, trompet, OP1, saxofoon, bas en cello. Met dat alles weet hij zijn ludieke songs te smeden. Het geheel komt uit op een zeer interessant kruispunt van minimal music, jazz, neoklassiek, leftfield elektronica, brass- en filmmuziek. Dat maakt deze eersteling tot een steeds verrassende, afwisselende en avontuurlijke luistertrip, die tevens van een buitengemeen innemende schoonheid is.

 

Nick Cave – Idiot Prayer: Nick Cave Alone At Alexandra Palace (2cd, Bad Seed Ltd.)
Je moet soms gewoon zin hebben in een bepaald album om het te gaan luisteren of zelfs te kopen. Eerlijk gezegd had ik die neiging niet zo bij Idiot Prayer: Nick Cave Alone At Alexandra Palace. Mijn weerstand zat hem in het “live” en alleen maar piano en zang en misschien ook omdat ik wel genoeg andere dingen had om te beluisteren. Maar na wat overtuigende woorden van een zeer gewaardeerde muziek vriend, ben ik overstag gegaan. En wat zat ik ernaast met mijn aannames. Het woordje “alone” verraadde natuurlijk ook al dat er geen klapvee te horen zou zijn. Het “alone” dat ingegeven werd door de lockdown, maar wel voor inspiratie heeft gezorgd. Verdeeld over twee schijven brengt Nick Cave in 1 uur en 24 minuten een dwarsdoorsnede uit zijn oeuvre met The Bad Seeds. Alleen met zang en piano levert Nick Cave op emotioneel geladen en ingetogen wijze vertolkingen van die nummers af. Ze zijn volledig gestript tot de essentie. Het is weliswaar kaal, maar daardoor ook confronterend, pijnlijk, ontroerend en zo schoon als pas gevallen sneeuw. Veel ervan zijn daardoor ook beter, dynamischer, mooier en zeker intenser geworden dan hun origineel. Je kunt ze, door de andere inkleuring maar ook de lading die ze meekrijgen, dikwijls beschouwen als nieuwe nummers. Het is hoe dan ook prachtige muziek voor tijdens de lockdown, of andere bezinnende momenten.

 

Lenka Dusilová – Řeka (cd, Animal Music)
Lenka Dusilová (zang, gitaar, loops, sample, effecten) timmert als een jaar of 25 aan de weg met haar innemende, alternatieve rockmuziek, zowel solo als in groepen als in Pusa, Eternal Seekers en het koor Bambini Di Praga. Daarnaast heeft ze ook albums gemaakt met Baromantika en twee jaar terug nog met Monika Načeva en mijn heldin Iva Bittová. Voor Duslová’s laatste soloalbum, overigens altijd met gastmuzikanten, moet je ruim 9 jaar teruggaan. Ze is nu eindelijk terug met een nieuw album Řeka, dat “rivier” betekent. Naast zang en zangeffecten brengt ze hier zelf elektrische gitaar, synthesizers en loops. Ze krijgt daarbij hulp van een blaasorkest en maar liefst 18 muzikanten op drums, percussie, keyboards. Bas, gitaar, vibrafoon, marimba, harp, zang, viool, altviool, cello, saxofoon, klarinet, glasharmonica, piano, pedal en lap steel, trompet en samples. Onder hen ook zangeres Monika Načeva, zangeres/celliste Dorota Barová en haar zus Iva Bittová. De 10 tracks die Dusilová hier in ruim 68 minuten voorbij laat komen zijn meer experimenteel en elektronisch qua aanpak en dat pakt zeer goed en uiterst interessant uit. Je hoort nog wel dat ze uit de meer rock-georiënteerde hoek komt, maar de output hier is wel echt anders. Ze heeft om haar nieuwe aanpak uit te werken twee producers uit die twee heel verschillende muzikale werelden vertegenwoordigen uitgenodigd, namelijk Petr Ostrouchov en de beatmaker/elektronische tovenaar Aid Kid, (Zvíře Jménem Podzim, Děti Mezi Reprákama). Net als een rivier stromen de nummers continu in elkaar door en voert het langs bochten, obstakels en mooie maar ook minder fraaie landschappen. De muziek is derhalve complex, diepgravend, veelzijdig, soms bijna kakofonisch maar ook dikwijls wonderschoon. Daarachter zitten persoonlijke verhalen, die het ook een intiem karakter geven. Goed, na deze waterval aan woorden kan ik enkel zeggen dat dit een geweldig en denk ik ook haar beste album is geworden.

 

Kiwi Jr. – Cooler Returns (cd, Sub Pop / Konkurrent)
Kiwi Jr. is een fijne indierockband met een flinke punkattitude uit Canada, die in 2016 is opgericht. Ze zijn beïnvloed door onder meer de vroegere Nieuw-Zeelandse rockbands, wat vermoedelijk ook de naam wel verklaart. De line-up bestaat uit voormalig Boxer The Horse-lid Jeremy Gaudet (zang, gitaar, harmonica, orgel), Brohan Moore (drums, percussie, zang), Mike Walker (bas, zang, piano) en Brian Murphy (gitaar, zang, orgel, piano), die tevens te vinden is in Alvvays en The Late Ease Band. Na hun debuut Football Money (2019), zijn ze nu terug met Cooler Returns, waarop ze in 36 minuten 13 songs serveren. Al snel blijkt dit bepaald geen moeilijke tweede worp. Sterker nog met een ogenschijnlijke eenvoud marcheren ze over hun debuut heen. De muziek mag dan wel ingegeven zijn door de pandemie, maar de positieve energie spat er vanaf en weet de luisteraar direct mee te slepen. Grofweg klinkt het als Pavement vermengd met een flinke dosis Ramones, maar inzoomend hoor je ook invloeden als The Bats, The Clean, The Verlaines, Parquet Courts, Rolling Blackout Coastal Fever en ga zo maar door. De ongepolijste dynamiek die ze hier tentoonspreiden is verfrissend en werkt uiterst aanstekelijk. Inderdaad geen coole maar een coolere terugkeer.

 

Kvĕty – Kvĕty Kvĕty (cd, Indies Scope/ Xango Music Distribution)
Dat ik redelijk verknocht ben aan de veelzijdige Tsjechische muziekscene blijkt niet alleen uit het verleden, maar tevens uit het drietal recensies deze week. Een groep die er ook mag wezen is Kvĕty, hetgeen “bloemen” betekent. Na een valse start begin jaren 90, maakt de groep een doorstart aan het begin van deze eeuw onder leiding van kopman Martin E. Kyšperský (zang, gitaar, synthesizers, berimbau). Inmiddels hebben ze, als ik goed tel, al zo’n 8 albums op hun naam staan. De groep maakt alternatieve rock met een typisch, ongrijpbaar Tsjechisch sausje, dat iedere keer smaakt naar meer. Kvĕty bestaat heden ten dage verder uit Aleš Pilgr (drums, percussie, vibrafoon, balafoon, contrabas, elektronica, zang), Ondřej Kyas (piano, synthesizer, orgel, viool, zang) en het nieuwe bandlid Jakub Kočička (drums, percussie, zang). Op hun nieuwe album Kvĕty Kvĕty mogen ze rekenen op de steun van nog eens 4 gastmuzikanten op viool, altviool, dulcimer en zang. Zoals altijd brengen ze een zeker receptuur, maar proberen ze die telkens te verbeteren en aan te passen. Dat weten ze hier ook weer te realiseren, waarbij ze wel te herkennen zijn. De muziek is wat minder elektronisch en meer rock georiënteerd, waarbij ze dikwijls romantisch uit de hoek komen. Daarnaast is het net zo goed dynamisch en energiek. Ze maken bepaald geen doorsnee of eenvoudige rock, maar dat maakt hun muziek juist zo intrigerend en steengoed. Terecht dat ze met bloemen overladen worden.

 

The Notwist – Vertigo Days (cd, Morr Music / Konkurrent)
Groot worden met één van je favoriete bands, dat is wat ik met de in 1989 opgerichte Duitse band The Notwist rond de broers Micha en Markus Acher heb. Dat gaat van hun hardcore begin via emocore, avant-garde en postrock naar het meer elektronisch en jazz georiënteerde indiesound van nu. En ik vind het allemaal geweldig. Ze blijven binnen het melancholische spectrum altijd sleutelen aan hun geluid, zonder dat dit op geforceerde wijze gaat. Daarnaast dient de groep als vliegdekmoederschip voor uitstekende andere (zij)projecten, zoals Village Of Savoonga, Lali Puna, Ms. John Soda, 13 & God, Tied+Tickled Trio, Ogonjok, Alles Wie Gross, Potawatomi, Rayon, Orgon, Monoton, A Million Mercies, Console, Hochzeitskapelle, Alien Ensemble, Spirit Fest en 3 Shades Of Blues. Dat levert in combinatie met het runnen van hun label Alien Transistor de nodige vertraging voor de moederband op. Je kunt begrijpen dat ik erg heb uitgezien naar hun nieuwe, achtste cd Vertigo Days, dat op een maand na precies 7 jaar na hun laatste verschijnt. Toch voelt het minder lang omdat hun albums over het algemeen wel even door echoën en er tussentijds van die zijprojecten ook genoeg uitgebracht wordt. The Notwist bestaat hier naast Micha en Markus Acher uit Cico Beck (Spirit Fest, Joasihno, Aloa Input), die samen zang gitaren, bas, drums percussie, keyboards, elektronica, platenspeler, pedalen en meer voor hun rekening nemen. Ze worden daarbij geholpen door voormalig bandlid Max Punktezahl (gitaar), Karl Ivar Refseth (vibrafoon, percussie) en Andi Haberl (drums), beide van de Andromeda Mega Express Orchestra. Daarnaast worden her en koorzang verzorgd door Saya (Tenniscoats), Juana Molina, Ben LaMar Gay en Angel Bat Dawid en doet er nog een 10-koppig Japans collectief Zayendo mee op zang, sopraan en tenor saxofoon, klarinet, melodica, trombone, tuba, saito-mandoline en percussie. Het levert dan ook een ander album op, maar wel die typisch klinkt als The Notwist. Ze hebben hun droefgeestige indierock ditmaal geïmpregneerd met krautrock en wave elementen, droompop en klaterende, soms bijna absurde elektronica. Het kerntrio improviseert ook meer. Zoals Markus stelt: “we wilden het concept van een band in twijfel trekken door andere stemmen en ideeën toe te voegen, andere talen, en ook het idee van nationale identiteit.” Dat alles samen pakt bijzonder goed uit. Ze vertellen een verhaal, waarbij het centrale thema “het onmogelijke kan altijd gebeuren” is geworden, maar waar ook loslaten een rol speelt. Het knappe is dat ze het tot één aaneengesmede compositie hebben gemaakt, waarbij alle lijnen doorlopen en gaandeweg of plotseling toch een andere koers gaan varen. Per vierkante seconde gebeurt er veel maar nooit teveel. Maar het is vooral ook zo ontstellend sterk en van een indrukwekkende schoonheid. Er staat echt geen maat op deze band. Wat een duizelingwekkend goed meesterwerk!

 

Radůza & SOČR – Kupředu Plout (cd, Supraphon)
Radůza is het muzikale alias van de Tsjechische zangeres en multi-instrumentaliste Radka Urbanová (geboren Vranková), die overigens het vaakst naast haar zang de accordeon laat horen. Ze is door Zuzana Navarová ontdekt toen ze nog straatmuzikant was en door de jaren heen uitgegroeid tot een veelzijdige en veelgevraagde artiest. Ze brengt vanaf 1994 uiterst originele muziek, die dikwijls leunt op Tsjechische folk en tradities, maar ook uiteenlopende andere stijlen incorporeert; zo kan ze ook rappend uit de hoek komen. Ze beschikt over een stevige maar emotioneel geladen prachtstem, die mij niet onberoerd laat. Inmiddels heeft ze al 11 unieke albums, een soundtrack en kinderplaat uitgebracht, waarop ze ook nog wel eens een bepaald concept uitwerkt. Dat is zeker het geval op haar nieuwe album Kupředu Plout, hetgeen “voorwaarts zweven” betekent. Ze heeft het live met publiek in 2018 ergens opgenomen samen met SOČR ofwel Symfonický Orchestr Českého Rozhlasu dat onder leiding van Jan Kučera. Het album gaat over het lot van Anita Garibaldi, een zeer populaire heldin in Latijns-Amerika en Italië. Het hele verhaal volgt Anita’s pelgrimstocht van haar geboorteland Brazilië naar Italië, waar zij en haar man zich bij de Italiaanse Risorgimento-beweging aansloten en met hem samenwerkten om Italië te verenigen. Radůza heeft er een soort melodrama van gemaakt en speciaal voor deze gelegenheid nieuwe nummers geschreven, zowel instrumentale als met ang. Anders was ik denk ik niet zo snel overstag gegaan voor een live-album, met dat (irritante) applaus tussendoor. Maar de muziek is hier wel van zulk een schoonheid, dat ik ook dat voor lief neem. Haar songs worden soms enkel door gitaar en drums begeleidt maar ook door het sterke symfonieorkest, die zorgen voor een filmische, licht dramatische maar soms ook Barokke sfeer. Tussen elke track (met of zonder zang) zit een stuk spoken word, waarbij Miloš Stránský met sobere begeleiding iets vertelt over de geschiedenis van Garibaldi, waar ik werkelijk geen klap van versta. De muziek van Radůza, zeker waar ze zingt, is van zo’n doordringende en bij de strot grijpende pracht, dat ik ook dat voor lief neem. Luister alleen al naar de titeltrack, waar ik hieronder apart de video van heb geplaatst. Die raakt bij diepe snaren, zonder dat ik helemaal uit kan leggen waarom. En zo staan er nog wel meer van dat soort parels op dit weergaloze album. Radůza is en blijft een prachtig unicum!

 

Still Corners – The Last Exit (cd, Captured Tracks / Konkurrent)
Het in 2007 opgerichte Britse combo Still Corners lift in eerste instantie lekker mee op de nieuwe retro hype, waarbij hun muziek één op één past bij labels als Creation en 4AD. Maar al snel gaat de groep rond de heerlijk croonende zangeres Tessa Murray en de Texaanse multi-instrumentalist Greg Hughes gewoon hun eigen weg, die wars is van hetgeen in is of niet. En dat siert hen. Nu zijn ze terug met hun vijfde album The Last Exit, waarop ze in een kleine 43 minuten 11 nieuwe tracks het licht laten zien. De muziek is een amalgaam van droompop, indierock, synthpop en etherische wave, aangelengd met de nodige duistere ingrediënten. Lichtvoetigheid past namelijk niet echt bij dit duo, ondanks hun makkelijk in het gehoor liggende, etherische sound. De songs klinken vertrouwd en weten je snel mee te voeren en verleiden. Daarbij moet je denken aan een uiterst aantrekkelijke mix van Swallow, Mazzy Star, Marissa Nadler, Tarnation, Trespassers William, Dire Straits, Lana Del Ray en een vleugje van The Weeknd. En dat levert menig betoverend liedje op. Still Corners levert hier gewoonweg hun zoveelste geweldige beauty af!

 

Ales Tsurko – The Hate (cd, Preserved Sound)
Various Artists: Invisible (cd-r, Preserved Sound)
Ales Tsurko is een Wit-Russische autodidact componist die beïnvloed is door Sergei Rachmaninov, Valentin Silvestrov, Morton Subotnick, François Bayle en Iannis Xenakis. Wel is hij een geschoold accordeonist en percussionist, al hoor je dat zelden terug in zijn muziek. In 2011 richt hij de Society For The Development Of New Music, om hedendaagse klassiek of neoklassiek te ontwikkelen en promoten. Hij combineert voor zijn werken dit doorgaans met elektronica, experimenten en flarden van shoegaze en post-rock. Omdat hij bepaald niet scheutig is met het uitbrengen van releases, de laatste was uit 2017, heb ik zijn nieuwe cd The Hate, uitgebracht op het prestigieuze Preserved Sound label, van vorig jaar niet opgemerkt. Maar beter later dan nooit. Tsurko heeft met zijn werk eigenlijk de soundtrack geschreven van het geweld dat volgde op de vreedzame protesten tegen recente presidentsverkiezingen, waarbij de demonstranten beschoten, brutaal aangevallen en gearresteerd worden. Het is tevens een aanklacht tegen het fascisme in zijn land. De muziek is in maart 2020 uitgevoerd in Minsk samen met de Altana dansgroep onder leiding van Anna Korzik. Gezien de thematiek is het niet verwonderlijk dat de muziek wat grilliger is dan voorheen. De vijf composities bestaan uit neoklassiek en ambient, gelardeerd met noise en allerhande experimenten, waardoor het haast in de musique concrète hoek belandt. Het is een bij de strot grijpend geheel geworden, waarbij je het ergens tussen Arvo Pärt, Giacinto Scelsi, Henryk Górecki, Ben Frost, Vieo Abiungo, Robert Normandeau en Stars Of The Lid. En dat is bijzonder mooi. Ook mooi is dat alle opbrengsten gaan naar de slachtoffers van gewelddadige onderdrukking in Wit-Rusland.
Op hetzelfde label is tevens de compilatie Invisible verschenen. Het is een album met originele stukken geschreven en opgenomen als blinde samenwerkingsverbanden in reactie op de COVID-19-crisis door 11 labelgenoten, te weten Aaron Martin, Adrian Lane, Ales Tsurko, Benjamin Louis Brody, Cédric Dind-Lavoie, Glacis, Neal Heppleston, Tess Said So, Thomas Méreur, Trigg & Gusset en Visionary Hours. De genoemde artiesten staan vermeld bij iedere track, maar de andere doen afwisselend mee bij de ander. Het is alleen van tevoren niet bekend wie wat doet (zie de bandcamp-pagina voor wie waar meedoet), vandaar ook de titel, die verder verwijst naar feit dat het COVID-19 virus niet te zien is maar zich wel manifesteert. Dat smelt zowel de artiesten hier als iedereen op de wereld in feite samen. De geboden muziek mag er meer dan wezen en komt zoals vaker op dit label ergens tussen neoklassiek, ambient en experimentele muziek uit. De 11 stukken zijn melancholisch en van een bij de strot grijpende pracht, die meer dan de som der delen zijn. Een fraaie compilatie derhalve, die ook meer brengt dan een gewoon overzicht. Alle opbrengsten van de verkoop van Invisible zullen worden geschonken aan “Mary’s Meals”, een liefdadigheidsinstelling die elke schooldag een goede maaltijd biedt aan enkele van de armste kinderen ter wereld. Ja dit album kan je dus gewoon blind aanschaffen!

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.