Víctor Erice is de Spaanse Terrence Malick. Een echte intellectueel (in tal van universitaire richtingen) alsmede perfectionistisch schepper van een even bijzonder als klein oeuvre. In het geval van Erice beperkt zich dat tot drie (!) films, gemaakt in een tijdbestek van een kleine twintig jaar. Zijn schuwe, schilderachtige plaatjes resulteerden logischerwijs (en als vermoedelijke afsluiter) in de contemplatieve documentaire El Sol del Membrillo. Een soort Bob Ross gone arthouse-prent over twee oude kunstenaarsmannetjes, en het verstrijken der seizoenen. In zijn nog veel betere fictiefilms is Erice juist opmerkelijk goed met jonge meisjes, die álle seizoen nog voor zich hebben.
In zijn absolute meesterwerk El Espíritu de la Colmena uit '73 volgen we de kleine Ana Torrent in een letterlijke en figuurlijke staat van verwarring. Het monster van Frankenstein, het monster Franco, en een gewonde soldaat, vervlechten zich in het hoofd van de zesjarige ineen tot een sprookjesavontuur van een ongekend bittere schoonheid. In het tien jaar later gemaakte, íets concretere coming of age-drama El Sur speelt Franco op de achtergrond weer een belangrijke rol. De pa van de hoofrolspeelster (Sonsoles Aranguren) heeft als politieke gevangene vastgezeten, en is in diezelfde periode in conflict geraakt met zijn eigen vader; om vervolgens gebroken naar het noorden vertrekken. Exemplarisch voor de bijna buitenwereldrijke schoonheid die Erice hier oproept, is dat ikzelf ondanks alle referenties aan Spanje, inclusief Sevilla, een halve film stug volhield dat we de mistige donkere wereld van Argentinië zagen! Voor het meisje lijkt het zuiden ten slotte zó ver weg. Ze kon net zo goed op een ander continent zitten, vanwaar ze via vergeelde ansichtkaarten escapistisch droomt over hoe het elders zou zijn.
Het gezin van drie (plus een nuffige Nana) woont in een landhuis aan de rand van de stad, dat zich gesloten voor buitenstaanders houdt. De wereld komt er haast letterlijk niet binnen. Erice is een tovenaar met lichtinval, en hoe kleiner het kiertje in het gesloten raampje, hoe fraaier het wordt. Het meisje gaat heus wel naar school, al zien we daar dus niks van, en in het stadje is zelfs een bioscoop (cruciaal!), maar thuis op de statige oprijlaan zijn al dat soort alledaagse beslommeringen snel vergeten. Zodra pa tussen de rijen bomen aan komt rijden op zijn motorfiets rent het meisje naar buiten. Door haar grijze seventies-slobbertrui lijkt ze wel wat op Ponette, ook al is ze dan een paar jaar ouder. De bebaarde vader heeft meteen al wat van een mysticus. Misschien door de linkse motorfiets-associatie van Guevara moest ik zelfs even aan een oude gepensioneerde Lenin denken. Tolstoj kan ook, de man straalt in elk geval een diep aardse wijsheid uit. Een kwaliteit die hij ook letterlijk in de praktijk blijkt te kunnen brengen, als hij met ouderwetse Europese slinger-magie in staat is water op boerengrond te lokaliseren. Ook het meisje mag in dat ritueel nog een handje toesteken, wat de bijzondere band van de twee illustreert. Hun relatie wordt bekroond op haar communie. De kerk mag dan vinden dat de kinderen met de Heer trouwen, voor het 'bruidsmeisje' is er maar één iemand van belang. Is hij er?
Voor die communie is ook (voor het eerst in al die jaren) familie vanuit het Verre Zuiden overgekomen. Het is tijdens hun introductie dat een vervelend Malick-trekje de film parten begint te spelen. Voice-over. In een film over jong zijn, en het onvermogen om mensen te begrijpen, duidt het ouder geworden hoofdpersonage álles aan de kijker. Tot op het futiele af. Een van de meer extraverte boerse karakters is een 'tantetje' uit het zuiden. Haar eerste échte scene (een dialoog met het meisje in bed, op de avond voor de communie) is uiterst aanstekelijk, maar daarvóór hebben we al het een en ander over de dame gehoord. Het is niet dat die informatie overbodig is, maar het ontneemt de kijker de kans om eerst zélf met het personage kennis te maken. Het lijmen der scenes door middel van een stem die vertelt wat we zien en gaan zien blijft hardnekkig opsteken. Dit literaire aspect krijgt pas aan het eind iets functioneels. De relatie tussen het meisje (inmiddels puber en gespeeld door Icíar Bollaín) en de duistere vader is met het verstrijken van de jaren vertroebeld geraakt. Juist omdat de twee niet in woorden weten te communiceren klópt de nietszeggende voice-over, die ook terugkijkend alleen maar weet dat ze haar vader niet kende. 'Had ik meer kunnen doen?'
Voordat de film – via een door een schijnbeweging gebroken cirkel – bij het grote verdriet aankomt is de trigger voor die ellende van cinemagische schoonheid. En net als in El Espíritu speelt het medium Film zelf wederom een hoofdrol. Nu is het echter de volwassene die zich laat verwarren én verleiden door wat hij op het doek ziet.
El Sur duurt een dikke negentig minuten, waarvan vooral de eerste vijfendertig minuten ijzersterk, gefocust en hartverwarmend zijn. In typische Malick-stijl was Erice oorspronkelijk van plan om de film twee keer zo lang te laten duren, om zo ook nog het gedeelte dat zich werkelijk El Sur afspeelt te laten zien. Zijn producer deed het al gedimde licht echter halverwege de draaiperiode helemáál uit. Of die man gelijk had? Mythes kunnen maar beter mythes blijven.
(door Ludo)