Teenage Fanclub @ Tivoli De Helling

TFC
Door omstandigheden was ik dinsdag jongstleden zo’n 45 minuten te vroeg bij Tivoli De Helling. Zo kon ik de aanloop van mensen goed observeren, en een weldadig gevoel maakte zich van mij meester. Dit waren mensen die ik herkende. Mensen die tijdens hun studentenjaren een zogenaamde “alternatieve muzieksmaak” hadden, maar het moest niet te gek worden. Dit waren mensen die destijds hoop moeten hebben geput uit het gegeven dat Bandwagonesque hoge ogen gooide in de Moordlijst (of diens voorganger), waar deze debuutplaat als een oase van redelijkheid werd ingesloten door platen van allerhande hysterische flauwekulbandjes.


Dit waren mensen die keurig – en behoorlijk op tijd – hun studie afgerond hadden en een leuke baan in het verlengde hadden gevonden. Mensen die anno 2010 af en toe vinden dat ze nodig weer eens de deur uit moeten en die tot hun verrassing zagen dat The Fannies in hun woonplaats speelden. En dat dit concert niet eens uitverkocht was. En aangezien er in de zaal ook nog minstens 20 mensen zouden staan met wie ik door dit soort bandjes überhaupt bevriend ben, beloofde dit een nostalgische ouwelullenavond zonder weerga te worden. En The Fannies zijn er de mensen niet naar om dat feestje dan te verstieren.

Teenage Fanclub zijn de Koningen van de Kabbel. Hun debuutsingle, Everything flows, was een aangename midtempo, en daar is het negen platen lang zo’n beetje bij gebleven. Je stelt je de oefenruimte van de band voor, op een zondagmiddag. Fanny 1 komt binnen en zegt “Ik heb een nieuw nummer!”. Fanny 2 begint alvast te drummen. Fanny 3 krijgt meteen een glimlach op zijn gezicht, en Fanny 4 weet niet hoe snel hij zijn gitaar moet inpluggen want hij hoort een G-akkoord. De beste metafoor van een Teenage Fanclub-nummer is die van een luie zondagmiddag. En wat is er heerlijker dan een luie zondagmiddag? Inderdaad, twintig luie zondagmiddagen. Dat was ongeveer hoeveel er dinsdag voorbij kwamen, gretig geconsumeerd door de zondagskinderen in de zaal.

Zondagskinderen ja. Want laten we wel wezen, als je gedurende je hele jeugd in elkaar bent geslagen door je stiefvader, dan ga je geen troost zoeken bij Teenage Fanclub. Dit is muziek voor mensen bij wie de licht melancholieke ondertoon van de liedjes perfect aansluit bij de kleine onvolkomenheden in hun levens. Voor mensen die tijdens hun studententijd al het gevoel niet konden onderdrukken dat die studententijd toch eigenlijk wel wat wilder mocht en al snel op zijn einde liep, en die af en toe een Teenage Fanclub-plaat opzetten om dat onmachtige gevoel een beetje aan te zwengelen en te cultiveren.

Teenage Fanclub staat te boek als een band die perfecte popliedjes schrijft. Nu vind ik die term bij welke band dan ook absurd, maar ik vind de meeste liedjes van de Teenage Fanclub helemaal niet perfect, al is het melodische niveau dikwijls hoog. Het is door die melancholische midtempo-brei dat het de perfecte details zijn die er toe doen. Vanwege de imperfectie, het beetje saaie zelfs, kan zo'n liedje al memorabel zijn door dat ene melodische lijntje, dat ene ideetje. Alsof ze willen zeggen "Ja, hier hebben we weer zo'n G-D-C midtempo voor je, maar tadaaah, die stembuiging in de derde stem zag je niet aankomen toch! En kijk nu eens naar je armen".

Je herontdekt die magie pas, als ze een liedje spelen dat je nog niet kende, zoals dinsdag Did I say (geen albumtrack maar te vinden op een of andere verzamelaar). Het begint a capella als een soort Nick en Simon-ballade. Maar dan vallen de drums in, heel slim op het moment dat de melodie een schakeltje omhoog gaat (nog meer vaart in deze – hé! – uptempo). En die drums, die leggen opeens die tussenmaten bloot. Klaar. Kan niet meer stuk. Wellicht het enige niet-nostalgische kippevelmoment van de avond.

Het moge duidelijk zijn dat Teenage Fanclub een deel van de soundtrack vulde van mijn studententijd. In De Helling realiseerde ik me dat voor die vier mensen op het podium deze liedjes nog steeds de soundtrack zijn. Ze wonen erin. Ze schrijven er nog steeds aan, passen hem hier en daar wat aan, halen er wat angels en stekeligheden uit, zodat die soundtrack ook nog een tijdje die soundtrack kan blijven. Ik kon dinsdag flarden meezingen, maar The Fannies misten geen woord. Ik was hele liedjes vergeten, maar Norman Blake (met zijn Hans Anders-bril) zong ze alsof hij ze gisteren geschreven had, met de ingehouden trots die past bij een man van middelbare leeftijd. Een studententijd-soundtrack die blijft hangen. Ja, ik was een beetje jaloers op ze.

olafk

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.