Naar alle waarschijnlijkheid heeft Nederland het afgelopen jaar het wereldrecord bingewatchen gebroken. Ik hoop dat sommigen van jullie daarbij de koningin van de series hebben opgeofferd, ten faveure van een paar arthouse-films. Mocht dat in 2020 niet gelukt zijn, dan stel ik bij deze tweeëndertig stukken voor. Zwart-wit of kleurrijk, en te allen tijde in ten minste vier dimensies.
Laat ons beginnen met een Oostblok-variant. Die zelfdestructieve Sovjets gaan altijd meteen in de (tegen)aanval. Het is hun manier van leven, hun joie de mourir. Terwijl een auto zinkt kan de Rus opmerken: ‘ik heb blijkbaar ook een boot.’ Dashboard-film The Road Movie fungeert als een perverse versie van Rail Away. Eerst dertig seconden rust, en dan de klap. Car Away. ‘Je bent zo kalm, klootzak.’ Het zijn auto-matische uitspraken die prima in Khrustalyov, My Car hadden gepast. Met een spervuur aan gags – om te stikken van het lachen – volgt de film een joodse dokter die zijn leven niet langer zeker is. Er staat een doppelgänger ‘in de coulissen’ klaar. Ziek, grof en gewelddadig geeft Aleksey German een perfect beeld van de bureaucratiedictatuur. ‘Als je het niet duidelijk is, hier tekenen.’ Bij de Roemeense collega’s gaat het doordraaien langzamer, binnen en vettig. Zij hebben die onderhuidse speklaag nooit goed op kunnen bouwen, vermoed ik. Biernaakte mannen en moekes met knalrood geverfd haar, ze zijn er allemaal weer bij in Everybody in Our Family. (Bek)vechten maar!
Hakwerk is on (en off) screen niet aan mij besteed. Gelukkig bestaan er genoeg films die eenvoudig geweld transcenderen. Het samoerai-genre leent zich bij uitste(e)k voor wijze overpeinzingen, tussen de bloedbaden door. Wat zeg ik? ‘Je zult snel leegbloeden, dus reflecteer op je leven.’ De beste oneliner van het jaar komt uit Tsukamoto’s subtiel getitelde mat-partij Killing. Twee woudlopers leren de klassieke genre-les. De nietschzeaanse overbodigheid van de samoerai, in wezen een cowboy en edele ridder ineen. De grauwe massa blijft toestromen en hen overstromen. Resultaat: bloed en leegte. ‘Is je zwaardje decoratief?’ Eenzelfde gewelddadige tijdsvergankelijkheid zit in Mizoguchi’s The Crucified Lovers. Ook daar sneuvelt de feodale maatschappij met zijn oude codes van eer. Het grijs van deze klasse(n)film wortelt zo diep dat ik alle kleuren van de regenboog meende te zien. Werkelijke kleurenpracht ontbolstert als een lotus in Dragon Inn. Dit kungfu-epos barst bijna uit elkaar van ADD-sensualiteit. Vechten is ook een soort neuken. ‘Vertel me over de geheime tunnel.’We blijven op het ultieme film-continent Azië. Daar waar de Nieuwe Tijd zich al tijden aankondigde. Taipei Story toont anno 1985 hoe Taiwan de voorhoede van de technocratische globalisering vormt. De neon bijbel regeert. Fuji schittert aan de horizon. Ik kreeg de neiging een NAC-shirt te bestellen. Had het kapitalisme me toch weer geschaakt. Koopgoothonger kreeg ik niet van Hunger Straits, al heet de film ook wel A Fugitive from the Past. Met het zelfvertrouwen van Welles en het multi-perspectief van Kurosawa wordt een eng na-oorlogsdecennium overgestoken. De ontwikkelingsjaren zijn ingezet, de geisha’s afgeschaft, de staat van het land verandert. Alle kleine mensen op de wereld, zij blijven intussen hetzelfde. Oom agent mag de slotbeschouwing doen, en opent prompt een nieuwe, marxistische lezing. Vele jaren stond de gangster-stuiterbal Unlucky Monkey op mijn kijklijst. Het blijkt (dan ook) het type film waarin de tijd wordt genomen voor arbitraire zaken. Een burgervergadering bijvoorbeeld. Daar maakt het scenario een aanloop van tien minuten voor één grap. ‘Laten we onze voortdurende welvaart vieren, banzai!’
Ook Aziatisch, maar eigenlijk een filmcontinent op zich – dat moet India wezen. Vele jaren kreeg ik bibbers van hun urenlange epossen, gelukkig schoot connaisseur Cousins me te hulp met wat gerichte tips. Toegegeven, die kwamen niet uit het heartland van de Indiase cinema, maar uit de parallelle wereld der West-Bengalen. De te vroeg gestorven dronkelap-regisseur Ritwik Ghatak maakte ter plaatse subjectivistische films, waarin hij zich autobio graaft, bijvoorbeeld met de hulp van een auto, in The Unmechanical. Op een vloeiende manier flauwe slapstick en pittige filosofie combineren, dat is weinigen gegeven. Eigenlijk spreekt de titel van zijn magisch-hermetische sluitstuk boekdelen: Reason, Debate, and a Story. Collega-auteur Guru Dutt bevond zich dichter bij de Bollywood-bron. Zijn Paper Flowers thematiseert heel sensueel het einde van zijn carrière. De verlepte regisseur kijkt terug, en begrijpt hoe het allemaal mis heeft kunnen gaan. Het eerste lied (van velen) is als de vijver van Nijhoff, de rimpeling van herinnering spreidt zich uit. De film vormt zijn Rosebud. En Rosebud, zij zingt als een koningin. ‘Zelfs op doornen hoef ik niet te hopen.’
Geen hulpmiddel kan de grenzen van het moeilijk-menselijke zo makkelijk overstijgen als animatie. In tekenfilms ben je niet afhankelijk van natuurwetten. Alleen dan weet de regisseur dat elk idee bewaarheid kan worden. De mooiste tekenfilm die ik dit jaar zag, neemt vanaf de titel afscheid van het concrete. J’ai Perdu Mon Corps vertelt over de onthande emigrant, het eeuwige spook van de exil zonder exit. Ondanks alle tastbare hand- en spanmotieven blijft de film een geestelijke ervaring, de diepst bewaarde ervaring die er bestaat. ‘Rien voir. Rien entend.’ Even filosofisch van aard blijkt – verrassend genoeg – Patlabor 2, aanvankelijk toch een geweldsexercitie met mega-mecha-oorlogsmachinerie. Rond het middelpunt zweeft een hegeliaanse overpeinzing. Net zoals een virus wordt aangegrepen voor een lockdown heeft de staat slechts een enkele gek nodig voor de totale oorlog. Camera’s kunnen alles zien, maar onze geest begrijpen? Klasbak Hiyao Miyazaki mag dit blokje niet ontbreken. Zijn talent blijkt al uit het vroege Nausicaä of the Valley of the Wind. Een prachtige pastorale vanaf de eerste zandstorm. Inderdaad, een herdersmat.
Plato meende dat een wijze ziel excelleert dankzij beperkingen. Wat dat betreft kan een zwijgende film makers ook uitdagen. Tot spraakmakende prestaties brengen. In de jaren dat mimiek het Esperanto van filmmakers aller landen was, schitterde Dozvjenko met het intrinsiek pastorale Earth. Van de grote Sovjet-regisseurs is de Oekraïner degene die de menselijke maat het minst uit het oog verliest. Knap, want ook Earth is een propfilm die de komst van hervormingen bejubelt. Of toch niet? Dovsjenko vindt tijd om het graan naar ons te laten wuiven, en zijn oor bij de aarde te luister te leggen. Ja, zo voelt dat echt. De regisseur volgt steevast zijn eigen zin. Een plots dansen wordt dan een moment van pure magie, een kop in het zand steken meer dan een metafoor. Sterven is altijd de grondige specialiteit van geweest van Dreyer. In Vampyr treedt de held zomaar uit zichzelf voor een machtige sequentie. Een point of view van de dood. ‘Was ist den das!?’ Met The Wind reist Lilian Gish haar einde tegemoet. Onderweg wordt ze al lastig gevallen, en dat is slechts een grimmige voorbode van de Vrouw Alleen. Een dappere pion verweert zich tegen de elementen.
Dit blik vol films uit het verleden wordt afgesloten met een blik op de toekomst (de fantasie die en passant altijd een commentaar op het verleden inhoudt). SF boeit het meest wanneer de alfa-kant wordt opgezocht. En dan niet die van alfa-mannetjes met hun geweertjes. Menselijke relaties zullen in de toekomst hetzelfde zijn, op andere manieren. In de harde kern een boy meets-girl-verhaal, bemerken twee jongeren dat ze op de ‘verkeerde’ Frequencies leven om te kunnen daten. De Natuur trekt het simpelweg niet. Hun ongemak leidt tot warmbloedige en talige SF zonder oppositie. Aniara laat het eindspel zien. Een uitgecijferde mensheid zweeft zinloos door de ultraruimte. De fijne personages van de tragische proletariër-schrijver Martinsson zoeken afleiding in de ‘mentale voerbak’, Mima, het magische membraan. ‘In naam der dingen, ik wil rust.’ Tot slot van dit slot Les Premiers, Les Derniers. Een Waalse film die in een toekomst dermate dichtbij speelt dat het wel coro-nu lijkt. Twee desolate cowboys achtervolgen een telefoonsignaal. Ze lijden meer aan Zichzelf dan aan de Leegte om zich heen. ‘Vivre, ce n’est pas juste respirer.’
Cinematigheden
Wanneer de meeschrijvers hun huiswerk hebben genoteerd, beginnen we aan het meest teleurstellende uit het Nederlandse bioscoopjaar 2020.
Honeyland
Een documentaire zo zoet en vol noodgrepen dat de fabuleuze praatjesmaker A. den Doolaard het nog niet had durven verzinnen, laat staan presenteren als eigen werk.
1917
Zelfs het knoertharde geluid (en de verschuifbare stoelen) van een megabioscoop deden mij niet opveren tijdens dit ‘zie mij eens technisch vaardig doen-epos. Alles blijft mega-opzichtig. Volgestouwd met horror-drones en popcorn verlieten wij uitgeput de kabaalzaal.
Jojo Rabbit
Wes Anderson Gone Nazi, met Adolf Hitler als de Vijfde Beatle (en imaginary friend). Hoe langer het duurt, hoe meer de film vanuit het zogenaamd risky uitgangspunt in wanstaltig, zelfs smakeloos sentiment belandt. Bovendien, geen Anne Frank-grap! Lina Wertmüller had het zonder met de ogen te knipperen aangedurfd.
I’m Thinking of Ending Things
‘You can’t fake a thought.’ Steeds meer verwordt Kaufman tot een keizer zonder kleren. Deze mindfuck voelt van voor naar achter voorspelbaar. Om niet te zeggen dat alles uit den treure is voorbereid. Een stel gaat voor het eerst bij de schoonouders langs en belandt in een slechte grap. Komen de huilbalken hier nog wel weg? Spoiler! Op de terugweg wordt vooral tijd ingeruimd voor namedropping. Uit het hoofd van Kaufman raakt de film nooit.
The LighthouseEen film met de geur van mottenballen, van waardeloze John Fords, waarin men te pas en te onpas ‘By golly!’ roept. Defoe speelt een vuurtorenwachter, Pattinson zijn nieuwe assistent. Beiden zetten de acteerkanon-modus aan. Defoe komt daar net mee weg, maar voor de anonieme onaneerder Pattinson wordt het tijd dat ie uit beeld verdwijnt. Op een ergerlijke manier neutraal matig, die vormeloze vent. Het grootste probleem blijkt de ongelokaliseerdheid van de toren zelf. Niks leeft, alles is een spiegeling van wat eerder bestond. Ze weten donders goed wat voor ‘monkey pump’ ze serveren. ‘You sound like a goddamned parody.’
Cinemagie
Daar zijn ze dan eindelijk. De tien beste films uit het Nederlandse bioscoopjaar. Met vier vrouwelijke hoofdpersonages in de top vijf!
10. A Perfectly Normal Family
Twee handenvol films in de bioscoop gezien dit jaar. Toch kijk ik nog altijd liever alleen thuis. Geen ongezonde verleidingen, en men kan de film fijn pauzeren om aantekeningen te maken voor een recensie. Het genot van kunst wordt stiekem ook (en steeds vaker) de reflectie erop. A Perfectly Normal Family is een perfect normale Deense film. Een ‘feestje’ van vreselijke familieconflicten. Het mooie aan dit gedilateerde melodrama is de dappere ‘laagheid’ van het hoofdpersonage. Zij/hij moet voor zichzelf kiezen om te overleven. Daarvoor gaat zelfs het kind voor de wagen.
9. Kajillionaire
Hand in gleuf! Een Amerikaanse kluizenaarsfamilie leeft van heists. In hun fabriekswoning vallen de symbolische bellen van de muren. Het lijkt dan wel Jacques Tati. Dochter ‘Old Dolio’ maakt een bildung door dankzij de hulp van De Ander. Haar tegenhanger komt uit Zalando-land. De wereld buiten blijkt van een old dollar-leegte. Beide meisjes zijn ieder op hun eigen manier nooit gevuld. Hoe jezelf aan deze leegte te ontworstelen? Miranda July weet het antwoord niet, maar ze weet wel weer genoeg open, poëtische pijnplekken te vinden. ‘Ha-ha-ha. Cry-cry-cry.’
8. Les Misérables
‘Je bent er net en nu ga je ons de les lezen.’ Mooie, intrinsiek lastige film over politiewerk in de banlieues. Het begint fraai paradoxaal, met onheilspellende ambient-klanken onder beelden van uitzinnig blije mensen. Het WK dat Frankrijk won. Alleen dan mogen beurre en noir meedoen. Op straat verandert er weinig. We volgen een agent met een nieuwe job. De bloedrode loper van ellende rolt zich als vanzelf uit. Het scenario wordt slim voortgedreven door een grappige, grommende McGuffin, met enige metaforische eigenschappen. ‘Hoort een leeuw in het circus?’
7. Sound of Metal
Medische ‘shit’, altijd indringend. Muzikanten, altijd vervelende sujetten. Uitstekende personages dus! Op een dag ‘plopt’ het oor van een drummer. Het is het begin van zijn doofheid, waarin wij als kijker mee moeten. Het geluid wordt dof, doffer, doods. Uiteraard wil het hoofdpersonage ondanks ‘Einstürzende Neubauten’ door. Na metal volgt nog een vangnet voor misfits. Een deafhaven. Gelukkig zijn de lessen van de meester moeizaam. Juist diens zwakte maakt het tot een rake therapiefilm. Niemand kan met zulke slagen dealen. Zelfs de wetenschap niet. Zacht verscheurend.
6. A White, White Day
Het werd voor even winter in de Cinecitta, mijn favoriete bioscoop te Tilburg. Niks protserige, Bredase schouwburg, gewoon eenvoudig beleden liefde voor de lastigere cinema. En een heerlijke zeewierburger toe! (Zo ziet u maar, ik associeer uitjes vooral met lekker eten.) A White, White Day bevat een rake voorafschaduwing op ons huidige corona-leven. Een weduwnaar kan als Scandinavische binnenvetter moeilijk dealen met zijn verlies. Hij volgt therapie, eerst nog op locatie, maar later via de webcam. Het wordt snel duidelijk waarom. De verschrikkelijke confrontatie met zichzelf moest via zichzelf komen.
5. Proxima
‘Let’s hear it for our astronauts as they begin quarantine.’ ESA maakt ruimtereizen weer normaal, en sexy tegelijk. (Of gaan die dingen altijd samen?) Eva Green wil ruimtevaarder worden, maar heeft al een sterrenkind. Het eeuwige dilemma van de vrouw. De biologische klok tikt harder dan die van de ‘wereldlijke’ ambitie. Nu moet ze voor haar gevoel kiezen. De entree in het Moskouse Space City is fenomenaal, van een Malickiaanse verwondering. Daarvoor hoef je de aarde echt niet af. M/V verhoudingen komen tijdens de training letterlijk van Mars en Venus. ‘Ik ben altijd een planeet verder dan je moeder.’ Met een (k)raamvisite had het kunnen besluiten. Een pak mens minder, een ervaring rijker.
4. Beanpole
De eerste herfst na de Oorlog, Leningrad. Werkelijk overal fysieke en mentale wonden. Bloedneuzen na bloedbaden. Het enorme meisje ‘Bonenstaak’ werkt als verpleegster. Met haar lijkwitte haar lijkt ze een rijzige engel des doods – ze brengt de arme soldaten ‘verlichting’. Regisseur Balagov filmt alle ellende in vaselinezachte beelden. Een goud Europees classicisme. Of moeten we zeggen dat hij vergeefs met de gloed van de overwinning schijnt? De elegie van invaliden opent zich langzaam. Een vriendin van Bonenstaak keert terug. Alles is verziekt, maar de liefde nog het meest. Zonder noemenswaardige soundtrack danst de film de wals van verlatenen. Tarkovsky had het niet minder ‘iconisch’ gedaan. ‘Ik ben zonder betekenis van binnen.’
3. Babyteeth
‘I’m not ready to be functional.’ Dat noem ik nou de ideale mindset voor een lekkere film. Een prent die excelleert door gewoon te doen, over een onderwerp waar andere film zich gek door laten maken. De dood. Vanaf de eenvoudige, fysieke opening tot het volkomen logische, geestelijke einde geeft Babyteeth goede vibes af. Een Australisch meisje botst op een rudeboy. Haar ouders vinden het maar niks. Ze wil van bil! (En danst al geweldig geil.) Het leven komt er helaas steeds tussen. De grote K keert terug (zo vermelden de tussentitels achteloos). De geniale zet (!) van de film is dat men steeds het moment ’tussen’ de kanker filmt. De hoogtepunten na de ellende. Het leven te midden van de dood. De uitstekende soundtrack piekt tijdens een fraaie neon thuisdisco-scene. Het levert een pracht van een ‘have you ever gone’-mellowdrama op. Treurig levenswaar. ‘Are you going to smile?’
2. O Que Arde
‘Hallo moeder. Ik blijf een tijdje.’ De menselijke natuur lijkt dankzij haar techniek niets anders te kunnen dan natuur verwoesten. O Que Arde opent met de botsing van natuurkracht op mensenmachines. Naar (en na) deze waldsymfonie van as en stof keert een kerel terug. Hij heeft in de gevangenis gezeten voor pyromanie. Hologig als Harry Dean Stanton wordt hij weer herder. Moeder en magerman beleven het kleine genot van brood op de bakplaat. Buiten heerst het scherpe, Galicische klimaat. Op zichzelf is de ’terugkeer uit de gevangenis’ een uitgekauwd hoofdthema voor een arthouse-handelingenfilm. De vergeving van zelf en ander. Regisseur Oliver Laxe kent deze beperkingen. Trapt nooit in menselijke vallen. Steeds opnieuw zijn er huiveringwekkende beelden. Steeds opnieuw klinkt ook het muziekmotief op. Een door merg en been gaande hoornstoot. Is het een synth of toch verbluffende akoestiek? De verwarring klopt. Vuur wordt met vuur bestreden.
1. Systemsprenger
‘Ik heb reddingsfantasieën’. Mijn collega JW bespeurde in zijn Top 20’20 een voorkeur voor de meer troostvolle platen. In mijn top tien lijkt het aandeel fysieke films groter dan ooit. De terminale fantasie werkt blijkbaar kalmerend. (Dat wisten de Grieken met hun catharsis, en gelovigen met hun christus, al vele eeuwen). Systemsprenger dealt het beste met de pijn. Alles gaat hier zwaar lichamelijk naar de klote, dwars door een verstandelijke beperking heen. Na afloop had ik hoofdpijn van het net-niet-huilen. Een meisje heeft de ergste vorm van ADD. Haar overspronggedrag is agressie. Waar blijft de priester die haar kan redden? Enter, een zware jongen. Hij trekt met het meisje naar de bossen. En lang en gelukkig leefde zij? Nein! De grimmige beerput moet helemaal open. ‘Alleen haar moeder mag haar gezicht aanraken.’ Scène na scène krijgen we de huidhonger ingewreven. De moederliefde die in mensenhaat omslaat. Eigenlijk net Ponette, nog zo’n fraaie ‘kinderfilm’. Wat een prachtige hoofdrol van Helena Zengel. Hartenbreker en tearjerker ineen. ‘Du schafft das.’
Een mooi geschreven overzicht, altijd iets om naar uit te kijken in december.
Thx! 🙂
in het oud&nieuw pseudoweekend de eerste 2 afleveringen The Queen’s Gambit ook zelf maar gekeken Tis wa. (Wel leuk hoor.)