[cd, Stranger Records/Bertus]
Een bassist of een drummer in een band hebben dikwijls een bepalende rol, maar treden minder snel dan de zanger of gitarist naar buiten en zeker niet als ze voornamelijk als sessiemuzikant opereren. Eén van de uitzonderingen hierop is de klasse bassist Charlie Jones. Vanaf 1985 heeft onder meer gebast bij Siouxsie Sioux, Goldfrapp, The Strange Sensation, Merz, Tom McRae, Violent Blue, Ofra Haza, Shelleyan Orphan, Loreena McKennitt, Robert Plant en Page & Plant. Saillant detail is dat hij ook even getrouwd is geweest met Carmen Plant, inderdaad de dochter van Robert. Hij blijkt op diverse albums ook over een groot compositorisch vermogen te beschikken, wat hem tot zo’n geliefde gastmuzikant maakt.
Beter later dan nooit zet hij dit grote talent eens om in een geheel eigen plaat, Love Form geheten. Hij stapt eindelijk eens uit de schaduw van anderen, om er meteen de schemering weer mee in te duiken. Vanaf de allereerste toon namelijk is het alsof er een knop wordt omgezet die een nachtelijke en betoverende sfeer brengt. De muziek leunt duidelijk op de jazz en wel de duistere variant daarvan. Met jazzpercussie, bas, strijkers, harp, piano, blaasinstrumenten, drones, souk, elektronica, gefluit en vrouwelijk geneurie, die hij in verschillende samenstellingen naast elkaar plaatst, weet hij niet alleen een sfeervol maar ook spannend en filmisch geheel neer te zetten. Hierbij krijgt hij onder meer hulp van harpist Ruth Wall (ook te horen bij Goldfrapp), pianist Johnny Baggott (heeft gewerkt met Portishead, Massive Attack, Robert Plant), Alison Goldfrapp (gefluit, geneurie) en diverse toppercussionisten als Chris Hughes, Clive Deamer, Tony Orrell en Rob Brian. Jones gebruikt voor de elektronica allerhande vintage spullen, die een warme en bijzondere sound met zich meebrengen. Het resultaat mag er wezen. De ene keer is het een soort ambientjazz die wel doet denken aan Ascenseur Pour L’Echafaud van Miles Davis, terwijl hij op andere momenten die aan de grond nagelende dark jazz brengt van Bohren Und Der Club Of Gore en Dale Cooper Quartet & The Dictaphones. In het magisch mooie “Dove Magic” roept hij weer associaties op met “Cristo Redentor” van Donald Byrd. Maar ook het filmische van John Barry en Ennio Morricone, het duistere trippy geluid van Portishead, het hemelse van Goldfrapp alsmede de grimmige atmosferen van David Lynch maken deel uit van zijn imponerende muziek. De ene keer pakt dat sereen en hemels uit en elders juist weer broeierig, intrigerend en grillig. Als je de onderstaande twee tracks beluistert krijg je een goed idee van beide uitersten en kan je ook de rest ertussen wellicht invullen. Ook al is de gemene deler de nachtelijke setting, het album ontvouwt als een caleidoscopisch prachtwerk waarin ontzettend veel te ontdekken valt. Zacht als zwart fluweel bewerkt met fijnkorrelig schuurpapier. Een glansrijk debuut.
door Jan Willem Broek