Bellflower

Bellflower1Imagine… The apocalypse is just starting, right?

Zo'n anderhalf jaar terug las ik per ongeluk The Who Couldn't Sleep And Never Had To, van ene DC Pierson, die ik in de bieb had verward met DBC Pierre. Een maffe bildungsroman, over twee puberjongens in nowhere Arizona, die zich dag in dag uit bezighouden met het ontwerpen van een Transormers-achtige comicbook-wereld, om vervolgens links te worden ingehaald door fantastische gebeurtenissen. (Het begint er dus al mee dat één van hen nooit slaapt…) In Bellflower zijn dezelfde soort jongens tien jaar ouder, maar leven ze nog altijd in een staat van 'extended kittenhood'. Als op een avondje uit een leuk meisje aan één van hen vraagt wat hij doet, antwoordt hij: 'I'm building a flamethrower'. En meer ook niet, inderdaad. Deze gozers hebben een obsessie voor Mad Max, en kennelijk tijd en geld genoeg (waar komt dat vandaan!?) om zich alleen daarmee bezig te houden. Levend aan de Bellflower Avenue, hun eigen, betrekkelijk luxueuze variant op Steinbecks Cannery Row.

Een van de leukste aspecten aan de film is de vormgeving, waardoor het Californische stadje er werkelijk uitziet als de stoffige wereld van Mad Max. Of Arizona nádat de Bom viel. Bellflower is een prent in die goeie oude Euroshopper-cultstijl van Equinox, en dus een echt vakantie met vrienden-project, pas later opgepikt voor grootschalige distributie. Iedereen heeft op elk vlak meegeholpen, zo zijn er bijvoorbeeld vier editors. (En vanzelfsprekend speelt regisseur Evan Glodell óók de baardig-oenige hoofdrol.) De camera is een geval apart, Joel Hodge deed in zijn uppie de bediening, maar het was wederom Glodell, ook in het echt een knutselaar, die het apparaat samenstelde uit onder meer oude Rusissche lenzen. Het klinkt als een gimmick, en het zou stoer zijn als het allemaal verzonnen bleek te zijn, maar de film profiteert overduidelijk van de mysterieuze en unieke lo-fi look. Soms heel stemmig, maar in genoeg andere scenes ook expres (en postmodern knipogend) waardeloos…

Bellflower2
Het verhaaltje mengt de absurde (niet van tussentitel-pretenties gespeende) leipheid van David Gordon Greens George Washington, met een mumblecore-achtig realistisch navelbeeld van de quarter-life crisis. De hele film lang zoeken de jongens en meisjes van Bellflower naar kicks. Het hoofdpersonage vindt zijn nieuwe vlam niet voor niets op een louche bar-avondje, waar een sprinkhaan-eet-wedstrijd wordt gehouden. Op hun eerste échte date heeft hij zijn nette pak aangetrokken, maar zij verordonneert: 'I want you to take me to the cheapest, nastiest, scariest place that you know of.' Daar aangekomen wordt er gemat, want dat is naast alcohol de makkelijkst bereikbare manier om iets te voelen. En zo zakken alle personages hier langzaam weg in een void van zompig nihilisme. Daarin is de film gelukkig  onverbloemd rücksichtslos, er wordt flink wat afgekotst.

Maar dan komt in de tweede helft de langverwachte échte klap. Non-selfinflicted. Ik zat vanaf het begin te denken dat de apocalyps (waar de jongens zich op voorbereiden) om die reden ook werkelijk zou losbarsten. De manier waarop is echter totaal anders dan verwacht. (Wat zeer voor het scenario pleit.) De chaos is vooral mentaal, en zelfs – heb je 'm weer – Refniaans. Bloed, diesel en andere (hersen)sappen beginnen te vloeien, net nadat de jongen eindelijk eens 'connect' op een zinvolle Zen-wijze. ('That was really nice' constateert hij verbaasd na een potje vrijen.) En dus het gaat juist op dat vlak mis. Hard mis. Nu stapt Tyler Dawson naar voren. Lang hield ik hem voor het meest irritant van alle personages, een Djokovic-achtige pestkop, die converseert in 'dudespeak'. Maar hij weet zijn beste vriend te re-activeren, in een fraai verbeelde bromance, die hier altijd al, net als de Crisis der Mannen, op de achtergrond bloedde en bloeide. Terug naar de primitieve oerkrachten, de kameraadschap van de kleine groep, het eten van Vlees, het vinden van het Vuur in jezelf. Alleen daarom moeten ze de vuurwerkverkoop nooit helemaal verbieden, miljoenen brave papa's kunnen één keer per jaar terugkeren naar hun innerlijke flamethrower-neanderthaler. Ondanks al dat snelle nitro bakken New Kids-geweld behoudt Bellflower gelukkig iets schrijnends melancholisch. (Zelfs volgehouden in een magische aftiteling.) Al trekt men daarbij natuurlijk wel "lessen" uit het self-help boekje van de Ayatollah of Rock and Rolla. Lord Humungus.

Bellflower4
Nobody fucking tells
Lord Humungus what to do.

Lord Humungus fights
when he wants to fight…

and fucks when
he wants to fuck,

and when all else fails,
he drives straight into
the fucking tanker

(door Ludo)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.