En we zijn uit de startblokken! Leuk die topzware complexiteit van …And Justice For All maar Bas Ickenroth maakt speciaal voor Metallica een come-back bij De Subjectivisten om een lans te breken voor Ride The Lightning uit 1984.
Ik heb me een paar jaar afgevraagd of mijn liefde voor Metallica wel echt verder gaat dan nostalgie. Toen ik de Some Kind Of Monster DVD voor het eerst keek vond ik het op een bepaald niveau redelijk beschamend, maar tegelijkertijd was het wel mijn band. Mijn vroegere helden. Op een heel hoog voetstuk ooit. James Hetfield als überheld, hoewel zijn kinderachtig gedoe met Jason Newsted wel heel pijnlijk was. Toch was ik hem tijdens het kijken al aan het vergoelijken, het was de alcohol weetjewel. Zo gaat dat met helden.
Ride The Lightning was de eerste cd die ik ooit kocht. 1988, 13 was ik. Ik had geeneens een cd-speler, maar dat kwam later wel, niet erg. Het waren de jaren van Vara’s Vuurwerk, en toen daar ‘The Four Horsemen’ voorbij kwam fietsen wist ik het acuut: er is niets beter dan Metallica. Het toenmalig vriendje van mijn zus bracht even later nog een TDK D90 vol Metallica mee, met naar later bleek een integrale versie van Ride The Lightning inclusief een afgekapte ‘Call of Ktulu’; net iets te lang voor een kant. Het sterkte mijn mening alleen maar: Metallica is de beste band ter wereld en er zal nooit iets beters komen. Datzelfde jaar ook Master of Puppets, …And Justice For All, Reign in Blood, Hell Awaits en Leprosy leren kennen, als ook albums 3 tot en met 7 van Iron Maiden. Nooit meer te overtreffen natuurlijk, die tijd. Zeker niet toen Suicidal Tendencies met How Will I Laugh Tomorrow, When I Can’t Even Smile Today nadrukkelijk aan de stoelpoten van Metallica begon te zagen; hoewel ik dat niet wilde toegeven, want Metallica was de beste band ter wereld. Toch? Overigens was …And Justice For All toen mijn favoriete plaat aller tijden, want: nieuw, nog langer, nog complexer, nog zwaarder. Maatstaven waar deze 13-jarige nogal wat waarde aan hechtte. En die solo van Kirk Hammett in ‘Dyers Eve’, sneller kon toch niet? Dat rare, droge geluid nam ik maar op de koop toe; toen de plaat voor het eerst airplay kreeg bij Vara’s Vuurwerk (‘The Shortest Straw’ als ik me goed herinner) dacht ik in eerste instantie dat ze een demo draaiden. De echte versie zou toch wel hetzelfde klinken als die voorgaande twee? Maar ja, de wegen van Lars Ulrich waren toen al ondoorgrondelijk.
En daar hebben we hem, ome Lars. Als beginnend drummer mijn voorbeeld. Geweldige muzikant (ik vond hem beter dan Dave Lombardo) en hij schreef ook nog eens mee aan alle nummers – dat wilde ik ook in eigen bands later. In de jaarlijkse poll van Aardschok/Metal Hammer eindigde hij altijd ergens bovenaan en dat vond ik zeer terecht. Nu kan ik Lars niet meer aanzien en ook nauwelijks meer horen; de man is door de jaren alleen maar slechter gaan spelen. En is hij een kei geworden in het verzinnen van lelijke partijen die bovendien nauwelijks passen bij de muziek.
Maar terug naar de beste Metalliplaat, Ride The Lightning. Toen de rook van alle nieuwe ontdekkingen wat was opgetrokken, en ik ook eindelijk Kill ‘em All in bezit had, kon het bezinken beginnen. Het zwarte album kwam. Leek goed in eerste instantie, maar haalde het niet bij de eerdere platen. En Ride The Lightning bleef de beste, hoewel ik lang moest zoeken naar het waarom. Maar het bleek en blijkt de enige plaat die perfect is, nooit inzakt. Kill ‘em All? Lekker enthousiast, maar uiteindelijk te eenvormig. Master of Puppets? Een net iets mindere kopie van Ride The Lightning, zelfde opbouw, zelfde structuur, iets minder fris. …And Justice For All? Niet alle nummers even sterk, ‘Harvester of Sorrow’ is maar een saaie stamper. Blijken ze juist dat nummer jaar in jaar uit de blijven spelen live. Ook had het hier en daar wel korter gekund, net als op Death Magnetic.
Ride The Lightning, daar klopt alles aan. De productie; warm en wollig, voor 1984-begrippen een behoorlijk dik geluid – dat de basdrum nauwelijks te horen in het laag is achteraf alleen maar goed gebleken. De opbouw van de plaat; de speedmetal –opener, de zware slepers, de metalballad (dat probeerde Testament later ook met ‘The Ballad’ maar faalde jammerlijk), de instrumentale afsluiter. De haast enge progressie van Kill ‘em All naar hier. Maar bovenal de nummers zelf, met in elk liedje geweldige riffs, prachtige passages van ontroerende schoonheid (het titelnummer op 2’35” met daaropvolgend die solo!). Alles zo gefocust, zo doordacht met toch genoeg jonge honden gevoel; want de jongens waren pas 21, 22. Sindsdien heb ik nooit meer zo’n plaat gehoord van mennekes van dezelfde leeftijd. De manier van spelen op hun leeftijd, het compositorisch vernuft, de solo’s van Kirk – met kop en staart, echte mooie verhalen, en nog zonder dat in zijn handen en voeten irritante wah-pedaal –, de manier waarop de 2/4 van ‘For Whom The Bell Tolls’ wordt gebruikt om accenten afwisselend geheel natuurlijk op een 4/4 dan wel een 6/8 te leggen – hetgeen misschien technisch klinkt op papier, maar het is zo simpel en doeltreffend als wat; niet voor niets zo’n livemeezinger van jewelste. Bovenal is Ride The Lightning voor mij de plaat van ‘Fade To Black’ – die Metalliballad zogezegd. Inktzwarte tekst – uiteraard – maar net zo compromisloos in zijn schoonheid in muzikaal opzicht. De desolate intro, de afwisseling tussen de rustige coupletten en loeizware refreinen (zonder zang weliswaar, maar refreinen zijn het), dan de overgang naar de volgende fase met die geniale riff op 5’02” die tot in het einde der tijden door mag blijven gaan, zeker als de solo toewerkt naar een climax van postrock-proporties. Ik ben geen fan van een fade-out, maar hier had niets ander gepast; de suggestie dat het daadwerkelijk eeuwig blijft doorgaan is genoeg voor de ultieme extase.
Ja dus, mijn liefde voor Metallica gaat duidelijk nog steeds verder dan nostalgie. Albums één tot en met vier koester ik als ware het echte schatten. Zelfs tijdens mijn haast metalloze periode tussen 1994 en 2000 zette ik af en toe mijn oude vrinden op. Nu nog steeds. Death Magnetic heeft zijn momenten, maar haalt het natuurlijk niet bij de grote vier. Kan ook niet. 1988 was het jaar van de ontdekkingen, die impact is nooit meer te overtreffen. Onmogelijk met de kennis en referenties die zich tegenwoordig in mijn hoofd hebben genesteld. Het mooie aan Ride The Lightning is echter dat ik er op twee niveaus naar kan luisteren: als teletijdmachine, ogenblikkelijk terug naar 13-jarige toestand, vol onwetendheid en naïviteit, zwart-wit denken (metal is it! disco is shit!); en als klassieker die nog boeit, van het akoestische intro van ‘Fight Fire With Fire’ tot het perfecte bombastische einde van ‘The Call of Ktulu’, als plaat die als voorbeeld dient voor alle metal die daarna is gekomen. Zonder Black Sabbath geen heavy metal, maar zonder Ride The Lightning had er geen bay area thrash scene bestaan en was er nu dus ook geen eightiesthrash revival. Naïeve schoonheid en eeuwigheidswaarde in één. Geen nostalgie. Pure liefde.
Door Bas Ickenroth