50 x 90: 43. Miles Davis – Panthalassa (1998)

Ondertitel: The Music of Miles Davis 1969-1974. Bijschrift: Reconstruction and mix translation by Bill Laswell. En ja, dat is essentiële informatie. In ieder geval, het was het begin van een intense en nog immer voortdurende liefdesrelatie tussen Miles en mij.


Panthalassa Bitches Brew was niet zo'n goed startpunt. Te dicht, te chaotisch, te moeilijk om direct te kunnen bevatten. Moet je ook niet doen Bas. Teveel te vroeg. Was ook 1996 ofzo toen. Uiteindelijk maakte ik een omweg via Coltrane, want Olé was mijn jazzontmaagding. Een zeer memorabele bovendien. Daarna was het gebeurd; jazz moest en zou het worden. En dan niet de makkelijke, gladde North Sea Jazz variant, natuurlijk wilde ik alleen maar de moeilijkdoenerij. Zoals al eerder bij metal en hardrock, bij alt.rock, bij drum'n'bass. En dan kun je niet om Miles Davis heen. Het grote probleem bij nieuwe genres is altijd waar te beginnen. Zeker bij jazz, waar elke goede artiest minstens tien memorabele albums heeft uitgebracht. Met allemaal stromingen en subgenres die me minder niets zeiden. Maar dat maakte het dan weer allemaal spannend en nieuw, een ballenbak om in te verdrinken. Overweldigend.

Miles Davis. Groot genie werd hij overal genoemd, maar ik had ooit 'Time After Time' en 'Human Nature' gehoord. Kon ik bepaald niet opgewonden van raken. "Ja, maar je moet zijn jaren zeventig werk eens proberen!" werd dan gezegd. Maar met welke plaat dan? Gelukkig was daar Bill Laswell. Die had mijn uitroep gehoord en dacht bij zichzelf: ik ga eens een mixje maken voor Bas, want de jaren 70 van Miles moeten ook gaan leven bij die jongen. Nou, bedankt nog Bill, want you made it happen!

Bill Laswell & Miles Davis (Panthalassa) from momentum_prod on Vimeo.

Nu kan ik er wel belachelijk over gaan doen, stiekem is het gewoon waar. Laswell knipte en sneed in de overvloedige sessies uit de jaren 69-74 (hij mocht van de erven Davis heerlijk grasduinen in de archieven) creëerde zijn eigen Milesmedleys zoals Miles ze nooit zelf bedoeld had. En zijn vaste producer Teo Macero al helemaal niet. Schande werd erover gesproken, die Laswell was niet goed wijs. Niks van dat, voor mij was het perfect: een hele bloemlezing Miles in de jaren 70 maar dan in 60 minuten. Het bleek de perfecte instapplaat.

Laswell was natuurlijk wel gewoon Laswell, dus de productie was smooth en warm, en alles was vloeiend en soepel aan elkaar gemixt, vaak met toegevoegde verbindende onderliggende ambientdrone. En zo begon Panthalassa ook: met een diepe ambientdrone die op machtige wijze de toon zet. Spannend, een direct over me heenkomend vol-verwachting-klopt-mijn-hart gevoel. 'In A Silent Way / Shhh / Peaceful / It's About That Time' mocht pijnloos uit de drone geboren worden, met John McLaughlin die dromerig mag mijmeren op gitaar met noten die in alle eenvoud regelrecht in mijn ziel sprongen. Wayne Shorter komt er direct achteraan met hetzelfde thema, even beheerst als subliem. Het is, met alle respect, alleen maar de opmaat voor de meester zelf. Ik nog nooit echt een trompet gehoord tot nu. Wel gehoord maar niet echt gehoord, weetjewel. Met geen noot teveel, zonder tierlantijntjes, zonder vibrato, blaast hij het inmiddels bekende thema, bijna achteloos, niet direct warm of emotioneel, maar zo oprecht en confronterend hard. Ai ai. Ik wist niet meer hoe ik het had. Maar ik kon er niet bij stilstaan, want daar kwam de hihat groove van Tony Williams, met die oersimpele baslijn. Alles gedistilleerd tot alleen de pure essentie overbleef. Een funky groove door alleen maar 16-en op de hihat te tikken, je moet het kunnen. Op het laatst mag de zo typerende baslijn van 'It's About That Time' de kop op steken. Zelden zo'n gevoel van thuiskomen gehad bij compleet nieuwe muziek.

En dan die allesverslindende groove in 'Black Satin / Pete Cosey / Agharta Prelude Dub' met die trompet met wahwah-effect. Heftig op een manier zoals ik nog nooit gehoord had. Als dit dus Miles in de jaren 70 was moest en zou ik ALLES hebben! Hoor hoe Pete Cosey in middenstuk 'Pete Cosey' zijn gitaar aan flarden scheurt, hoor hoe de ritmesectie zo waanzinnig zit te funken alsof er geen morgen meer komt. En maar doorgaan in die groove, eindeloos, bedwelmend. Verdomme. Niet te geloven. Niet van deze aarde.

Ondertussen smeedde Laswell gewoon alles aan elkaar met zijn ambientdrones. Vond ik helemaal geweldig, alsof het altijd zo had moeten zijn. Ik kende de originelen natuurlijk nog niet, dat helpt dan ook. De drone dronende verder, nam wat tabla's met zich mee, en kwam vervolgens tot uitbarsting in de proto-drum'n'bass van 'Rated X / Billy Preston'. Drum'n'bass! Jungle!! In 1974!!! Hoe visionair kun je zijn? Geen enkele trompet trouwens te horen op 'Rated X', alleen maar een alles omverkegelende groove (copyright Roadburn), een nerveuze baslijn en een dissonante orgeldrone eroverheen. En maar voortjakkeren, nimmer omkijken. Deel twee van het liedje zoekt weer de rustigere funkregionen op, waarbij Miles zijn trompet weer alle kanten op laat vliegen maar nooit de controle verliest.

Maar het kon nog beter. Het moment dat ik volledig zonder voorbehoud tot de sekte der Milesfanaten ging behoren. 'He Loved Him Madly', een ode aan Duke Ellington – die ik pas enige tijd later leerde kennen – begon zoals de rest met een ambientdrone, en die liep gewoon door. Sfeervol, intiem, melancholiek; bijna pure ambient. Keyboards, gitaar, dwarsfluit (met delay, geweldig space-instrument), dan een invallend triphopritme. Zo mooi, zo overweldigend. En zo gaat het door en door, gebeurt er weinig maar werd ik betoverd als zelden tevoren. Pas op 5'31" komt Miles binnen met zijn lyrische, ingehouden emotionele trompetnoten, duidelijk door de effecten gehaald. De groove wordt wat steviger, de climax wordt opgebouwd. Maar zal nooit komen. Het gaat hier niet om de ontlading, maar om de lading. Het eerbetoon aan een andere grotere meester. Die ik nog niet kende, maar waarvoor ik 24 jaar na dato bijna even hard voor rouwde als Miles in 1974. Dat gevoel wist 'He Loved Him Madly' bij me op te wekken.

Toen was het gedaan dus. Ik was Milesfan. Mijn vriendin – we woonden net een jaartje samen – heeft me vervloekt. Ze had en heeft niks met jazz, zal het ook nooit hebben. Maar dat was niet mijn probleem. Miles Davis was mijn nieuwe wereld. Eerst die elektrische jaren verder uitgeplozen. Wat een schat, wat een weelde. Alles waanzinnig goed in het kwadraat. Daarna de jaren ervoor ontdekt. Zelfde conclusie. Pas toen ik zijn jaren 80 werk eens goed ging luisteren reduceerde ik Miles weer tot menselijkere proporties; op zijn oude dag heeft-ie vooral matige meuk gemaakt. Ik heb op Aura na nooit een album uit die periode kunnen uizitten. Maar de Miles tussen 1945 en 1975? Waazinnig en geniaal en waanzinnig geniaal. Niet te vatten hoe iemand zichzelf zo steeds maar weer opnieuw kon uitvinden en totaal zijn eigen weg bleef gaan. De biografie van Ian Carr en zijn eigen autobiografie lieten bepaald geen sympathiek figuur zien, maar de weg naar al die muziek was eindeloos fascinerend, en ik slikte het allemaal als zoete koek. Als het Miles betrof werd ik een spons, ik wilde alles weten en horen. In korte tijd kocht een aanzienlijk deel van de discografie – ik denk dat ik nu zo'n 50 albums van hem heb -, werd ik groot fan van het eerder versmade Bitches Brew maar kon ik de ophef over On The Corner veel minder goed begrijpen. Ik vond en vind het een slordige plaat, met weliswaar superieure grooves, die echter heel matig aan elkaar zijn geplakt door Teo Macero.

Over die laatste kreeg ik een steeds sterkere mening; overal het algemeen positief en respectvol voor zijn visionaire knip- en plakwerk, maar wat-ie op On The Corner had gedaan vond ik maar niks. Hoe Bill Laswell die grooves had verwerkt op Panthalassa vond ik veel beter, zeker nog met die toevoegingen om het geluid wat rijker te maken. Nu kun je 24 jaar verschil in productietechnieken natuurlijk niet vergelijken, maar dat deden de tegenstanders van Laswell ook; bleek dat de meeste fans Panthalassa lichtelijk als heiligschennis beschouwen omdat Laswell de muziek zou hebben verkracht en mismaakt. Ik blijf een totaal andere mening aanhangen, namelijk dat Laswell zeker die On The Corner-tracks fors heeft verbeterd, en dat sowieso heel Panthalassa respectvol en mooi is geproduceerd, en dat het perfecte samenvatting van Miles' elektrische periode weergeeft.

En dan heb ik het nog niet eens over de invloed op mijn eigen muziek. Inmiddels een nieuwe band, drumspel fors beïnvloed door drum’n’bass, triphop en eindeloze spacerock/krautrock, en dan hoor je improvisaties van van Miles op bijvoorbeeld Dark Magus en Agharta en die gaan maar door en door en door, houden zich niet aan lineaire songconstructies maar gaan juist bijna circulair te werk met grooves waar geen begin of einde wordt geduid. Bandleden kregen de instructie “speel in B” en moesten het verder maar uitzoeken. Juist die vrijheid vond ik geweldig, en gelukkig mijn nieuwe bandleden bassist D. en gitarist M. ook, dus na initieel wat succesloos songschrijven te hebben uitgeprobeerd, begonnen we vanaf een bepaald punt alleen nog maar te jammen en improviseren. Geweldige ervaring.

Over Miles kan ik nog uren doorgaan, merk ik. Ik luister tegenwoordig niet meer zoveel naar hem als een jaar of tien terug, maar zijn invloed op mij blijft enorm en alomvattend. En Panthalassa blijf ik koesteren als het meesterwerk dat het nog steeds is. Essentiële kost, en misschien wel mijn belangrijkste album van de laatste 20 jaar.

Luister op Spotify

(Bas Ickenroth)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.