Muziekkrant OOR is toch eerder klaar met die 100. Man, heb ik mijn vinger niet op de pols van muziekminnend Nederland. Hier nog wat bewijs.
Rhythm & Sound – Rhythm & Sound (2001)
Basic Channel blijft een vaak verstikkende invloed op techno uitoefenen terwijl het laatste wapenfeit toch uit 1994 dateert. De heren gingen daarna verder als Rhythm & Sound waarmee de impliciete reggae lading van de muziek steeds explicieter werd gemaakt. De eerste reeks platen werd verzameld als Showcase (1998) waarna een vreemde periode aanbrak waarin het duo leek te twijfelen over de definitieve stilistische keuze. Die volgende reeks platen werd weer onderkoeld verzameld alsof het Rhythm & Sound traject hiermee zou worden afgesloten zoals met Basic Channel gebeurde (geenszins het geval, ze gingen hierna volop over op reggae.) Hoe dan ook, Rhythm & Sound is misschien niet zo stijlvast als Basic Channel de muziek is wat mij betreft van hetzelfde niveau. Subliem gruizige dubtechno die vaak geïmiteerd is maar nooit geëvenaard. Niemand anders kan ‘Roll Off’ maken, samen met ‘M7’ en ‘Phylips Trak II’ mijn favoriete track van dit illustere duo.
The Knife – Silent Shout (2006)
Nu komen we toch echt in “dit had net zo goed in de top-10 kunnen staan” territorium. Guuz mailed me destijds enthousiast “check dit out: spook house!” Vond het de eerste keer niet om aan te horen. Het probleem: de stem van Karin, die ik voorheen alleen kende van een samenwerking met het verschrikkelijke Röyksopp. Die stem, daar moet je van leren houden. Wat ook gebeurde. Nu moet ik me inspannen om nog te kunnen voorstellen dat ik niet van Silent Shout hield. Het is house maar dan door eigen obsessies bezet, gekruist met een soort besneeuwde italo en melodieën die aan karate games op de C64 doen denken. Silent Shout is mysterieus, een duistere wereld van metafysische horror in wouden en een algehele depressiviteit die het Zweedse posthippie/socialisme heeft voortgebracht. De sleutelzinnen zijn wat mij betreft te vinden in ‘Forest Families’:
“Too far away from the city. Some kids left on the road. They said we have a communist in the family. I had to wear a mask.”
Hoef ik verder niets meer aan toe te voegen.
Annie – Anniemal (2004)
Was het ravijn tussen internet en “de echte-echte wereld” wat betreft muziek ooit zo diep als tijdens die koortsige maanden dat Anniemal online werd opgehemeld/overgeanalyseerd en het daaropvolgende commerciële falen dat erop volgde (niet in de laatste plaats dankzij een blunderende platenmaatschappij)? Hoe dan ook Anniemal blijft fantastisch, een popklassieker voor een wereld die zijn gevoel voor pop is kwijtgeraakt. Ik schreef zelf:
“De opgewekte single ‘Chewing Gum’ is verraderlijk. Want pop, als die echt een soort samensmelting met het sublieme nastreeft, moet een zekere duisternis, een verlies in zich dragen (zie ongeveer het complete werk van ABBA, of de meer abstracte verhandelingen over verlies van zelfcontrole in het aangezicht van verlangen of ritme als ‘I Feel Love’ of ‘Can’t Get You Out of My Head’.) En dit is wat Anniemal naar een hoger plan trekt dan alleen een prettig in het gehoor liggende verzameling popliedjes, het gevoel van verlies dat de plaat uitademt. Soms letterlijk in titels en teksten als ‘Helpless for Love’ of ‘Always Too Late’ en anders zoals op de tienersymfonie ‘Heartbeat’ met een bijna ondraaglijke intimiteit vermomd als wrange ironie.”
De opvolger heb ik nog steeds niet gehoord maar ik heb vernomen dat er door de platenmaatschappij weer ontzettend mee is gekloot. Dat wordt een herontdekking in 2040 door de St.Etienne van dienst.
Boards of Canada – Geogaddi (2002)
Ik moet bekennen dat ik in recensies nooit meer verkeerde inschattingen maak waarop ik later terugkom (wat me vroeger vaak genoeg overkwam.) Geogaddi was duidelijk de uitzondering. Op de helft van het decennium schreef ik al:
“Zekere kortzichtige geesten, ook een niet nader te noemen Kindamuzik scribent, konden hun teleurstelling bij verschijning van de lang verwachte opvolger van Music Has A Rights To Children moeilijk verbloemen. De meest lucide van hen waren misschien bewust van het gewicht dat de Technicolortechno-klassieker uitoefende op hun kritische vermogens. Zij die echter stug bleven luisteren naar Geogaddi kregen na maanden, soms jaren, toegang tot een even idiosyncratische als ambitieuze geluidstrip, een reis vol vuur, slow motion paniek, lang vergeten rituelen in het gezelschap van duistere natuurgoden met aan het einde een hoopvol en helend ochtendgloren. Of Geogaddi beter is dan het debuut is voer voor oneindige discussies onder fans van de Schotse electronicameesters al lijkt het uiteindelijk een rijker en dieper album, een schier onuitputtelijke bron voor de fantasie.”
Tiefschwarz – Misch Masch (2004)
Die hadden ook een moment waarin alles wat ze aanraakten in goud veranderde en bovendien verantwoordelijk voor deze legendarische forumdraad. De elf remixen verzameld op Misch Masch zijn onmiskenbare voorbeelden van hun maximalisme, elke track is volgestouwd met bliepjes, foefjes, woorden, zinsneden, trommeltjes, effecten die vaak maar een keer verschijnen en op elk moment de track kunnen lanceren, afremmen of naar een ander plateau tillen. Je gehoororgaan veranderd in een flipperkast. Hun muziek is een compleet eigen genot: simpel en complex, clean en ruig, lomp en gesofisticeerd. De mix op de eerste cd is vaak bekritiseerd, ten onrechte, Eulberg, Mathew Jonson, André Kraml werden hier voor de meesten geïntroduceerd.
Herbert – Bodily Functions (2001)
‘Adult lullabies’ noemde Ian Penman ooit de liedjes van Tim Buckley en die kwalificatie is denk ik nog steeds van toepassing op Herberts Bodily Functions album. Vergeet de conceptuele insteek van ritmes die gesampled zijn van het menselijke lichaam, het zou waardeloos zijn als de liedjes niet zo mooi waren. De aas-in-de-mouw is natuurlijk Dani Siciliano, die hier op haar allererotische best is, haar stem is gewoon gemaakt voor lovers techno als ‘Suddenly’ (in plaats van de afstandelijkheid van Around The House.) Het zou zelfs een perfect album zijn geweest als de verschrikkelijke Luca Santucci niet even als Kakofonix/Assurancetourix, de bard van Asterix, er tussen moest komen.
Felix Da Housecat – Excursions (2002)
Samen met American Gigolo de definitieve electroclash mix. Een intrigerend dialectiek tussen opgewekte geilheid en melancholie, tussen electro en techno, want voor elke Ladytron en Miss Kitten & The Hacker verschijnt een Kiki of Jeff Mills. En dit is de mix met mijn favoriete overgang namelijk die van Dot Allisons opium-italokraker ‘Substance’ naar ‘Take A Walk’ van Bolz Bolz (eigenlijk Vitalic), die remix met briljant gespierd/melancholische baslijn waarmee steevast beelden van nachtelijke autoritten door Europese steden worden opgeroepen. Verder veel eigen werk en remixen die bewijzen dat Felix Da Housecat zich destijds op de top van zijn kunnen bevond.
Earth – The Bees Made Honey in the Lion’s Skull (2008)
Even wat samplen uit de jaarlijst 2008 tekst:
“Sommige nummers op Bees… hebben nog wel die beweging [van Hex] maar op een gegeven moment zweeft de muziek omhoog en op 'Omens And Portents II: Carrion Crow' explodeert elke aanzet in briljante details. Licht schijnt in Earth, goedmoedig, positief. Alsof, de zonde afgeworpen, een wereld met hernieuwde blik wordt aanschouwd, de Tuin van Eden betreden.”
Martijn Ter Haar formuleerde volgens mij nog de essentiële observatie dat Earth hiermee een ode aan de Amerikaanse natuur maakt. Hier inderdaad geen puritanisme, satanisme, uitbuiting, dood en vermoeidheid, hier heerst de adelaar hoog boven de bergen en wouden, tijdloos en edel.
Outkast – Stankonia (2000)
Realiseerde me toen ik Stankonia weer opzette dat zoiets als de eerste zin van het album “Don’t everybody like the smell of gasoline?/Well burn muthafucka burn American Dream.” post-9/11 en post-Obama onmogelijk is geworden. Veel vervelender is dat de sonische mogelijkheden die Stankonia presenteert zijn verdwenen uit hiphop. Want het was een dramatisch slecht decennium voor hiphop, vastgeroest in thematische clichés en muzikaal geen equivalent van It takes a Nation… of 36 Chambers te vinden, al benadert Stankonia die monumentale status nog het meest. Wat het album onweerstaanbaar maakt is de vreugde die de muziek uitstraalt, een experimentele vreugde in pop, de extase van het uitproberen van mogelijkheden. Andre 3000 doet in tegenstelling tot Timbaland niet moeilijk over jungle invloeden op zijn geluid, want een uitgesproken fan van Photek, maar dat is een van de vele ingrediënten die uiteindelijk zo glorieus samenkomen op ‘B.O.B.’, misschien de meest wervelende vijf minuten muziek van de afgelopen tien jaar.
Panda Bear – Person Pitch (2007)
Is er nog een kunst van de hoes? Blijkbaar wel want ik moest Person Pitch gewoon op vinyl hebben zodat de fantastische hoes volledig tot zijn recht kon komen, die ook perfect de muziek daarin weergeeft. Animal Collective is waarschijnlijk wel een van de bands van het decennium maar eigenlijk vallen hun albums altijd tegen (vooral die overhypte laatste)…behalve Sung Tongs! Waar is die dan? Geen plek want Panda Bear deed het solo nog een keer over en verbeterde het recept van de LSD-rond-het-kampvuur-op-het-strand-meezingers aanzienlijk. “Beter dan Pet Sounds” of zoiets schreef ik destijds. Klopt. En het laatste gedeelte van ‘Bros’ geeft Outkast flink wat concurrentie wat betreft die meest wervelende minuten muziek.
door OMC