In het maart-nummer van OOR beschrijft Jasper van Vugt – in een overigens een zeer informatief en lezenswaardig artikel – de toekomstplannen van het blad op het digitale vlak, en geeft tegelijkertijd een informatief overzicht over de muziekindustrie en muziekbeleving anno 2012. Het artikel eindigt met de jubelende zin die het betoog als geheel goed verwoordt: “nog nooit is er zoveel muziek direct voorhanden geweest, nog nooit heeft de luisteraar zoveel keuze en macht gehad en wordt het hem makkelijk gemaakt om nieuwe muziek te ontdekken”. Op die conclusie valt echter wel één en ander af te dingen.
Blij verrast was ik door het uitgebreide artikel over apps, streaming diensten en ‘de cloud’ in muziekblad OOR deze maand. Het artikel ‘Magic in the air: hoe alle muziek langzaam in de cloud verdwijnt’ geeft goed weer hoe de huidige technologische ontwikkelingen de muziekindustrie en – beleving bepalen. Helaas gaat het artikel voorbij aan een aantal zaken die wel degelijk aandacht verdienen, zeker als consument, die de toekomst wel erg rooskleurig voorspeld krijgt.
Van Vugt’s artikel begint met een open deur: de muziekdetailhandel legt het steeds vaker af tegen digitale muziekwinkels als die van Apple, als middel om daarmee hun eigen technologie te verkopen. Het is waar dat veel muziekwinkels zijn verdwenen, maar het voorbeeld van Fame is hier wat ongelukkig gekozen (over de doorstart geen woord). Bovendien strookt die redenering niet met wat er later wordt betoogd, namelijk dat er meer muziek wordt verkocht dan tevoren en dat vinyl bezig is aan een opmars.
Even later wordt het web doodverklaard, want alles draait tegenwoordig om apps voor de smartphone, die consumenten direct laten communiceren met aanbieders van informatie, zo ook bands en hun publiek. Dit lijkt ook het motto van het artikel: medio maart zal Spotify de eerste lokale Nederlandse Spotify apps lanceren, en OOR zal een van de partijen zijn die haar eigen Spotify app uitbrengt. OOR zet dus in op apps, een verstandige beslissing die past in hoe print media de strijd aangaat met digitale media.
Maar even terug naar de muziek: de omzet in de VS van muziek (zowel digitaal als fysiek) is voor het eerst sinds 2004 gestegen en toe te schrijven aan Spotify, lees ik in het artikel. Hier wordt het interessant, want de quote van Edgar Bronfman Jr., topman van Warner Music spreekt boekdelen: “Spotify is een positieve ontwikkeling waarvan de opbrengsten steeds meer toenemen.” Een toelichting zou deze uitspraak verduidelijken, want het wordt niet duidelijk voor wie de opbrengsten toenemen, en waaruit die opbrengsten bestaan.
En dat is interessant, want als gebruiker van Spotify merk ik dat het systeem niet altijd belooft wat het doet, waarmee ik aan bovengenoemde uitspraak ga twijfelen. Afgezien van instabiliteit (mijn pc is meerdere malen gecrasht door het gebruik van Spotify), merk ik dat het mijn (weliswaar gratis) abonnement niet werkt in het buitenland, waardoor ik dus geen muziek kan luisteren via de dienst (mij wordt verzocht een betaald premium abonnement te nemen).
Maar ook als het wel werkt, zie ik dat bepaalde muziek ineens niet meer beschikbaar is, zoals de unaniem bejubelde cd van Rats on Rafts. Artiesten zelf hebben hier geen enkele zeggenschap over, zij lijken zich te verontschuldigen voor het niet beschikbaar zijn van bepaalde diensten (‘binnenkort hopelijk op Spotify, zegt Moss over hun cd ‘Ornaments’ op hun Facebook-pagina). Of dit probleem ook speelt bij betaalde diensten weet ik niet, maar het is vreemd dat je er niet vanuit kunt gaan dat muziek die vandaag beschikbaar is, morgen ineens niet meer beschikbaar is. Als dat al bewust gebeurt, informeer een gebruiker dan via een eenvoudige mededeling, denk ik dan (het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat muziek ver na releasedatum ook is verwijderd, zoals de laatste cd van Ariel Pink’s Haunted Graffiti).
De kritiek op Spotify komt ook naar voren in Van Vugt’s artikel: platenlabels klagen over teruglopende verkoop als het gevolg van het beschikbaar stellen van muziek, en de oplossing zou een gefaseerde release van muziek, waarbij degene die de muziek eerder wil horen, moet betalen. Hiermee zijn we weer terug in de tijd dat muziek ver voor een release beschikbaar werd gesteld aan journalisten, en de verspreiding van promo’s. Ik hoef vast niet uit te leggen dat muziek dan gelekt gaat worden, net als vroeger, zeker als je er nu ook nog voor moet gaan betalen. Een bron van het probleem is ook de schimmige constructie wat betreft het uitbetalen aan rechthebbenden van muziek die beschikbaar is via Spotify – ook hier wordt verder niet op ingegaan in het artikel .
Een oplossing die eerder in het artikel genoemd is, is het betalen van kijk- en luistergeld aan je provider, maar gezien de complexiteit van die constructie (wie betaalt hoeveel en aan wie?), waar ook de overheid (Europese?) wetgeving zal gaan moeten creëren, zal dat nog wel even op zich laten wachten. Deze wetgeving raakt ook het principe van vrijheid via het internet, hier buiten beschouwing gelaten (hieronder gaat het wel over privacy). Maar hoe zit het nou precies met de opbrengsten van Spotify uit bovengenoemde quote?
The cloud
De ondertitel van het artikel luidt overigens ‘hoe alle muziek langzaam in de cloud verdwijnt’. Het OOR-artikel gaat voorbij aan de belangen van een bedrijf als Apple, als het gaat om verdienmodellen van muziekverkoop. Want waarom zou iemand nog muziek in de iTunes store kopen als je die ook kunt streamen – al dan niet tegen betaling zoals bij Spotify? Want er zit wel degelijk een verschil tussen het kopen van muziekbestanden zoals bij iTunes en het streamen van muziek zoals Spotify doet. En zolang het aanbod van iTunes dat van Spotify overstijgt, zet ik toch liever in op muziekbestanden die ik ook zelf op een lokale harde schijf heb staan, al was het maar omdat ik in een ander land geen gebruik van Spotify kan maken, of omdat er muziek niet beschikbaar is, om wat voor reden dan ook. En wie garandeert dat diensten in de cloud altijd en overal beschikbaar zijn, evenals hun data?
Het artikel kaart ook fysieke muziekconsumptie aan: zo is vinyl aan een opkomst bezig, al wordt dat niet met cijfers ondersteunt. Zouden de oplages van vinyl opwegen tegen de miljoenenverkoop van digitale downloads van megasterren als Adele en Lana del Rey? Ik vermoed van niet.
Over ‘the cloud’ nog het volgende: wie gebruik maakt van Google, YouTube of Facebook, werkt ook ‘in the cloud’, dus nieuw is het allemaal niet. Waar wel veel om te doen is, is de aansprakelijkheid wanneer het systeem platligt, wat zeker voor een betaalservice niet aantrekkelijk is. Wellicht biedt de cloud wel een oplossing voor het kopen van concertkaarten voor sites waar grote groepen mensen tegelijk inloggen, aangezien de cloud naar behoefte kan worden opgeschaald en dus berekend zou moeten zijn op lange digitale wachtrijen.
Facebook
Ook ik heb mijn Spotify gekoppeld aan Facebook, maar stoor me inmiddels aan de functie die automatisch publiceert wat ik luister (het programma biedt als alternatief een ‘private session’ aan, maar hoe lang nog?). Hiermee kom ik bij een belangrijk punt, wat nergens wordt genoemd in OOR: privacy. Na het zien van de documentaire ‘Het brein achter Facebook’ op tv van afgelopen donderdag 23 februari (terug te zien via Uitzending Gemist), is duidelijk dat gebruikersprofielen van Facebook-gebruikers de verhandelde producten zijn waar het bedrijfsleven voor betaalt. Het OOR-artikel rept van een Facebook-app die Ticketmaster raadpleegt om aanbevelingen te doen van concerten op basis van de muzieksmaak van de gebruiker, eind 2012 beschikbaar in Nederland. Wie de VPRO docu heeft gezien, weet dat er veel af te dingen is op de advertentiestrategie van Facebook. Want gebruikers van een social network zitten niet te wachten op advertenties, laat staan verpakt als ‘aanbevelingen’ zoals Facebook die doet, zoals in de documentaire naar voren kwam. Dit in tegenstelling tot mond-op-mond reclame via ‘vrienden’ op Facebook die wel werken.
Het privacy-argument gaat ook op voor de location based services die in het artikel genoemd worden, waar gebruikers te traceren zijn via gps, bijvoorbeeld op een muziekfestival. Een festivalorganisatie kan zo volgen waar en wanneer iemand zich bevindt. Het nut voor bezoekers blijft onduidelijk en weer geen woord over privacy. Dit is opvallend omdat in andere sectoren deze discussie wel wordt gevoerd. Waarom hier niet? ‘Gedragscodes verschuiven, de moraal schuift mee’ schrijft Van Vugt. Het is een feit dat consumenten steeds meer privacy weggeven door in te stemmen met gebruikersovereenkomsten van software-aanbieders, maar er zijn voorbeelden genoeg van bijvoorbeeld Facebook-gebruikers die in opstand kwamen toen ze vonden dat hun privacy werd aangetast toen het bedrijf over ging tot het versturen van reclameboodschappen aan de hand van profielinformatie.
Er is wel degelijk een grens aan wat gebruikers accepteren, maar Facebook weet die via omwegen toch te omzeilen, bleek uit de tv-docu. Het verschil echter tussen de advertentiestrategie van Google en die van Facebook is dat Google zijn advertenties verpakt in zoekresultaten waarbij het initiatief bij de gebruiker ligt, terwijl Facebook ‘passieve’ gebruikers als zoekers behandelt door ze advertenties te ‘geven’. De vraag is of dit werkt.
Data Mining
Dan nog iets over een ander onderwerp dat aan bod komt in OOR: data mining, de ‘hogere wiskunde’ die wordt ingezet om grote hoeveelheden data te filteren en gebruikers te voorzien van individuele muziekaanbevelingen. Doordat er zoveel verschillende muziekapplicaties zijn en daaropvolgend gebruikersdata over luistergedrag, is het muzieklandschap veel meer versnipperd dan vroeger waar alles via traditionele media ging (radio, tv, krant/tijdschriften). De opsomming van streaming diensten en mp3-winkels in het OOR-artikel laat zien dat er veel valt te genieten voor de consument, maar eenduidig is het allemaal niet, en al helemaal niet als bepaalde diensten zijn gekoppeld aan een product (zoals Nokia en hun Ovi Music Store). Alvorens gebruik te kunnen maken van diensten dienen gebruikers zich niet zelden te registeren, waardoor het privacy-argument weer gaat spelen, evenals de moeite die ik moet doen om ergens gebruik van te kunnen maken, wat ook weer een drempel is.
Gelukkig is de muziekindustrie een stuk verder dan de boekenindustrie, die consumenten aanmoedigt tot piraterij door digitale boeken te koppelen aan één enkele e-reader. Net als in de softwarebranche zien ook aanbieders van muzieksoftware in dat consumenten gebaat zijn bij meerdere muziekformaten in één enkel programma. Het probleem van de muziekindustrie daarentegen is het grote aantal partijen, van platenmaatschappij tot wetgever. Boven alles lijkt me dat de keus voor een bepaald platform of dienst er niet makkelijker op wordt voor de consument door het vergroten van keuzemogelijkheden, eerder het omgekeerde: ik screen recensies op de smaak van reviewers die ik ken – al dan niet persoonlijk. En bovendien is de tijd beperkt: een muziekfestival wordt voor mij niet leuker omdat er 100 bands spelen, waarvan ik er 90 toch niet kan zien – hetzelfde geldt voor het internet.
Nu staat de muziekindustrie niet bekend om innovatief vermogen, en stelt Van Vugt terecht dat technologische ontwikkelingen bepalen hoe de muziekindustrie eruit gaat zien. Het artikel ‘Verslaafd aan smartphones en tablet pc’s (NRC Handelsblad, zaterdag 25 februari) noemt zeven trends die de mobiele wereld in 2012 zullen bepalen. Daaruit blijkt dat Europa een grote consument is van smartphones en de daarbij behorende apps, wat ook de app-strategie van OOR verklaart. Het artikel meldt ook dat naarmate gebruikers meer geld in apps investeren, des te minder ze geneigd zijn over te stappen op een ander formaat. Op dit moment lijkt meeliften op het succes van de ‘app industry’ een verstandige keuze, zeker voor uitgevers. Het artikel meldt ook succes in de telecombranche doorgaans tijdelijk is, dus er kan nog van alles gebeuren.
Tenslotte nog iets wezenlijks: tijdens de VPRO docu zei iemand hetzelfde als wat in een comment op de site van 3Voor12 werd verwoord: mensen zijn gebaat bij exclusiviteit, zeker als het gaat om muziek en zeker in Nederland, waar festivals binnen 5 minuten zijn uitverkocht. Dat vraagt inderdaad om een eigen app. Facebook gaat ervan uit dat mensen alles met elkaar willen delen, wat ook nog maar zeer de vraag is. Maar al die digitale media, gekoppeld aan locatiedata en persoonlijke voorkeuren leveren al met al een vreemde paradox op: doordat de beleving van een fysieke werkelijkheid door de digitale werkelijkheid zo wordt propageert, worden mensen steeds afhankelijker van wat er leeft buiten die fysieke werkelijkheid.
EvR