Extreme muziek, lawaai waar de gemiddelde black metalfan nog wit(er) van wegtrekt, het is een enorme scene waar eigenlijk Masami Akita’s Merzbow nog het meest bekend is. Met een discografie van hem alleen die met een modaal salaris al niet bij te benen is, is er echter veel meer. Hier aandacht voor vier recente uitgaves die hele verschillende uitingen binnen een ogenschijnlijk gelimiteerd genre zijn. Een toegewijde scene is al vele jaren bezig een kleine groep liefhebbers te bestoken met (ge)welddadige soundscapes, live en op cd(r), cassette en vinyl, meestal in gelimiteerde oplages. Zo is er de Noor Lasse Marhaug die al een tijdje een speler is in de voorhoede van alles wat lawaaiig is. Een enorme output van soloreleases en samenwerkingsverbanden met uiteenlopende muzikanten uit de noisescene maar ook black metal muzikanten en zelfs een kerkorganist.
Quality Control is een soloplaat maar de man maakt herrie voor tien. De vijf stukken gunnen de luisteraar geen rust en de constante aanval op je oren is binnen het al extreme genre zeker een van de meest heftige. In de chaos van vervormde en overstuurde geluiden ontwaar je nog net snaarinstrumenten en draaitafels, wat toch niet echt houvast biedt. Echt een plaat waar je voor in de stemming moet zijn. De eveneens Noorse Sten Ove Toft, geen onbekende van Marhaug, die ook bij deze cd betrokken is, pakt het stuk afwisselender aan op Lit De Parade. Zo duister als het hoesje al suggereert probeert hij de rottingsprocessen achter een opgebaarde staatsman gestalte te geven in een klankschap dat van piepklein bijna ultrasoon geknisper tot korte uitbarstingen van echte noise. De vrij korte muzikale events hebben een minder onrustig effect dan bij Marhaug, vooral omdat er meer dynamiek is. Heel klein en heel groot wisselen elkaar af op een soort narratieve wijze. Op een recent verschenen live plaat van Hijokaidan (Polar Nights) verschijnt Toft met Junko, zanger van de Japanse noise grootmeesters. Dat roemruchte Hijokaidan is een band waar een echte O.G. van de noise bij betrokken is, te weten Toshiji Mikawa. “Noise om de noise”, geen diepere gedachte of het het moet modderworstelen zijn. Zijn solo-plaat Gyo-Kai Elegy is subtieler dan Marhaug maar net zo’n aanslag op het gestel. Hij mag dan de helft zijn van Incapacitants (hoewel hij dat alleen begonnen is) het is geenszins half de kracht. Er is wel iets meer ruimte in het geluid dan bij Incapacitants die een veel massiever en constantere zandstraal bewerkstelligen. Het tempo, zonder direct ritmisch te zijn, ligt een stuk lager waardoor er parodoxaal genoeg meer rust is dan bij Marhaug en Toft. Mikawa combineert zijn gierende noise daarbij met een subtiele onderliggende ambience die zorgt voor een aparte sfeer die ondanks het genadeloze karakter Gyo-Kai Elegy erg luisterbaar en fascinerend maakt. Pas echt subtiel wordt het bij Épicycle van de in Barcelona woonachtige Portugees Alfredo Costa Monteiro. Ondanks de vervorming, het brongeluid is Monteiro’s stem, heeft Épicyle meer het karakter van een hese drone, slechts af en toe uitmondend in meer lawaaiige klanken die op lijken te doemen uit de verte. Onheilszwanger, mysterieus en een weer een volstrekt andere benadering dan de overige drie.
Martijn Busink