Groots en meeslepend of monsterlijk? Moeilijk kwestie. Een ambitieus progmonster met megalomane trekjes, dat is de nieuwe plaat van Motorpsycho voor je. Wil je dat? Wil ik dat? Natuurlijk, als je gaat samenwerken met Ståle Storløkken is de oorlog al half gewonnen, want: Motorpsycho + de toetsenist van Supersilent en Elephant9 = natuurlijk geniaal. Maar dan ga je luisteren. En luisteren. En nog maar een keer. En dan blijkt het een ambitieus progmonster.
Ik bepaald geen probleem met progrock, en dan vooral niet met het soort uit de jaren 70. Groots en meeslepend, vooruitstrevend en vervreemdend, maar nog zonder notenneukelarij en instrumentenmasturbatie die de latere prog (en jazzrock / fusion) zo oeverloos vervelend kon maken. King Crimson, waanzinnig. Soft Machine; Third is een van die platen die iedereen in de kast zou moeten hebben staan. Mahavishnu Orchestra – wellicht meer jazzrock maar stiekem eigenlijk best wel prog.
Motorpsycho heeft door de jaren heen allerhande jasjes aangetrokken: metal, indiepop, punk, lo-fi, spacerock, sixtiespop, noise, slaapkamer/kampvuur liedjes, rock, stoner, jazz. Veelzijdig: ja. Critici kunnen dan ook zeggen dat ze een gebrek aan eigen stijl hebben, en een 100% leugen is dat niet. Ja, mede-psychonauten, wel eerlijk zijn: de band is heel erg goed in leentjebuur spelen, de juiste elementen verzamelen uit velerlei stijlen en daar dan fijn mee gaan klooien. Origineel is het nooit geweest, waarmee niet is gezegd dat ze geen eigen geluid hebben; je herkent ze uit duizenden. Op zijn minst aan die vaak valse zang.
Die herkenbaarheid is onverminderd aanwezig – hoewel die valse zang wel steeds beter is geworden. Wat direct opvalt is het gemak waarmee de band tegenwoordig speelt: soepel en onderkoeld virtuoos. Hoewel het een ontzettend rijke en maximalistische plaat is geworden, speelt de band beheerst, geen noot teveel, soms zelfs afgemeten strak. Ook de arrangementen voor strijkers en blazers zijn nooit overdadig, eerder to the point en perfect passend. Grote complimenten hiervoor aan Ståle Storløkken; geweldige improvisator bij Supersilent, maar hier vooral bezig in de rol van componist en arrangeur, de superglue tussen band en orkesten. En daarbij lijkt het er ook op dat het de katalysator voor Motorpsycho is geweest om het eerste volledig kloppend album te kunnen maken; nooit eerder klonk een album van hun zo consistent goed, zo volledig passend, zo af.
Luister maar naar 'Through The Veil'. Beginnend met zacht geblaas met valse lucht zoals piepknorjazz artiesten dat ook wel plegen te doen; textuur en noise, je instrument binnenstebuiten keren. Maar heel geleidelijk krijgt de melodie steeds meer vorm, langzaam opbouwend naar een zeer funky blazersriff met een nerveuze ondertoon waarbij het onmogelijk stilzitten is. Dan neemt plots de band het over in een slepende stampriff die niet had misstaan bij een topklasse stonerband. Allemaal volledig natuurlijk, allemaal fantastisch. De blazersriff mag dan even terugkomen voor één maat waarna het hele orkest in Mahavishnu Orchestra mode springt om een even disonnante als fabelachtige solo in te zetten, met Kenneth Kapstad die zich een ware volgeling van Billy Cobham betoont en de groove hard aanjaagt met rollende dubbele basdrums. En dan ben je pas vijf minuten ver in een zestien minuten durend epos.
Ik vind dat supergeil. Met een harde plassert van pure opwinding luister ik door, waarbij in datzelfde nummer dromerige samenzang, psychedelica, een welhaast klassieke keyboardsolo, een minutenlang durende groove in 7/8 met een freakend strijk- en blaasorkest, slepende noiserock, en moddervette stonerriffs, om met ambient af te sluiten. Een post-orgastische leegte wilt hierna bezit van me nemen, maar dan heb ik pas een kwart van het album gehad.
Aangezien kant A dan is afgelopen is het wel goed om even een adempauze te nemen. Met goed resultaat, wat me sterkt in mijn mening dat juist dit lange veeleisende album het best tot zijn recht komt op vinyl; ook al omdat de klassieke, proggy soundscapes tussen de nummers (het blijft toch een klassiek progalbum) erg gedetailleerd en zacht zijn, en ik luister mijn muziek het meest aandachtig op vinyl. Het gaat daarna trouwens gewoon door met die aanvallen op je zintuigen, want hoe 'Into the Gyre' van een klein lief liedje (de oude Motorpsycho had er een akoestisch slaapkamerliedje van gemaakt) in een razende uptempo rocker met een uitzinnige gitaarsolo over een totaal opgefokte baslijn is bijna absurd. En die afwisseling is exemplarisch voor het hele album; ze ontginnen het complete rockspectrum, zetten alle invloeden naar eigen hand, laten alles zo natuurlijk klinken alsof het allemaal altijd zo bedoeld was – terwijl van een wat verdere afstand beluisterd, alleen op de vorm lettend, het een bijeen geraapt zooitje lijkt.
Nu ja, bij mij duurde het toch een hele tijd voordat het allemaal fatsoenlijk was ingedaald, voordat het bijeengeraapte zooitje het geniale geheel werd. Wat me overstag liet gaan? De pure melancholie van de saxofoonsolo in 'La Lethe'. Een instrumentaal nummer dat begint als bedachtzame bigbandjazz, dat lijkt uit te monden in dreigende dronerock, maar dan plots op 5’30” omslaat om ruimte te geven aan die tranentrekkende saxofoon, die genoeg gevoel en emotie in zich heeft om zelfs de meeste geharde cynicus aan het janken te krijgen. En wederom, het klinkt allemaal zo logisch, zo natuurlijk. Vriend B. zei me dat hij The Death Defying Unicorn eigenlijk de plaat vond die hij na Demon Box had verwacht, in die zin dat die plaat de potentie aangaf die ze volgens hem nu pas helemaal hebben waargemaakt. In ieder geval is het wel eenzelfde soort achtbaanrit van stijl naar stijl. Maar het grote verschil is dat Demon Box bleef steken in ambitie en goede bedoelingen, en dat The Death Defying Unicorn van voor tot achter klopt in zowel vorm als inhoud, een toonbeeld van perfectie die zich pas laat vinden na een intensieve zoektocht.
(Bas Ickenroth)