Lijstjestijd! Elk jaar weer een leuke en tevens lastige opgave om dat te volbrengen. Voor TOP10-fascisten zal ik nog maar even uitleggen waarom ik al jaren met een TOP20 kom. Ten eerste omdat ik (denk ik) meer dan gemiddeld voor mijn kiezen ehm oren krijg, ten tweede omdat ik niet hoef te voldoen aan wat anderen doen en ten derde omdat het gewoonweg zo mooi naast het jaartal staat. Dit jaar heb ik bijvoorbeeld 267 recensies geschreven voor het Schaduwkabinet en 342 voor Caleidoscoop. Misschien wel het drukste jaar ooit, waar je hoofd spontaan ommer dan ooit van zou lopen. Dan is een TOP20 nog mager eigenlijk. Door het grote aanbod heb ik ook minder tijd om me helemaal te verdiepen in een cd en draait de selectie voor een jaarlijst meer om hetgeen me het meest bij de strot heeft gegrepen en wat ik uiteindelijk toch meer ben gaan draaien. Mijn “shortlist” bestaat dit jaar uit maar liefst 120 releases, waarbij de afvallers absoluut niet gedis(c)kwalificeerd worden, maar er gewoonweg tegenaan schuren en gelden als grote tips. Ik heb erg veel fraaie neoklassiek gehoord, maar het onderscheid is dikwijls te gering om tot de bovenste regionen door te dringen. Eerlijk gezegd had ik ook meer de behoefte aan hardere muziek en meer mysterieuze muziek. Een deel daarvan komt ook gewoon uit Nederland. En dan selecteer je uiteindelijk de cd’s, want uit dat medium kies ik nu eenmaal op enkele uitzonderingen na, die je graag aan anderen wilt tonen. Overigens ook geen compilaties en mini’s. Zo vielen Teho Teardo & Blixa Bargeld, Matt Elliott, Carta en These New Puritans uiteindelijk toch uit de top. De nummers 1 tot en met 10 zijn de albums die als de TOP10-fascisten toch niet verder willen kijken dan ook echt de meest belangrijke en de overige 10 zijn vrij willekeurig geplaatst. Die passen muzikaal gezien goed achter elkaar voor mijn dit jaar gestarte Senzor AM, als vervanging van mijn Senzor radioprogramma waar ik na 17 jaar mee gestopt ben; hier komt ook een 4 uur durend jaaroverzicht met nummers uit deze TOP20. De nummer 1 stond al vast aan het begin van dit jaar, de rest druppelde later binnen. Het was een mooi muzikaal jaar dat begint en eindigt op Barokke wijze, zij het met totaal verschillende muziek.
Onderstaand vind je de TOP20 met luisterfragmenten en toelichtingen, die (deels) overgenomen zijn uit mijn recensies op Caleidoscoop dan wel weeklijstjes uit het Schaduwkabinet. Doe ermee wat je wilt zou ik vooral zeggen!
Dank wederom aan iedereen die mij gesteund, gelezen, bevoorraad, becommentarieerd of beluisterd heeft! Ik wens iedereen een fijn, gelukkig, gezond en luisterrijk 2014 toe!
01. Igorrr – Hallelujah
[cd, Ad Noiseam]
Begin van het jaar schreef ik een licht enthousiasmerend en een beetje dwingend stukje over Igorrr. Dit is het project van de Franse genie Gautier Serre, die ook achter de groepen Whourkr en Corpo Mente zit. De man met een vermoedelijk klassieke opleiding laat een briljante gekte horen, die de hedendaagse muziek zo dikwijls mist. Het roept een haast kinderlijk enthousiasme op en het is dan ook jaren geleden dat ik zo overrompeld werd. Nummer 1. Igorrr, what else?
“We kunnen natuurlijk gaan muggenziften over releasedata, maar als een album zonder verzending op 21-12-2012 (niet handig van het label, maar wederom enfin…het zogenaamde einde der tijden) uitkomt, dan neem ik deze mee naar dit jaar. Aanbeland in het hier en nu dus. Igorrr komt met z’n magnum opus Hallelujah, laat ik dat vast verklappen. Alle geweldige dingen van voorheen komen nog geweldiger bij elkaar, uit elkaar en voor elkaar. En hij gaf de mensen halleluja! Het evangelie van de juichstemming is klaar om de wereld te veroveren. Hij werkt met uiteenlopende gasten, zoals zangeres Laure Le Prunenec (Öxxö Xööx), strijker Benjamin Violet (Tryo), gitarist Nicolas Sénac (Pryapisme), zanger Simon Fleury (City Weezle), gitarist Teloch (Mayhem, Nidingr), zanger Laurent Lunoir (Öxxö Xööx), toetsenist Benjamin Bardiaux (Pryapisme, Babyaga), saxofonist Vincent Goubeau (Mulk), accordeonist Adam Stacey (John Zorn, Secret Chiefs 3, Estradasphere, LotusFear, Fishtank Ensemble), gitarist Cyro Torres (Vladimir Bozar ‘n’ Ze Sheraf Orkestär), zangeres Jasmina Barra (Vladimir Bozar ‘n’ Ze Sheraf Orkestär), bassist Frédéric Garcia (Niveau Zero) zanger Pedrou Lacasa (Vladimir Bozar ‘n’ Ze Sheraf Orkestär), zangeres Irina “Triz” Matkovskaia, zanger Thibault Majorel en een kip. Vooral die kip, man die kan hier echt haar ei kwijt. Maar dat hij met zoveel gasten werkt, geeft ook aan dat hij het geluid van zijn vorige album heeft willen vervolmaken. Dat is nogal gelukt. De kruisbestuivingen al dan niet met samples schieten in het rond, maar zijn tot in perfectie uitgewerkt en missen de spontaniteit niet. Terwijl je nog orgastisch aan het nagenieten bent van een mooi klassiek of Barokstuk, komt er alweer een adrenalinepompend deathmetalstuk met doodsgekrijs langs of een Hongaarse goulash, een flamenco, andere folk of toch weer die ratelende breakbeats. Ja, of zelfs alles tegelijk.
Het is hard, keihard.
Het is gek, knettergek.
Het is mooi, kapotmakend mooi.
Het is goed, knalgoed. Knap en sensationeel in alle opzichten. Denk aan een wildwaterbaan waar je tegen namen als Merzbow, Venetian Snares, Ministry, Muzsikas, The Third Eye Foundation, Naked City, Fantômas, Secret Chiefs 3, Besh O Drom, Johann Sebastian Bach, Jean-Baptiste Lully, François Couperin, Von Magnet, Napalm Death, Slayer, Opeth, Széki Kurva, People Like Us en Vladimir Bozar ‘n’ Ze Sheraf Orkestär aanknalt. Dit is waar deze tijd om vraagt! Juichen, halleluja brullen. Waarom niet? We moeten vooruit, we schreeuwen de crisis wel weg! Daarom, bekeert u nu broeders en zusters en u zult genadig ontvangen worden. Buig diep voor Igorrr! Ketters zullen worden vervolgd. Halleluja en amen!
02. Madensuyu – Stabat Mater
[cd, Suyu Makinesi/Konkurrent]
“Ik ben een groot voorstander van de compact disc, dat is geen geheim. Het is helemaal een genot als een label dan wel artiest er de moeite voor neemt om hier iets speciaals van te maken. Sommige doen dat met fraaie kartonnen hoezen en andere weten ook met de jewelcase creatief om te gaan. De band die dat laatste steevast doet is het Gentse duo Madensuyu, hetgeen “mineraalwater” betekent in het Turks. Op hun mini debuut Adjust We (2005) is dat een ijzeren staaf die in de zijkant gestoken zit. Daarbij zorgen de beide leden Stijn “Ylode” De Gezelle (5-snarige gitaar, keyboards, zang) en Pieterjan Vervondel (drums, zang) sowieso voor alle artwork. Een totaalproduct pur sang. De eerste cd A Field Between (2006) wordt opgeleukt met een groen geschilderde vilten inlay en twee plastic takjes met blaadjes. Hun daarop volgende werk D Is Done (2008) gaat vergezeld van een spiegelkaart, spiegeltekst en tevens een gesoldeerde zekering. Alles met de hand samengesteld. De muziek, je zou het haast vergeten, ontwikkelt zich van enthousiaste indierock steeds meer richting de beklemmende postrock met no wave en noise elementen, waarbij ze behoorlijk stevig uit kunnen halen. Elk album is net weer een stapje beter, zij het soms ook horizontaal gezien. De grote stimulerende kracht en daardoor tevens onderscheidende factor erachter zijn altijd de rauwe, ongepolijste emoties, de open en ontwapende aanpak en de drang om ongeforceerd authentiek te blijven. Daarin zijn ze op al hun werken met vlag en wimpel geslaagd. Eén van de beste en meest belovende gitaaracts van België en omstreken.
Vijf jaar van stilte wordt nu eindelijk doorbroken met de nieuwe cd Stabat Mater, uitgebracht op hun eigen label Suyu Makinesi, hetgeen weer Turks voor sapmaker is. De titel van het nieuwe album is een directe verwijzing naar de een van de beroemdste Middeleeuws-Latijnse gedichten uit de 13de eeuw. Deze gaat over Moeder Gods en haar verdriet om de gekruisigde Christus. Deze hymne begint dan ook met de legendarische woorden “Stabat mater dolorosa Iuxta crucem lacrimosa, Dum pendebat filius.”, ofwel “Naast het kruis, met schreiende ogen, Stond de Moeder, diep bewogen. Toen de Zoon sterven ging.”. Legio componisten als Arvo Pärt, Antonín Dvořak, Krzysztof Penderecki, Joseph Haydn, Karl Jenkins, Giovanni Battista Pergolesi, Giuseppe Verdi en Antonio Vivaldi hebben het Stabat Mater op muziek gezet, maar voor zover ik me kan heugen nog geen rockband. Nu kan ik niet in de hoofden van De Gezelle en Vervondel (beide met een dichter in de naam verstopt die ooit ook het Stabat Mater hebben vertaald) kijken, maar ik heb het idee dat ze hier de titel als metafoor gebruiken om andere demonen en onrecht aan de kaak te stellen. Daarnaast is het een tevens een liefdevol eerbetoon aan hun moeders en de aankomende moeder aan de zijde van De Gezelle. Hoe dan ook, er zit een bevlogenheid achter de muziek, die van diep en uit het hart komt vol pure emoties. Alleen hiermee al overstijgen ze vele bands, maar ook eigenlijk zichzelf. In de opener “Crucem” laten ze op razende wijze het gevoel van verdriet en onrecht horen, gelijk die uit de eerste regels van het Stabat Mater. Het is een rauwe mix van noise, no wave en postrock die ergens op een geheel eigen plek tussen Deity Guns, Sonic Youth en Tomàn uitkomt. Dat larderen ze met subtiele kinderzang en kleine elektronische details. IJzersterk! Ze razen hierna in “Mute Song” energiek door, waarbij ook de elektronica voor een stimulans en verstrooiing van jewelste zorgen. Daarna komen ze met het bezwerende en bloedstollende “On The Long Run”. Langzaam voortschrijden rock waarbij ze gewoon zingen, maar ook haast joik-achtige zang laten horen zoals een Wimme Saari dat zo goed kan. Joik is een woordloze zang, die deel uitmaakt van de religieuze traditie van de Saami en die lang door de Christenen verboden is;of het zo bedoeld is weet ik niet, maar het past perfect in het verhaal. In het korte “Hush Hum” krijg je een a capella stuk van de jongen Tijl Geerts, die ook in de openingstrack te horen is en later bij “Give”. Hij brengt een sacraal intermezzo, waar je na alle stevige muziek mooi tot bezinning kan komen. Aan de andere kant heeft het ook iets bevreemdends. De track “Ready I” die daarop volgt, is weer een lekker stevige vol dynamiek en experimenten, waarbij ook The Ex, Raketkanon, Vandal X, Drive Like Jehu, Trans AM en A Place To Bury Strangers in het vizier komen. De engelachtige zang van Tijl fungeert als een prachtig sacraal contrast met de felle en bezwerende zang van de bandleden. Wederom weten ze hier een bijzonder draai aan de muziek te geven. In “Dolorosa” komen al de genoemde noisebands op pakkende en harde wijze samen; de pijn van het verlies wordt op ziedende wijze vorm gegeven. In het hierop volgende elektronische, groovende intermezzo “Triple Dot…” is nog even de kinderstem van Pelle Van Den Steen te horen. Dan zetten ze nog één keer op nachtelijke wijze aan in “Days And A Day”, waarmee ze ook in het donkere vaarwater van Flying Horseman komen, dat eindigt met de felle postrock van Explosions In The Sky. Tot besluit is er de intieme indiesong “Haul In/High Tide”, die er na al het geweld behoorlijk in weet te hakken en voor een heerlijk stemmig einde zorgt. De demonen zijn tot rust gekomen. Er gebeurt zoveel dat het haast onwaarschijnlijk is dat dit in een tijdbestek van net meer dan 34 minuten heeft plaatsgevonden. Over alles is nagedacht, zonder dat er ook maar iets aan spontaniteit verloren gaat. Dat is allemaal medegeproduceerd door Peter Vermeersch en gemixt door Pierre Vervloesem, beide uit A Group, Flat Earth Society en X-Legged Sally (en meer). Werkelijk alles klopt hier. De cd is opgesierd met een houten front- en backcoverplaat waar ze doorschijnend plastic met opdruk overheen gelegd hebben. In de rug zit nog een houten balkje. Dat alles verwijzend naar het kruis waaraan Christus gestorven is en als zinnebeeld dienend voor hun eigen zielenroerselen. Een monumentaal werk om stil van te worden. Moeders mooiste!”
03. Oiseaux-Tempête – Oiseaux-Tempête
[cd, Sub Rosa]
“Gitarist Frédéric D. Oberland maakt deel uit van de broeierige Parijse underground. Hij beweegt zich in een parallel experimenteel universum en zoekt meestal grootse geluiden op, dikwijls met een politieke lading. Hij is te horen in FareWell Poetry, The Rustle Of The Stars (met Richard Knox) en Le Réveil Des Tropiques. Daarnaast heeft hij in de groepen 21 Love Hotel en Medecine Music gespeeld en werkt hij tevens samen met Glissando, Bérangère Maximim, Colin JohnCo, Three Black Eyes, Nicolas Laferrerie, Orla Wren, Witxes, Arborea en The Fitzcarraldo Sessions. Vanaf 2007 groeit zijn discografie in hoog tempo uit tot een indrukwekkend en gevarieerd geheel, met telkens meeslepende en kwalitatief hoogwaardige releases. Samen met bassist Stéphane Pigneul, van onder meer FareWell Poetry, Le Réveil Des Tropiques, Sealight, Heligoland, Norma Loy, Ulan Bator en Object, begint hij een nieuw avontuur met het project Oiseaux-Tempête. Ze trekken verder nog drummer Ben Mc Connell (Beach House, Au Revoir Simone, Phosphorescent, Rain Machine, Marissa Nadler, Winter Family, Helena Noguerra) en fotograaf/filmmaker Stéphane C. aan. Een nieuwe supergroep is geboren.
Ze brengen hun gelijknamige debuut uit op het prestigieuze Belgische kwaliteitslabel Sub Rosa, hetgeen al iets zegt. De muziek is echter nog meer veelzeggend. Oberland (gitaar, duistere energie, keyboards, altsaxofoon, stem), Pigneul (bas, sampler, analoge delay, stem) en Mc Connell (drums, percussie-instrumenten) leveren 11 composities af met een totale lengte van maar liefst 74 minuten, waarbij de nummers tussen de 2 en 18 minuten klokken. Stéphane C. zorgt voor de foto’s en de veldopnames en schept sfeer. Ze maken een verstild en gitzwart statement tegen de zieke en disfunctionerende Westerse maatschappij. Een muzikale Odyssee, die op nachtelijke wijze aan je voltrekt. De basis wordt gevormd door een soort gitaarambient, maar daarop stapelen ze elementen uit de softnoise, postrock, doom, avant-garde, shoegaze, experimentele en improvisatorische muziek. Daarmee scheppen ze de perfecte soundtrack voor een apocalyptische film noir. Denk daarbij aan de postrock van Godspeed You! Black Emperor zonder de keiharde erupties, de experimenten van Set Fire To Flames met enkel de grote halen, de nachtelijke atmosferen van Bohren Und Der Club Of Gore en Dale Cooper Quartet & The Dictaphones vrij van de jazz-elementen, de avant-garde van Art-Zoyd maar dan goed doorwaadbaar, de noodzakelijke depressies van Joy Division waarbij de wave achterwege blijft, de desolate filmmuziek van Nick Cave & Warren Ellis en de zachte ambientkant van Isis. Het leeuwendeel is instrumentaal maar komt tot leven door de samples van stemmen en stadsgeluiden en de spaarzaam opduikende spookachtige dan wel duistere zang en stemmen. Van de allereerste tot de allerlaatste seconde weten ze de spanning vast te houden en je op bloedstollende wijze aan de grond te nagelen. Een magistraal, majestueus en meeslepend album.”
04. Dale Cooper Quartet & The Dictaphones – Quatorze Pièces De Menace
[cd, Denovali]
“Het mysterieuze Franse combo Dale Cooper Quartet & The Dictaphones debuteert in 2007 met hun overdonderende debuut Parole De Navarre. Ze brengen hedendaagse jazz maar mengen dat met krautrock, ambient, drones en dub. Het levert gitzwarte pracht op. Vier jaar later volgt Metamanoir en nog altijd brengen ze dat duistere brouwsel. De 3 leden zijn Gaël Loison (ex-Tank), Yannick Martin (ex-Osaka, Color Und Climax) en Christophe Mével (ex-Tank, Color Und Climax) en Dale Cooper is gewoon de FBI agent uit Twin Peaks en niet een bandlid. De 3 en dus niet vier leden werken met vele gasten, die The Dictaphones vormen. De muziek bevat ook een David Lynch-achtige sfeer en doet verder denken Bohren Und Der Club Of Gore denken, zij het dat de Fransozen ook meer elektronica en rockpatronen laten horen. Een indrukwekkende en bijzondere schoonheid. Nu komen ze met hun derde cd Quatorze Pièces De Menace, 14 bedreigende stukken. Laten dat er nou gewoon 11 zijn. Ze openen met een grimmige en meeslepende stuk van maar liefst 21 minuten vol dark jazz, ambient, drones en spookachtige neoklassiek. De toon is gezet, hoewel ze daarna weer vertrouwd met hun mysterieuze, meer verstilde recept aan komen zetten. The Dictaphones bestaan dit keer uit Zalie Bellacicco, Gaëlle Kerrien, Ronan Mac Erlaine,en Alicia Merz (Birds Of Passage, Brother Sub Sister Moon), die allen zang brengen, plus saxofonist Krystian Sarrau, trompettist Philippe Champion en gitarist Cyril Pansal. De stem van Merz past prachtig in de mistig nachtelijke omgeving. Sowieso voegt de toegenomen zang wel iets toe. Net als je weer aan de, overigens ongemakkelijke rust gewend bent geraakt doorbreken ze dat met een woest gitaargeluid om vervolgens op bloedstollende wijze de weg te vervolgen. Er is maar weinig hier dat het daglicht verdragen kan, maar het uiterst gevarieerde aanbod is evengoed wonderschoon en ontzettend spannend. Denk aan een bizarre kruisbestuiving van Bohren Und Der Club Of Gore, The Kilimanjaro Darkjazz Ensemble, David Sylvian, Deaf Center, Birds Of Passage en Sigur Rós denken. Een onbeschijflijke beauty.”
05. Clara Engel – The Bethlehem Tapes
[cd-r, Reverb Worship]
“Deze Amerikaanse zangeres Clara Engel is een heel bijzondere. Haar stem gaat door merg en been en heeft wat androgyne trekjes. Ze omringt zich veelal met klasse artiesten. Toch brengt ze haar albums in eigen beheer of op obscure labels uit, vaak nog op cd-r ook. Binnenkort is ze te horen op het nieuwe album van Aidan Baker. Nu komt op het fijne underground label Reverb Worship haar The Bethlehem Tapes uit in een oplage van 50. De nummer heeft ze al in 2010 geschreven, maar nu toch nog een fysieke uitgave. Ze begeleidt zichzelf met gitaar, banjitaar (precies wat je denkt dat het is) en percussie. Ze krijgt hierbij regelmatig steun van Taylor Galassi op cello en accordeon. Het resultaat is bij de keel grijpend, zo mooi. Apocalyptische folk, gothic folk, experimentele muziek en 4ad-achtige droompop, waarmee je op verbluffende, skeletachtige versies van Diamanda Galas, Marissa Nadler, Songs:Ohia en Tarnation uitkomt. Alleen die openingstrack “Accompanied By Dreams” heb ik al tig keer gedraaid met iedere keer weer kippenvel tot aan de horizon. Onaardse pracht.”
06. Graveyard Tapes – Our Sound Is Our Wound
[cd, Lost Tribe Sound]
“Eén aspect dat ik van het hieronder beschreven label Lost Tribe Sound nog bewust niet heb vermeld is de doorgaans verbluffende vormgeving van de releases. Voor iedereen die denkt aan een simpele download genoeg te hebben of voor degene die denken dat prachtige artwork enkel aan vinyl voorbehouden is, moeten zich maar eens verdiepen in de releases op dit label. En helemaal nu de nieuwe release op het label van Graveyard Tapes een feit is geworden.
Met een goede vriend van mij maak ik voor de grap wel eens compilaties met muziek die we op onze begrafenis zouden willen draaien. Dat is ooit een cassettegebeuren geweest, maar nu veelal een cd-r ding. Wat we inmiddels verzameld hebben zou dagen duren, wat je de aanwezigen natuurlijk niet aan kunt doen. Maar er is zoveel duidelijk dat begrafenismuziek wel een fraai thema is. In dit geval zijn het de “begraafplaatstapes”, dat het project is van de twee voor mij bekende Schotse artiesten Matthew Collings en Euan McMeeken.
Matthew Collings heeft eerder dit jaar nog zijn prachtige album Splintered Instruments afgeleverd. Deze staat vol indringende, spontane, rauwe organische muziek, die door gasten aangevuld wordt met klassieke instrumenten. Hij maakt ook al langer met drones en experimenten gelardeerde ambient als Sketches For Albinos, waarmee hij één cd en een cd-r heeft gemaakt. Daarnaast heeft splitalbums uitgebracht met Talvihorros en Dag Rosenqvist (aka Jasper TX) en is hij terug te vinden in de lawaaiige shoegazeband Convex Mancave, die alleen digitaal materiaal hebben gepubliceerd. Een veelzijdige artiest dat moge duidelijk zijn.
Euan McMeeken zit ook bepaald niet stil. Hij maakt als zanger/pianist deel uit van de groep The Kays Lavelle, die eind 2010 het prachtalbum Be Still This Gentle Morning afleveren, dat emotioneel geladen kamer- en indierock bevat. Als Glacis produceert hij elektronische muziek/neoklassiek waarvan een cd-r is verschenen. Naast dit alles is hij ook de eigenaar van het leuke independent label mini50.
De Schotten slaan de handen ineens als Graveyard Tapes, hetgeen ze duiden als een experimenteel popduo. Als je het debuut Our Sound Is Our Wound erbij pakt, is dat kort door de bocht genomen ook helemaal waar. McMeeken brengt prachtig getormenteerde zang en verstild pianospel en Collings zorgt met gitaar, laptop en elektronica voor de experimentele geluiden en verstrooiing. Maar “listening to the music of the dead”, zoals ze op hun binnenkort actieve website hebben gezet geeft ook al aan dat de insteek grimmiger en duisterder is. En ook dat is waar. Alleen titels als “Gravebell”, “Bloodbridge”, “Gravebat”, “Memorials” en “Our Sound Is Our Wound” in combinatie met het artwork spreken boekdelen. Hier zijn twee begenadigde artiesten aan de slag gegaan die gedreven worden door een sterfgeval, heimwee en onzekerheden en in deze vorm een uitlaatklep hebben gevonden. Dit pakt wel bijzonder goed uit en raakt je ook diep door de oprechte emoties erachter. Ze wisselen elkaar mooi af en vullen elkaar daarin ook weer aan; een hecht vlechtwerk zoals een goed team betaamt. Hierdoor krijg je wel een lichte tweedeling van de nummers. Aan de ene kant is dat meer de experimentele muziek van Collings, die dan door de zang en piano van McMeeken weer enigszins een songstructuur krijgt. Omgekeerd krijg je ook heel stemmige pianosongs van McMeeken, die weer van allerlei intrigerende geluiden voorzien worden door Collings en daardoor ook nooit middelmatige songs tot gevolg hebben. En soms blijft het ergens in het midden ervan. Aangezien het deelgebied zo groot is en met name door de mysterieus duistere sfeer, vloeit er toch een coherent album uit voort. Doordat de aanpak op subtiele wijze steeds iets varieert lopen de associaties ook nogal eens uiteen. Ik loop ze kort even langs:
Opener “Gravebells” klinkt vooral als een Collings nummer, maar dan wel één waarbij The Inventors Of Aircraft en Richard Skelton op de achtergrond mee lijken te doen. Een duistere ambienttrack met neoklassieke elementen en typische percussieklanken. Sowieso is Collings een meester in het maken van eigengereide percussieklanken.
“Bloodlines” opent met oude modemgeluiden die al snel aangevuld worden door het stemmige pianospel van McMeeken en tevens zijn breekbare zang. Deze track roept misschien nog wel de meest directe associatie op met The Kays Lavelle, zij het dat de digitale oerwoud- en haardvuurgeluiden van Collings het totaal anders maken. Zeker qua sfeer.
“Gravebat” heeft meteen dat duister intrigerende van Nine Inch Nails, al is de muziek van Graveyard Tapes meer organisch en gedetailleerd. Mede door de klarinetklanken koersen ze hier ook richting de Legendary Pink Dots.
Het vierde nummer “Insomniac Dawn” klinkt mede dankzij de heerlijke onderwater zang van McMeeken, maar ook wel door de muziek in eerste instantie als Thom Yorke’s solodebuut en tevens Radiohead zelf ten tijde van Kid A. Ondanks dat de melancholie er vanaf druipt, is het lekker uptempo en zeker niet terneergeslagen. Door de noise en beats die Collings er gedurende het nummer aan toevoegt schuift het steeds meer richting The Third Eye Foundation en The Notwist op.
De tweede helft van de cd wordt ingeluid met “Hunting For Statues”. Ook deze is lekker uptempo maar droefgeestig. Deze lijkt wat dat betreft wel wat op de vorige, zij het dat ik hier ook wel Styrofoam en Faultline terughoor. Die laatste dan met Michael Stipe als zanger, zij het wel achter een filter van elektronica, noise en heftige pianopartijen.
“Memorials” is weer een meer contemplatief nummer, dat me gelijk doet denken aan Spoonfed Hybrid. Op de momenten dat McMeeken zijn stem licht verheft en de titel uitspreekt roept hij ook zeker associaties op met een meer ingetogen en emotionele Roger Waters (ook ten tijde van Pink Floyd met The Final Cut) e
n doet hij door zijn zeggingskracht tevens denken aan de meer donkere periode van Peter Hammill. Op de achtergrond hoor je nu allerlei subtiele details. Breekbare pracht.
De titelsong is een heel jazzy nummer met bijzondere percussieklanken (hakkebord, metalig tikken, gruizige pulsen en meer) en ontvouwt zich langzaam als een ambientachtige nummer. Alsof de Dale Cooper Quartet & The Dictaphones, Olan Mill en Field Rotation een duister verbond hebben gesloten. Biologerend goed.
Tot slot krijg je nog “Wolves”, dat een vervolg op “Memorials” lijkt en net zo’n beschouwend nummer is vol breekbare pracht. Het is een lust voor het oor om al die geluiden om de zang en pianopartijen te horen. Als de noise en elektronische klanken weer toenemen komt ook het rustieke werk van Nine Inch Nails nog even voorbij.
Na 38 minuten is het dan allemaal voorbij. Ondanks dat ik in bijna alle songs een andere artiesten noem is het echt een samenhangend album geworden, dat dus eigenlijk vooral klinkt als de Graveyard Tapes. Diepgaande schoonheid vol intrigerende experimenten en heftige emoties.
En dan de artwork nog van de gelimiteerde editie, waarvan er nu nog maar een paar zijn! Je krijgt een hardcover, concertina-achtig, 10 panelen tellend boekwerk met prachtig dubbelzijdig bedrukt, leerachtig aanvoelend papier. De buitengemeen fraaie artwork is van Jamie Millls.
Al met al is dit een groots totaalkunstwerk geworden.”
07. Ventura – Ultima Necat
[cd, African Tape/Vitesse/Five Roses/Sonic Rendezvous]
“Ik ben in het begin van de jaren 90 vooral verslaafd aan rauwe gitaarmuziek. Math core, emo, noise, hardcore enzovoort, als het me maar van de sokken blaast. En dat het liefst nog op melancholische wijze. Bands, vaak trio’s, als Pitchfork, Drive Like Jehu, Further, The God Machine, Dinosaur Jr en Trumans Water. Tegenwoordig hoor je minder van dat soort bands, alhoewel Franse labels als Ruminance en Africantape nog wel vaak hun pijlen richten op deze robuuste gitaarmuziek. Een echte sensatie zit er nog maar zelden tussen. Dat verandert als de Zwitserse formatie Ventura in 2005 in het leven wordt geroepen. Bassist Diego Göhring, drummer Michael Bedelek (Iscariote) en gitarist/zanger Philippe Henchoz (The Sinaï Drivers), meer is er niet voor nodig, steken de creatieve koppen bij elkaar om stevige indierock te maken. In 2006 verschijnt hun ijzersterke debuut Pa Capone waarop ze de fans van bovengenoemde bands op hun wenken weten te bedienen. Vier jaar later verschijnt dan het vervolg We Recruit op Africantape, dat daar nog voorzichtig overheen gaat. Emotievolle rock die je volledig weet in te pakken.
Nu ziet hun langverwachte derde album Ultima Necat het licht, dat als je Italiaans en Turks combineert iets als de “laatste redding” kan betekenen. De laatste wanhopige poging dit ongepolijste genre weer tot leven te brengen misschien? Hoe dan ook klinkt hetgeen ze bieden zwaar beïnvloed door die bovengenoemde jaren 90 muziek, zij het met een frisse, hedendaagse en ontwapenende benadering. Wel hoor je goed de wanhoop terug in hun muziek, die verder alle kanten opschuurt. Het is een combinatie van de splijtende noise van Crain, de experimenteerdrift van Trumans Water, de post-hardcore van Drive Like Jehu (en de daaraan gelieerde bands Pitchfork, Hot Snakes, Rocket From The Crypt) en Further, de alternatieve rock van Hüsker Dü en de Pixies, de hardcore/noise van Shellac, de math rock van Chevreuil, de dissonante noise van Sonic Youth en “last but not least” de tegen de metal aanleunende, emotievolle rock van The God Machine. Die laatste associatie komt vooral duidelijk naar boven door de getormenteerde zang en sterke opbouw in het bijna 12 minuten durende sleutelnummer “Amputee”, de zesde op de cd. Alles lijkt naar deze ontladende en overdonderende climax toe te werken. Waanzinnig goed! Óok hiervoor valt er genoeg te genieten met een combinatie van de genoemde artiesten en muziekstijlen, waarvan “Little Wolf” en “Nothing Else Mattered” duidelijke bewijzen zijn. Na die zesde track kan je nog even nagenieten van twee sterke noisenummers. In de slottrack, de negende op de cd, brengen ze nog een heftige variant op de shoegaze ten gehore waardoor ook My Bloody Valentine en Telstar Ponies even in beeld komen. Een stormachtige maar pakkende plaat, die oog houdt voor melodie en luisterbaarheid. Ondanks de fraaie, aperelaxte cover is dit een wervelend en sensationeel album geworden waarbij de adrenaline met hoge waarden dwars door je kippenvel stroomt. Jaarlijstjesmateriaal!”
08. Plan Kruutntoone – Als Alles Eraf Is
[cd, Plan Kruutntoone]
In 1998 debuteert het Groningse trio Plan Kruutntoone, dat al in 1991 opgericht wordt, op overtuigende wijze met Humpacoma. Ze bewijzen hiermee meteen één van Nederlands meest bijzondere bands te zijn, al dan niet door hun Servo-Kroatische en Engelstalige zang. Je kunt ze ergens indelen tussen De Kift, Captain Beefheart, André Manuel, Dunaj en Boris Kovač, ofwel een avant-rockband met een duidelijke hang naar experimenten, Oost-Europese muziek, jazz en poëzie. Hun naam alleen al ontlenen ze aan het bizarre verhaaltje “Het plan Kruutntoone” (hoofdstuk 14 achter deze link) van Belcampo. Bandleider Hansko Visser heeft de goede man ook nog gesproken voor zijn dood. Het bevreemde maar harde en eerlijke aspect van deze schrijver past ook wel bij de groep. Op hun tweede cd Gelijktijdigwiel (2001) zingt hij in het Nederlands. Poëet/gitarist/zanger Hans(ko) verklaart dat ze daar op zoek gaan naar een nieuwe vorm van volksmuziek in het ten nadele veranderende Europa. Met deze gedachte brengen ze muziek die zowel ontroerend, droefgeestig en vol bezinning kan zijn als heftig en woedend. Dit brengen ze met gitaar, contrabas, trombone, klarinet, bugel, bas, drums, trompet en samples tot stand. Avant-garde, rock, jazz, Balkan-muziek en experimenten bepalen het verbluffende volksgeluid uit hun denkbeeldige land. Hij bestempelt zichzelf ook wel als de “mislukte zigeuner” en reist ook met enige regelmaat door Oost-Europa. Dat alles is gestoken in een schitterend dikke klaphoes van 7” formaat met een draaischijf. Dan is het vijf jaar wachten op het vervolg Een Mooi Pak/ From All My Secret Pockets, dat wellicht daarom niet de aandacht krijgt die het verdient. Het wordt door 10 man sterk uitgevoerd en gaat verder met de eerder ingeslagen weg. De teksten spelen misschien nog wel een grotere rol en de heerlijk bevreemdende omlijsting mag er nog altijd wezen. De band blijft een unicum door de bijzondere combinatie van elementen. Bij uitblijven van enige respons, gaat Hansko compositie studeren aan het Gronings Conservatorium. Met gitaarlessen en appels plukken verdient hij de kost. Dat laatste met groot plezier, omdat de mislukte zigeuner tussen allerlei Oost-Europeanen terecht komt. Het levert stof tot nadenken en materiaal tot schrijven en opnemen op. Eenmaal uitgeplukt, als alles er af is, gaat iedereen weer zijns weegs.
In het geval van Hans Visser (gitaar, banjo, zang) heeft dit ertoe geleid om hem weer bij Plan Kruutntoone te brengen waar hij samen met Bas Alblas, bassist van het eerste uur, en de nieuwe drummer Chris Muller aan de slag gaat. Het resultaat is nu te horen op de vierde cd Als Alles Er Af Is. Dit verwijst met een knipoog naar de appeloogst, maar slaat feitelijk meer op de manier van componeren. Geen fratsen, meer pauzes, spelen met tijd en ruimte en gewoonweg een kalere benadering, dat allemaal aaneengeregen door de pakkende zang van Hans. Muziek gereduceerd tot de essentie, namelijk het overbrengen van de boodschap. Minder is meer. De muzikale geraamtes die ze hier neerzetten laat ook heel veel over aan de verbeelding van luisteraar. Alleen de adembenemend sterke poëtische teksten, die zowel wonderschoon als vlijmscherp kunnen zijn, eisen wel je aandacht op en geven richting. De muziek is uiterst emotioneel geladen, maar zeker niet wanhopig of pathetisch. Nee, hier komen persoonlijke, oprechte en soms bevreemdende gedachten en gevoelens naar voren, die je niet onberoerd zullen laten. Sterker nog, het hakt er behoorlijk in. Niet enkel door de kracht van de sobere maar uitdagende omlijsting, maar bovenal door de woorden als gebalde vuisten; van stevige knipogen naar Bijbelteksten als in “Opgesloten In” tot ontroerende inzichten als in “Als Alles Er Af Is”. De teksten zijn hier na te lezen en zeer de moeite waard. “Trekker” is een kale herbewerking van “Tractor Et Embargo (Ik Wortel En Ga Onder)” van Gelijktijdigwiel, dat hier misschien nog wel harder aankomt dan het toch al fraaie origineel. De muziek wordt verder aangedikt met veldopnames, van kraaiende hanen, startende motoren en piepende schommels tot voetstappen en naaimachines. In zes composities van bij elkaar ruim 42 minuten lang weten Hans en de zijnen een onuitwisbare indruk te maken. Ik kan roepen dat je Timesbold, Dirty Three, De Kift en Marc Ribot voorbij hoort komen, maar door de fragmentarische invulling en de vocale benadering maakt dat Plan Kruutntoone volslagen uniek is en dat dus elke vergelijking spaak loopt. Van de hoes tot de muziek is alles er af, maar het brengt des te meer. Een overrompelend meesterwerk!
Luister Online bij Spotify:
Als Alles Er Af Is
09. Herrek – Waktu Dulu
[cd/lp, Snowstar Records]
“Voor fluisterrijke muziek zijn er twee bijzondere labels in Nederland, te weten Samling Recordings (veelal gelimiteerde cassettes en mini cd-r’s) en Snowstar Records. Geen wonder dat beide overlap hebben in hun fraaie en bovenal eigenzinnige catalogus. Nu valt de beurt aan Herrek, hetgeen de nieuwe project is van Gerrit van der Scheer. Deze zou je kunnen zijn tegengekomen bij de Gronings/Friese groep Adept, die met hun gelijknamige cd uit 2007 een bezwerend, door de no en new wave beïnvloed noisegeluid met moddervette beats aan de dag leggen. Verder heeft hij art/noise punk gemaakt met de Friese groep Bonne Aparte waarvan de tevens gelijknamige cd uit 2008 er ook mag wezen. Daarnaast geeft hij acte de présence op het prachtig melancholische indie album Owls (2012) van LUIK en is hij te horen in de indiefolk formatie Vandryver. In 2011 brengt hij nog in Genève weer op eigentijdse wijze psalmen ten gehore op de onaardse schoonheid 1551. Gerrit beslaat zo een heel breed spectrum van het muziekuniversum en is een artiest om goed in de smiezen te houden. Alles rondom hem lijkt namelijk in goud te veranderen. Adept is overigens overgegaan in het geweldige Eklin. Herrek heeft net als Eklin op Samling Recordings een mini uitgebracht, namelijk Hyenas, die niet representatief is voor het nieuwe geluid, maar dat terzijde. Binnenkort staan beide groepen trouwens weer gebroederlijk live naast elkaar en is het cirkeltje weer rond.
Op het debuut Waktu Dulu, dat “vroeger” betekent, grijpt Gerrit (zang, gitaar) terug naar de herinneringen uit zijn jeugd in Nieuw-Guinea en specifiek het plaatsje Kaisah. Daar heeft hij tot zijn negende gewoond als middelste van 5 kinderen uit een missionarisgezin. En Nederlandse namen zijn, weet ik uit ervaring (hoewel Jan nog gaat, maar Willem is andere koek) een ramp in het buitenland en zeker buiten het Germaanse taalgebied. “Herrek” is dan ook hoe de Papoea’s zijn voornaam uitspreken. Gerrit brengt een uiterst persoonlijk document en omringt zich met levenspartner Ilse Hamelink (keyboards, zang) tevens uit Genève, Joost de Jong (keyboards, zang), producer/drummer Floyd Atema (Lost Bear, Vincent Niks) en Scott Savage (bas, artwork). Naar eigen zeggen is hij geïnspireerd door uit Brooklyn afkomstige bands als Gang Gang Dance, Liars en Animal Collective. Nu begrijp ik dat door het licht bevreemdende karakter van de muziek wel, maar de muziek lijkt er niet op. “Inspiratie” staat dan ook niet gelijk aan “klinken als”, hoewel dat bij de genoemde namen natuurlijk geen schande is. Herrek heeft wel een internationaal geluid, maar dat komt door de perfecte Engelstalige zang en een sound die werkelijk alle grenzen te buiten gaat. Het merkwaardige is dat de elektronica soms haast klinken als een gamelanorkest, waarmee de link naar vroeger het sterkst naar voren komt. Voor de rest zijn het de teksten en titels die de herinneringen verder inkleuren. Ik zou zo ook niet 1-2-3 een stempel kunnen drukken op de muziekstijl. Het is in feite singer-songwritermuziek, zij het dan van een andere planeet, met elementen van verstilde post-rock. De zang van Gerrit doet me het meest denken aan Alan Sparhawk van Low, waar de muziek ook wel enige verwantschap mee heeft. Daarnaast hoor je de tedere emopop van At The Close Of Every day en LUIK, de bevreemdendheid van Eklin, de buiten de popmuziek tredende rock van Talk Talk, de exotische invloeden van Macha en Wildbirds & Peacedrums, de pastorale pracht van Genève, de duistere indie van The National en op de achtergrond ook de onderkoelde wave-elektronica van The xx. Dat lijkt wellicht een belachelijk overdreven lijst van artiesten, maar ze maken het helemaal waar. Saillant detail is overigens dat zijn zus de onderstaande video geschoten heeft met beelden uit Kaisah. Dit album heeft als enige nadeel dat die na amper 30 minuten al is afgelopen, maar daar hebben ze op de cd-speler gelukkig de repeatknop voor uitgevonden. Het is muziek van een andere orde en zal denk ik het einde van het jaar wel halen. Een onvergetelijke wereldplaat in alle opzichten.”
10. Chloe Charles – Break The Balance
[2cd, Make My Day Records/Sonic Rendezvous]
“Het is wonderlijk hoe klein de wereld soms is. Neem nu de Canadese singer-songwriter Chloe Charles, die in 1985 geboren is en een Canadese moeder heeft en een vader uit Trinidad En Tobago, die helaas eerder dit jaar is overleden. Een Afro-Amerikaanse noemen ze haar ook wel. Ze wordt opgevoed door haar moeder in Canada, maar bezoekt haar vader, het stel is namelijk gescheiden, met enige regelmaat in Zweden waar hij een nachtclub is begonnen. Hij is dan inmiddels hertrouwd met Cynthia Powell, de ex van John Lennon en de moeder van Julian Lennon. Dat maakt Chloe dus de stiefzuster van Julian. Nu zal muziek maken echt niet via stief-genen ingegeven worden maar het wakkert misschien wel iets aan dat Chloe sowieso al in zich heeft. In 2011 komt de jonge autodidactische gitaarspeelster en zangeres met haar minidebuut Little Green Bud aanzetten en is direct een gigantische belofte voor de toekomst. Zoals Amy Winehouse over een donkere soulstem beschikt met overwegend blanke muziek, heeft zij omgekeerd iets uit beide werelden. Het geeft haar meteen iets onderscheidends, al is haar overrompelende stem al genoeg om overstag te gaan. Ze put aan de ene kant uit de Britse en Amerikaanse singer-songwriter- en folktradities, maar beschikt ook over een prachtig soulgeluid.
Of ze daarom bewust gekozen heeft voor deze tweekleurige cover op haar volwaardige debuut met de veelzeggende titel Break The Balance is de vraag, maar het past wel helemaal in het plaatje. Wellicht heeft ze ooit geworsteld met haar dubbele identiteit en doorbreekt ze de balans, omdat beide werelden haar naar ik mag aannemen totaal verschillende en waardevolle dingen te bieden hebben en elkaar tevens aanvullen. Muzikaal gezien is het hoe dan ook een gouden greep om dat alles te combineren. De eerste drie nummers op het album zijn zeer verdienstelijk, maar vanaf “My Child” stapt ze op een meer melancholisch en nostalgisch geluid over en is het kippenvel niet meer weg te krijgen. Haar innemende zang en klassieke gitaarspel wordt aangevuld door cellist Amahl Arluanandan, violiste Kelly Lefaive, drummer Justin Craig en nog wat muzikanten op bas, gitaar, piano en keyboard. Ze brengt aan de ene kant, ik noem het maar even blanke kant, singer-songwritermuziek, (freak) folk en Americana die herinneringen oproept aan Alela Diane, Laura Marling, Nancy Elizabeth, Joanna Newsom, Cat Power, Natalie Merchant, Louise Rhodes en op de meer laidback momenten zelfs Portishead, maar ook meer soulvolle stukken die doen denken aan Sade, Billie Holiday, Etta James, Tracy Chapman en Amy Winehouse. De muzikale begeleiding duwt je qua referenties tevens dikwijls in de richting van Nick Drake, Sodastream en Tim Hardin. Luister maar eens naar de nummers “My Child”, “Amulet” en “Nottingham” en je bent spontaan fan. Het is genredoorbrekend, terwijl het als verbindende factor een singer-songwriteralbum blijft en dus consistent. Ontroerende, kippenvel opwekkende en totaal eigenzinnige pracht. Een wereld die zwart-wit is bestaat niet, maar in de muziek is Chloe Charles de absolute aanvoerster van de combinatie. Een magistraal en totaal overrompelend album! Ja, dan mag ik toch wel weer eens voorzichtig over jaarlijstjes gaan spreken?” Dit album wordt hierna nog uitgegeven als dubbel cd met als extra de ontzettend mooie mini Little Green Bud, die haar kwaliteit eens te meer onderstreept.
11. Flying Horseman – City Same City
[2cd, Unday/N.E.W.S.]
“Er is in de loop der jaren een ijzersterke, haast heilige drie-eenheid ontstaan. Dan doel ik niet op die van de Vader, Zoon en Heilige Geest, hoewel er een soort parallel valt te trekken bij de Belgische groepen Flying Horseman, Dans Dans en Blackie & The Oohoos. De vader van dit alles is de eerstgenoemde, die in 2009 debuteert met de in eigen beheer uitgegeven Echoes, al wordt het in 2010 verschenen album Wild Eyes tot het officiële debuut gerekend. Fluweelzachte, duistere muziek waarin je of je nu wilt of niet meegezogen wordt. Een overrompelend en meeslepend debuut vol nachtelijke pracht die ergens tussen jazz, blues, post-rock, wave en singer-songwritermuziek eindigt. Of zeg maar een verfijnde en bovenal spannende mix van Joy Division, Bohren Und Der Club Of Gore, Boduf Songs, Nick Cave, The Gun Club, Dez Mona, dEUS en Woven Hand. Vanaf dan zal ik dan ook de jaartelling starten. In datzelfde jaar brengen tevens de bandleden, te weten de zusjes Martha en Loesje Maieu hun ontwapende gelijknamige debuut ten gehore. Zij vormen de etherische factor in het grote geheel, die ze in hun eigen groep nog meer weten te benadrukken en tot een hemelse aangelegenheid weten te maken. Hierin zetelen ook andere leden van Flying Horseman. Frontman Bert Dockx (zang, gitaar) maakt vanaf vorig jaar ook deel uit van het project Dans Dans, waarmee de “zoon” in dit verhaal gestalte krijgt met bezwerende experimentele muziek met een meer aards karakter. Een broeierige en mysterieuze scene is ontstaan. Vorig jaar verschijnt de tweede cd Twist van Flying Horseman. Je krijgt wederom zoveel moois met dezelfde invloeden en fraaie, afwisselende zang. Het is allemaal iets subtieler, waardoor er ook Talk Talk invloeden opduiken in het subtiele doch rijke geluid. Continu zit je op de punt van je stoel, omdat de spanning te snijden is. Maar het blijft beperkt tot beheerste noise erupties en daardoor boeiend tot het eind. Het vijftal brengt majestueuze post-folk blues-jazz, die weer op schitterende wijze als een mysterieuze, oneindige rivier de nacht in kronkelt. De vader van de drie-eenheid in al z’n glorie. Eén beet van een zekere appel is genoeg om van dit alles paradijselijk te kunnen genieten.
Nu komen deze Belgen onder leiding van Bert Dockx met hun derde staal van kunnen City Same City op de proppen, terwijl hij met zijn Dans Dans eerder dit jaar al een stevig visitekaartje heeft afgegeven met het album I/II. Naast Bert zijn het wederom Loesje Maieu (zang, synthesizer, percussie), Martha Maieu (zang, synthesizers, percussie), gitarist Milan Warmoeskerken (Beach, Condor Gruppe, Mittland Och Leo, Blackie & The Ohoos), drummer Alfredo Bravo (Blackie & The Ohoos) en bassist Mathias Cré (In-Kata, Quetzal) van de partij. Hoewel beide schijven van ruim 32 en 35 minuten best op één cd hadden gepast, kiezen ze ervoor deze te scheiden als het werkelijke beeld en weerspiegeling ervan in het water van een stad bij nacht. Ze brengen een omfloerst en uiterst raadselachtig geluid, waarbij je heerlijk in kunt verdrinken en dromen. De gedragen, pakkende en dikwijls getormenteerde zang van klasbak Bert krijgt regelmatig ruggensteun van de engelachtige vocalen van de zusjes Maieu. De band omzwachtelt dit alles met eigenzinnige, beklijvende post-rock, wave, experimenten, dark folk, blues, jazz en psychedelica. Je beleeft dit alles als een zwerver door de nacht, die de mysteries, desolaatheid en het gevecht met al het duistere in alle schoonheid en half dronkenschap weet mee te maken. Niets gaat vanzelf en niets krijg je cadeau, maar alles leidt tot voldoening. Hierbij wordt je gesterkt door een bevlogen doch fluisterende gids met twee engelen op zijn schouder. Flying Horseman brengt een unieke sfeer en dompelt je onder in een gedroomde, haast sprookjesachtige nachtelijke sfeer, die zacht is als velours, hard als de werkelijkheid en te mooi lijkt om waar te zijn. Toch is dat precies hetgeen ze brengen. Om compleet stil van te worden. Muziek als deze zorgt dat het leven even stilstaat en je de focus verschuift naar hetgeen alles om draait: de schoonheid, de waarheid en de essentie van alles. Een subliem album!”
Luister Online met Spotify:
City Same City
12. Angèle David-Guillou – Kourouma
[cd, Village Green/Konkurrent]
“De eerste keren dat de naam van de Française Angèle David-Guillou bij mij langskomt is in 2001 op een mini cd en tevens de cd Son De Mar, beide van Piano Magic. Een jaar erna is ze te gast op de cd’s van de Franse acts Laudanum en Ginger Ale. Bij die laatste opereert ze voor het eerst onder haar nom de plume Klima. Haar etherische, zachte stem valt behoorlijk op en maakt indruk. Vanaf dan maakt ze deel uit van Piano Magic en voorziet met enige regelmaat de albums van haar luisterrijke zang. Later duikt ze ook nog op als gast bij Peter Astor en The Go! Team, maar dan is inmiddels duidelijk dat deze zangeres veel meer in haar mars heeft dan gastzangeres. In 2003 is ze op een split met Piano Magic al voor het eerst met eigen werk te horen als Klima. Ze brengt wonderschone elektro-akoestische droompop, hetgeen op haar gelijknamige debuut uit 2007 helemaal fraai uitpakt. Hier blijkt ze een uitstekende singer-songwriter en tevens multi-instrumentalist. Naast zang brengt ze akoestische/elektrische gitaar, keyboards, percussie en Chinese bellen. Haar tweede album Serenades & Serinettes gaat daar gewoon nog eens in de overtreffende trap overheen. Haar instrumentarium breidt ze uit met citer, klokkenspel, melodica, piano, bas en strijkarrangementen. Het album vol gedroomde droompop, magnifieke melancholie en kippenvel bezorgende schoonheid, dat het midden tussen Piano Magic, Our Broken Garden, Fever Ray, Bat For Lashes en Shannon Wright houdt, eindigt dan ook torenhoog in mijn jaarlijst.
De in Londen wonende, enigmatische Française is nu terug met haar debuut Kourouma onder haar eigen naam. De gelijknamige song is in een andere versie vorig jaar al te horen op de compilatie End Of A Season op het immer fijne Second Language Music, waar ze dit overigens nog als Klima uitbrengt. De keuze om niet als Klima te opereren valt eigenlijk wel te begrijpen. Haar aanpak is hier namelijk veel klassieker en klink daardoor totaal anders dan haar droompopproject, hoewel de melancholie en haar stem prominent aanwezig zijn. De basis voor de muziek wordt veelal gevormd door emotioneel meeslepende stukken op de vleugel en deels op de elektrische piano, die ze vervolgens prachtig verder invult. De veelal instrumentale muziek is soms intiem, klein en sober, maar op andere momenten pakt ze groots uit met majestueuze strijkarrangementen, al dan niet aangevuld door zingende zaag, blaas- en percussie-instrumenten en uiteraard zang. Daar waar ze haar hemelse zang ten gehore brengt, ben je meteen verkocht, ontroerd en betoverd, maar ook zonder die zang weet ze op knappe, indrukwekkende wijze expressief en overtuigend uit de hoek te komen. Het klinkt in eerste instantie alsof Wim Mertens een adembenemende engel heeft ontmoet. Maar er valt meer te genieten. Ze put haar inspiratie ook uit de Franse folk, Barokmuziek en de klassieke kindermuziek van Carl Orff & Gunild Keetman uit de jaren 20 van de vorige eeuw. Alles weet ze om te smelten in pure emoties die diep onder je huid weten te kruipen. Je krijgt ook wel associaties met de muziek van Nils Frahm, Fabrizio Paterlini, Hauschka, Dustin O’Halloran en L’Arpeggiata, maar ze brengt iets extra’s, iets totaal onaards en unieks dat elke vergelijking nooit helemaal past. Ze bezorgt je ontroerende, intrigerende en kippenvelmomenten, waar dikwijls woorden tekort schieten. Een groots en aan de grond nagelend meester(es)werk.”
13. Nancy Elizabeth – Dancing
[cd, Leaf/Konkurrent]
“In 2005 debuteert de dan pas 21-jarige Nancy Elizabeth Cunliffe met haar verrassende mini The Wheel Turning King, waar helaas maar een handvol van mogen genieten; gelukkig ik ook. Een uniek singer-songwritertalent is daarmee een feit geworden. Ze beschikt over een hoge weemoedig magische stem, die diepe snaren weet te raken. Twee jaar later brengt ze het verbluffende, tijdloze Battle And Victory uit, waar ze zich ook als geweldige multi-instrumentaliste openbaart. Harp, gamelan, hakkebord, gitaar, cello, percussie, bas, blaasinstrumenten, piano en ga zo maar door, ze kan met veel op innovatieve wijze uit de voeten. Aangezien niemand buiten haar geboorteplaats Wigan de naam Cunliffe behoorlijk uit kan spreken laat ze die naam vallen en brengt ze onder haar verkorte naam Nancy Elizabeth deze muziek uit. Ze blijkt een fenomeen en weet te schitteren met klaterende harpen, gamelan en hakkeborden, strelende cello’s, dreigende en kristalheldere gitaren, loodzware percussie, stemmige blaaspartijen en een magische stem die je direct de zevende hemel inzingt. De hoofdmoot wordt gevormd door haar onaards schone zang, de akoestische gitaar, de harp en de cello, waarmee ze haar met folk gelardeerde songs ten gehore brengt. Dit wisselt ze soms af met Balkan ritmes en geluiden, middeleeuwse thema’s en zelfs duistere drones. Alles sprankelt, is tijdloos en vernieuwend en ademt tevens een melancholisch mystieke atmosfeer uit. Titeltrack “Battle And Victory” is nog steeds één van de allermooiste liedjes die ik ken. Een terechte nummer 1 voor mij in 2007.
Daarna heeft Nancy samengewerkt met Susumu Yokota, James Yorkston en (zijn) The Big Eyes Family Players. In 2009 verschijnt dan haar tweede album Wrought Iron, waarop ze verder is gegaan waar ze gebleven is. Ze brengt completere liedjes, die voor een breder publiek geschikt zijn. Haar emotioneel geladen, folk-achtige manier van zingen is onveranderd, maar de muziek is minder lo-fi en meer open, al brengt ze ook nog wel lichte experimenten. Dat alles zonder in te boeten aan melancholie, intimiteit en bijzondere atmosferen. De overrompelende verrassing van het debuut is er niet, maar de kwaliteit is onverminderd hoog. Het is een sterk muzikaal jaar, maar ze eindigt desondanks weer in mijn top 20 (#16). Een sterke en wonderschone opvolger. Daarna wordt het stil.
Het is, mede doordat ik haar vorige werken nog zo scherp op het trommelvlies heb staan, haast onvoorstelbaar dat het alweer 4 jaar geleden is dat haar laatste cd het licht heeft gezien. Nancy blijft na diverse tournees platzak en alleen achter en heeft tijd voor bezinning nodig. Ze stelt ook dat je voor een nieuw schilderij een leeg canvas nodig hebt en dat zij voor een nieuw album stilte nog heeft; niet mensen die hoe goed bedoeld ook steeds vragen of ze iets (een kop thee of zoiets) wilt. Haar etage in Manchester is overladen met instrumenten en aan artistieke ideeën is nog altijd geen gebrek. Maar ze heeft de tijd genomen om alles goed op een rijtje te zetten. Uiteindelijk bouwt ze een soort thuisstudio met de piano als centraal middelpunt. Van daaruit begint ze met het maken van nieuwe songs. Het resultaat hiervan is nu terug te vinden op Dancing. Het is (uiteraard) geen dansplaat, ook al heeft ze nu diverse elektronische elementen toegevoegd, maar ze wil de luisteraar inspireren om erop uit te gaan en te dansen of dat binnenshuis te doen. Een omgekeerd psychologisch effect wellicht, waarbij muziek gecreëerd uit eenzaamheid en stilte aanzet tot uitbundigheid. Op het album staat naast de piano ook weer haar hemelse stem centraal. Deze heeft ze nu ook dikwijls op de synthesizer gebruikt om er zo harmonieën mee te scheppen die uit meerdere lagen bestaat en soms tot koorzang verwordt. Dat experiment heeft ze uiteindelijk doorgetrokken en is gedurende de hele cd te horen en bewonderen. Hiermee brengt ze naast het veelvuldige gebruik van de elektronica en een andere manier van muziek maken en opnemen het verrassingselement weer helemaal terug in haar muziek. Totaal anders en toch op en top de klasse stempel van Nancy dragend. De muziek kleurt ze verder op breekbare wijze in met haar brede arsenaal aan instrumenten. Hetgeen ze laat horen is volslagen uniek. In basis is het misschien wel singer-songwritermuziek, maar ook minimal music, drones, folk, altcountry, postrock, neoklassiek en subtiele experimenten maken deel uit van haar pianogestuurde muziek. Het levert een intiem, droefgeestig en dikwijls overrompelend geheel op. Ik kan namen als Rachel Unthank & The Winterset, Miranda Sex Garden, Ennio Morricone, Kate Bush, PJ Harvey, Essie Jain, Laura Marling en Tarnation ter referentie aanwenden, maar Nancy weet er altijd een totaal eigen draai aan te geven. Een groei in complexiteit en compositorische kunst met zevenmijlslaarzen, maar met het ontwapenende, omarmbare en ontroerende van een kinderschoen die de eerste passen op de dansvloer zet. Nancy Elizabeth overtreft zichzelf en brengt haar derde meesterwerk op rij. Het moet raar lopen als dit album mijn jaarlijst niet haalt.” Waarvan acte.
14. The Doomed Bird Of Providence – Blind Mouths Eat
[cd, Front & Follow]
“Het indrukwekkende darkfolk ensemble The Doomed Bird Of Providence wordt in 2009 te Londen opgericht door zanger en multi-instrumentalist Mark Kluzek. Hij zoekt in eerste instantie een podium om liedjes te schrijven over vroege, duistere koloniale tijden in Australië, het land waar hij vandaan komt en heeft achtergelaten. Hij laat zich hierbij inspireren door het boek The Fatal Shore van de Australische schrijver Robert Hughes, in het Nederlands vertaald als De Fatale Kust, die later naar Amerika is uitgeweken en in 2012 is overleden. Hij beschrijft op indringende wijze de geboorte van het land, dat van een strafkolonie in de 18e en 19e eeuw vol bloedige en gewelddadige taferelen uitgroeit tot het welvarende continent van nu. Kluzek formeert al snel een voltallige band en na diverse mini’s komen hij en de zijnen in 2011 op geweldige Front & Follow label met het volwaardige debuut Will Ever Pray. Samen creëren ze een obscuur geheel dat net zo duister als wonderschoon is. Een krachtig, oprecht, rauw en emotioneel debuut, waarop een mix te horen is van moordballades, darkfolk en post-rock gehuld in duistere en dreigende atmosferen. De vergeten verhalen uit de geschiedenis van Australië, die doordrenkt zijn van zout, bloed, dood, geweld, mysterie en misdaden komen fraai tot leven. Mark’s vervaarlijk klinkende, geknepen maar verhalende zang past hier prima bij. Het is een overrompelend visitekaartje. Hierna brengen ze nog een remixplaat, een single en eerder dit jaar een deel uit de Collision/Detection-serie uit. Releases uit die serie zijn hier regelmatig langsgekomen en de bundeling ervan valt hier terug te lezen. Een band met een verhaal, dat ze op overtuigende wijze aan de man weten te brengen.
Op hun tweede volledige wapenfeit Blind Mouths Eat gaan Kluzek en de zijnen hier gewoon mee verder, zij het dat ze nog meer de gewelddadige, dood gereden paden opzoeken van die geschiedenis en benaderen dat op meer experimentele wijze. In feite maken ze dan een soort library rock waar ook I Like Trains om bekend staat en die ook niet al te vrolijke thema’s gebruikt. The Doomed Bird Of Providence is echter minder post-rock gericht en laat de folk meer de boventoon voeren. Kluzek (zang, accordeon, percussie, overige geluiden) wordt hier bijgestaan door gitarist Richard Acton (Limn), ukelelespeler Drew Barker (Soup, Croft), fluitiste/celliste/gongspeelster Katie English (Isnaj Dui, Littlebow, The Owl Service), bassist Stafford Glover (Extreme Noise Terror, Beatglider, (((Oh Dear), violiste Angela Chan (A-Sun Amissa, Farewell Poetry, The Rustle Of The Stars) en altvioliste Rachel Laurence. De hoek is hiermee bepaald, de impact echter niet. Kluzek zorgt met zijn accordeon voor de onheilspellende en droefgeestige atmosfeer en neemt je met zijn indringende stem als gids mee naar de ondergrond. Daar aangekomen kleurt de rest de muziek op mysterieuze en folkachtige wijze in. Wiegeliederen, maar niet om veilig bij in slaap te vallen. Ballades, maar zonder de romantiek. Folk, maar dan gespekt met niet eerder getoonde geschiedenisfeiten. Ze ontvouwen veeleer een spannend en sinister verhaal, dat je bij de keel weet te grijpen. De ene keer ontroerend en kippenvel opwekkend, maar ook dikwijls vol intrigerende experimenten en felle, oprechte, overrompelende en thrillerachtige elementen. Naast I Like Trains roepen ze associaties op met artiesten als The Long Dead Sevens, Scott Walker, Nick Cave, Kiss The Anus Of A Black Cat, Ennio Morricone, Vic Chesnutt, Espers, Swans, Last Harbour, United Bible Studies en Petrels, zonder dat het ooit helemaal past. Ik zou de muziek van dit combo namelijk uit duizenden herkennen. Dat alleen is al niet veel bands gegeven. Daarnaast is de muziek van een ongekend niveau en het beste wat ze tot nu toe hebben laten horen. Een hele grote kandidaat voor de jaarlijst!” En zo geschiede!
15. This Quiet Dust – This Quiet Dust Lp
[cd, Catgang Productions]
“Bij het naderen van de lijstjesperiode ga ik altijd weer strepen. “Wel mooi, maar daar zijn er meer van” of “wel mooi, maar niet vaak gedraaid”. Meestal belanden er een aantal releases in die lijst, die door anderen vaak als typische “Jan Willem-muziek” getypeerd worden. Meestal is dat emotievolle, intieme, navelstarende en vooral droefgeestige muziek, die me weet te raken, maar helemaal de vinger kan ik er niet op leggen. Een band die denk ik ook hierin past is het trio This Quiet Dust. Deze wordt gevormd door de geweldige zangeres Catherine Watine, die onder haar achternaam al 3 fijne albums heeft uitgebracht vol duistere droompop, met heerlijk droefgeestige strijkpartijen en een lichte Nico twist. Ander bandlid is multi-instrumentalist Paul Levis (gitaar, drums, ukelele, Wurlitzer, zang, effecten), die in obscure groepen als Die Also Stars en Eleanor L. Vault speelt. Tot slot is er nog Arnaud Delannoy (viool, fluit, trompet, klarinet, trombone) die het drietal completeert. Ze brengen een heerlijk herfstige mix van droompop, folk, indierock en sadcore. De fijne afwisselende zang van Watine en Levis weten met het charmante Engels met het Franse accent te vertederen en je te raken. De muzikale omlijsting is al helemaal wonderschoon. Ze houden op eigenzinnige wijze het midden tussen Faustine Seilman, Half Asleep, Matt Elliott, Misophone en Angil & The Hiddentracks. Ja, dat is toch wel echt muziek waar ik van houd.”
16. AC Berkheimer – Equation Of State
[cd, Subroutine]
“Dat Nederland uit z’n voegen barst van het alternatief muziektalent op uiteenlopende gebieden blijkt telkens weer. Het probleem is vaak dat de bands met ambitie hier, al halen ze gemakkelijk een internationaal niveau, vaak enkel binnen de landsgrenzen bekend blijven. Hoeft niet per se erg te zijn, maar soms hoop je voor hen op meer. Ik heb aantal jaar terug voor een bevriende Britse muzikant een compilatie gemaakt met enkel Nederlandse bands, wat ik van tevoren niet gemeld heb. Als reactie kreeg ik: “WTF? Why don’t I know these bands?” Nadat ik hem heb uitgelegd dat het uitsluitend om Nederlandse groepen gaat, kan hij het nog steeds niet geloven. Eén van die bands is ook het in 2005 opgerichte Rotterdamse AC Berkheimer. Ze debuteren meteen ijzersterk met In A Series Of Long Days (2008). Ze tonen hier, zonder te overdrijven of misschien een beetje, direct aan dat ze zich gemakkelijk tussen bestaande bands als My Bloody Valentine, Zoppo en Sonic Youth kunnen nestelen. In 2010 volgt hun tweede album We Tell Them Tonight, waar superlatieven te kort schieten. Het enige nadeel, met name voor henzelf (en stiekem mijzelf), is dat ze het enkel op lp en als download aanbieden. Je boort er niet direct een groot publiek mee aan. Maar wellicht is dat het doel ook niet? Ze laten hier een stemmig en beklijvend geluid horen, dat het midden houdt tussen shoegaze, droompop, wave en noise. Van fijn tot venijn. Ook nu bewijzen ze prima tussen de eerder genoemde artiesten te passen en tevens tussen The Notwist, M83, Piano Magic en Space Siren. Dan lijkt het toch even of het doek gevallen is. Zangeres/gitariste Gwendolien Douglas duikt namelijk in die laatst genoemde topband op naast klasbak Corno Zwetsloot en bassiste/zangeres Dagmar Veenstra laat van zich horen in het fijne S As In Assassins.
Toch ploft er ineens de cd Equation Of State op de mat. De newgazers hebben zich gehergroepeerd en zijn helemaal terug. En hoe! Het viertal bestaat naast Gwendolien Douglas en Dagmar Veenstra uit Valentijn Webbers (gitaar, zang) en de nieuwe drummer Aram Jorik Scheeve, die de vertrokken drummer Remco Homberg vervangt. Of het één iets met het ander te maken heeft en of de onderbreking dan wel de uitstapjes van beide dames ergens voor gezorgd heeft zal een vraag blijven, maar de groep klinkt hier meer uitgebalanceerd dan ooit tevoren. Gegroeid vind ik een vies woord voor een groep van dit niveau, maar alles valt gewoonweg nog beter op z’n plek en de emoties en uitbarstingen zijn beter gekanaliseerd waardoor ze meer onder de huid kruipen. Wat zeker van invloed is op het uitgekristalliseerde geluid zijn de opnames van Tammo Kersbergen (I Am Oak, Lost Bear, S As In Assassins, Bart van der Lee), die hierbij geholpen wordt door Floyd Atema (Herrek, Lost Bear). Het album hebben ze namelijk in tegenstelling tot de vorige digitaal opgenomen, wat meer mogelijkheden biedt en gewoon een ander sound geeft. Hoe het ook zij, de muziek is voor het leeuwendeel een prachtige mix van shoegaze, droompop en noise geworden, maar wordt op verschillende momenten aangevuld met post-rock, wave en indierock. Opvallend is het lekker roffelende percussiewerk, iets wat ik voorheen vooral bij een band als de Pale Saints heb gehoord. Sowieso laat de groep wel een geluid horen uit die tijd, vandaar dat ook Lush, Slowdive en hier in iets mindere mate My Bloody Valentine op de referentielijst staan. In een nummer als “Kissing The Surface” hoor je ook weer die mysterieuze, dissonante sound van Sonic Youth, om vervolgens elders met meer waveklanken herinneringen op te roepen aan New Order, Piano Magic en zelfs een meer intieme variant van The Editors. Door de zinnenstrelende, ingetogen zang, die wisselend door de dames en Valentijn verzorgd wordt is de link met New Order en met name Piano Magic en het daaraan verwante Klima nog sterker. Alleen hiermee weten ze al te betoveren. Daar waar de meer heftige postrock opduikt is ook een band als Explosions In The Sky in het vizier. Ze koppelen op perfecte wijze melancholie en schoonheid aan zowel dromerige als heftige muziek en weten hierin de juiste balans te vinden. Gwendolien en Valentijn leuken met de hulp van Tammo en Floyd de boel nog eens op met samples, pedalen en elektronica, hetgeen voor extra sfeer zorgt en het geluid verrijkt met onder andere smaakvolle orkestraties. Alles klopt. Equation Of State, ofwel toestandvergelijking, drukt dan ook het verband uit tussen waarden als temperatuur, druk en volume. Bij AC Berkheimer zijn deze variabelen in een dynamisch evenwicht, de juiste atmosferen, voldoende spanningsbogen en met de perfecte volumewisselingen. Als de groep ooit over een internationale doorbraak heeft nagedacht, dan is dit het moment. Al zou ik, zonder te willen zeuren, er dan iets meer dan 8 nummers van bij elkaar bijna 26 minuten van maken. Maar doorbraak of niet, ik zal er geen seconde minder van genieten. Een totaal overrompelend album dat allerlei mooie facetten van het verleden in het heden laat schitteren.”
17. Wild Wild Ambient Boys – We Don’t Rock
[cd, esc.rec]
“De fijne, gratis te downloaden compilatie Flakes van eind 2010, gezamenlijk uitgebracht door de avontuurlijke klasse labels esc.rec en Lomechanik, start met het duo Wild Wild Ambient Boys. Dit is het werk van muzikant en schilder Hidde van Schie (The 21st Century) en muzikant, filmmaker en schrijver Jeroen S. Rozendaal (Room 101, De Vogels, The New Earth Group, The Minor Details, Hond & Wolf). Ze geven hiermee een uitstekend visitekaartje af, waarmee ze op rustieke en mysterieuze wijze ergens tussen Arca, The Notwist en Tied+Tickled Trio uitkomen. Daarna blijft een vervolg uit. We verschijnen er eerder dit jaar nog een dubbel cd van Hidde van Schie met ingetogen singer-songwritermuziek en een 12” van Rozendaal vol innovatieve elektronica.
In het geniep zijn ze echter gewoon doorgegaan met muziek maken, hetgeen nu de cd We Don’t Rock als resultaat heeft, uitgebracht op het grensverleggende esc.rec. Hidde van Schie (snaarinstrumenten, zang) en Jeroen Rozendaal (elektronica) brengen 12 nummers, die je grofweg onder ambient kunt scharen. Wild kan je ze absoluut niet noemen, ook al gebeurt er op subtiele wijze onder de oppervlakte ontzettend veel. Dat ze niet rocken, is ook deels bezijden de waarheid, want de gitaren laten dikwijls een rockgeluid horen en ook de structuur van de muziek neigt wel eens richting de postrock. Toch, eerlijk is eerlijk, wordt dat vooral ingezet om hun ambientachtige klanklandschappen sfeer en vorm te geven. De muziek is tot de verbeelding sprekend, filmisch en kunstzinnig ingekleurd, waarbij de andere expertises van de heren in doorschemeren. Je hoort een fraaie kruisbestuiving van ambient, veldopnames, gitaargetokkel, gortdroge microbeats, fluisterende IDM en allerhande geraffineerde elektronica. Ook al wordt de rode draad gevormd door een experimenteel ambientgeluid, de bijgeluiden en atmosferen verraden een zekere voorliefde voor andere muziek uit de jaren 80 en begin jaren 90. Je hoort ver op de achtergrond echo’s uit het verleden die verwijzen naar Virgin Prunes, Labradford, David Sylvian en Dif Juz, zonder dat dit ook ooit maar echt helemaal past. Daarvoor zijn ze gewoonweg te eigenzinnig. Hun instrumentale muziek, enkele stemsamples en spaarzame zang daargelaten, weet al die elementen te incorporeren tot één ingetogen en enerverende sound die ze zelf als Xerox Euphoria bestempelen. Naast de genoemde associaties moet je verder denken aan Eklin, Salt Supply, The Boats, Arca, Netherworld, loscil en Kammerflimmer Kollektief. Het geheel is mysterieus, meeslepend en van een magische schoonheid. Een heuse kandidaat voor de jaarlijst!” Dus!
18. Mat3r Dolorosa – Think About Your Future Now
[cd, Jarring Effects]
“Met enige regelmaat duiken er weer van die topbands uit Frankrijk op. Ook dit project Mat3r Dolorosa van Tristan Spella is daar een goed voorbeeld van. Met dit debuut baant hij zich een zeer interessante weg door de ambient, trip hop, hip hop, illbient, electro en industriële techno, waarbij hij zelf vooral zijn laptop, gitaar, keyboard en drums inzet. Hiermee bouwt hij zijn duistere, pakkende nummers, die op verschillende wijze uitpakken maar altijd een aan de grond nagelende indruk maken. Denk dan aan het beste werk van DJ Shadow, aangevuld met Phylr, Nine Inch Nails, DJ Krush, Massive Attack, Dälek, Faithless en labelgenoten EZ3kiel. De bezwerende en meeslepende beats worden her en der aangevuld met stemsamples, engelachtige zangsamples en een aantal rappers. Het is compleet overdonderend en angstaanjagend mooi wat hij hier laat horen. Schoonheid met ballen die per luisterbeurt groeit en meer verslavend wordt!”
19. A Naifa – As Canções D’A Naifa
[cd, Antena Portuguesa]
“Bij een nieuwe cd van dit Portugese A Naifa voel ik me altijd verplicht uit te leggen dat ze weliswaar emotioneel geladen muziek maken, maar dat het geen fado is. Wel bevat hun muziek die universele droefheid, die voor iedereen te begrijpen is. Het fado-gevoel komt ook mede door het prachtig warm melancholische stemgeluid van Maria Antónia Mendes en de Portugese gitaar van Luis Varatojo. Voor de rest bestaat de muziek uit sfeervolle elektronica, zware baspartijen en stuwende drums. Drummer Samuel Palitos en bassiste Sandra Baptista zijn er sinds de vorige cd bij, na het overlijden van bassist/toetsenist João Aguardela (1969-2009), één van de oprichters en sleutelfiguren uit de band. Toch komen ze na 4 jaar pauze vorig jaar met een aan de fado gelieerd geluid, aangevuld met wave, dub en pop elementen. Het is allemaal van een verbluffende schoonheid! Op hun 5de album gaan ze hier vrolijk mee verder. Hoewel, vrolijk, het is weer van een melancholie die ik zo ontzettend graag horen mag. De groep legt een wat losser, dikwijls ook wat harder en meer uptempo geluid aan de dag waardoor het minder terneergeslagen klinkt dan de vorige. Qua schoonheid doen ze niet onder voor elkaar!”
Luister Online:
As Canções D’A Naifa (album)
20. L’Arpeggiata/ Christina Pluhar Mediterraneo
[cd, Virgin]
“De Oostenrijkse harpiste, luitiste en theorbrospeelster (langnek luit) Christina Pluhar is gespecialiseerd in middeleeuwse en Barokke muziek. Sinds het begin van deze eeuw brengt ze afwisselende werken, meestal met het Italiaanse Barokensemble L’Arpeggiata, dat uitgroeit tot een internationaal ensemble. Ik hoor voor het eerst van haar door de film Tous Les Soleils van Philippe Claudel, die stukken van de cd La Tarantella (2002) verwerkt in zijn film en soms zelfs bewerkt met eigen zangers. Nu vind ik niet alles even bijzonder, maar ook Via Crucis (2010) is er weer één van een onderscheidende schoonheid. Hun nieuwste cd Mediterraneo is al helemaal een bijzonder werk geworden. Hierop brengt het ensemble, gewapend met theorbro, kornet, psalterium, Barokharp, Barokgitaar, chitarra battente, gitaar, percussie-instrumenten, harpsichord en contrabas, een eerbetoon aan de muziek rond de Middellandse Zee. Traditionele liederen worden hier op eigenzinnige wijze ten gehore gebracht. Muziek uit Portugal, Griekenland, Italië, Spanje en Turkije pakken ze vanuit een Barokke en middeleeuwse wijze aan. Hiervoor maken ze gebruik van de gastvocalisten Mísia (Portugal), Nuria Rial (Catalonië), Raquel Andueza (Spanje), Vincenzo Capezzuto (Italië) en Katerina Papadopoulou (Griekenland). De muziek wordt verder door gasten op Portugese gitaar, Fado altviool, Griekse lier, qanun en saz ingekleurd. Het levert een gevarieerd en onaards schoon geheel op, dat mijn folkhart sneller doet kloppen. Alle droefgeestige muziekstijlen uit de genoemde landen komen hier op adembenemende, dikwijls ontroerende en bovenal eigenzinnige wijze voorbij. Internationale droefgeestigheid gebracht in prachtige muziek en geplaatst in een eigen tijd weten meermaals voor kippenvel te zorgen. Een album om in te lijsten. Ja het woord lijst is inderdaad gevallen.”
En de 100 andere releases in alfabetische volgorde die er dicht tegenaan schurken:
Aedi – Ha Ta Ka Pa (Gusstaff)
Ólafur Arnalds – For Now I Am Winter (Decca/Mercury Classics)
Ólöf Arnalds – Sudden Elevation (One Little Indian)
Autechre – Exai (Warp)
Bailterspace – Trinine (Fire)
Aidan Baker – Already Drowning (Gizeh)
Banabila & Machinefabriek – Travelog (Tapu/Lumberton Trading Co.)
Julianna Barwick – Nepenthe (Dead Oceans)
Iva Bittová – Iva Bittová (ECM)
Bluhm – In The Vale Of Tears (Fluid Audio)
Boards Of Canada – Tomorrow’s Harvest (Warp)
Boduf Songs – Burnt Up On Re-entry (Southern)
Braids – Flourish // Perish (Full Time Hobby)
Carta – Faults Follow (Saint Marie)
Clemm – Bird Hands (Cabin Music)
Cloud Boat – Book Of Hours (Apollo)
CocoRosie – Tales Of A Grasswidow (City Slang)
Colleen – The Weighing Of The Heart (Second Language Music)
Daemonia Nymphe – Psychostasia (Prikosnovénie)
Dassuad – Drive (Pencilbrain)
Daughter – If You Leave (4ad)
Alela Diane – About Farewell (Rusted Blue)
Directorsound – I Hunt Alone (Second Language)
Disappears – Era (Kranky)
Distel – puur (Enfant Terrible)
The Drowning Men – All Of The Unknown (Borstal Beat)
Matt Elliott – Only Myocardial Infarction Can Break Your Heart (ReC-Son/Ici D’Ailleurs)
Eluvium – Nightmare Ending (Temporary Residence)
Esmerine – Dalmak (Constellation)
The Ex & Brass Unbound – Enormous Door (Ex Records)
Field Rotation – Fatalist, The Repetition Of History (Denovali)
Forest Swords – Engravings (Tri Angle)
William Ryan Fritch – The Waiting Room (Lost Tribe Sound)
Fuzzy Lights – Rule Of Twelfths (Little Red Rabbit)
Stavros Gasparatos – Seven (Ad Noiseam)
Georgia’s Horse – Weather Codes (Fire)
Goldfrapp – Tales Of Us (Mute)
Goldzounds – Come Home, Home My Little Bird (Golzounds)
Grouper – The Man Who Died In His Boat (Kranky)
Julia Holter – Loud City Songs (Domino)
Implodes – Recurring Dream (Kranky)
Jerusalem In My Heart – Mo7it Al-Mo7it (Constellation)
Kaboom Karavan – Hokus Fokus (Miasmah)
Julia Kent – Character (Leaf)
The Knife – Shaking The Habitual (Rabid)
Boris Kovač – Catalogue Of Memories (Kachara)
David Lang – Death Speaks (Cantaloupe Music)
Bart van der Lee – Ballads For The Heathens Or Dying (Snowstar)
Loch Lomond – Dresses (Chemikal Underground)
Low Vertical – We Are Giants (Zeal)
L. Pierre – The Island Come True (Melodic)
Marble Sounds – Dear Me, Look Up (Zeal)
Aaron Martin / Christoph Berg – Days Has Ended (Dronarivm)
Marsen Jules Trio – Présence Acousmatique (Oktaf)
Matmos – The Marriage Of True Minds (Thrill Jockey)
May Roosevelt – Music To The Poetry Of Dinos Christianopoulos (Ianos)
Michaela Melián – Monaco (Monika Enteprise)
Mire Kay – A Rising Tide Lifts All Boats (Tenderversion)
Misophone – Before The Waves Roll In (Kning Disk)
Mostar Sevdah Reunion – Tales From A Forgotten City (Snail/World Connection)
Murcof & Philippe Petit – First Chapter (Aagoo/Rev Laboratories)
Sarah Neufeld – Hero Brother (Constellation)
Scout Niblett – It’s Up To Emma (Drag City)
Pieter Nooten – Haven (Rocket Girl)
Olan Mill – Hiraeth (Preservation)
Oneohtrix Point Never – R Plus Seven (Warp)
Orla Wren – Book Of The Folded Forest (Home Normal)
Palms – Palms (Ipecac)
Pan●American – Cloud Room, Glass Room (Kranky)
Fabrizio Paterlini – Now (Fabrizio Paterlini)
Petrels – Onkalo (Denovali)
Sebastian Plano – Impetus (Denovali)
Rauelsson – Vora (Sonic Pieces)
Saffronkeira + Mario Massa – Cause And Effect (Denovali)
Saioa – Natura (Moonpalace)
Savages – Silence Yourself (Matador)
Hidde van Schie – The Mirror & The Razorblade / Dusty Diamond Eyes (Hidde van Schie)
The Seaman And The Tattered Sail – Light Folds (Facture)
Zahava Seewald + Michaël Grébil – From My Mother’s House (Sub Rosa)
Nadine Shah – Love Your Dum And Mad (Apollo)
Shining – One One One (Indie Recordings)
Sieur & Dame – Amour Et Papouasie (Kithybong)
Silver Pyre – AeXE (Sedgmoor)
Micah Blue Smaldone – The Ring Of The Rise (Immune Recordings)
Snow Ghosts – A Small Murmuration (Houndstooth)
Son Lux – Lanterns (Joyful Noise)
Christopher Paul Stelling – False Cities (Dollartone)
Sumie – Sumie (Bella Union)
Sun Kil Moon & The Album Leaf – Perils From The Sea (Caldo Verde)
Teho Teardo & Blixa Bargeld – Still Smiling (Spècula)
These New Puritans – Field Of Reeds (Infectious Music)
The Tranquis – Sandcastles (Platex)
Tropic Of Cancer – Restless Idylls (Blackest Ever Black)
True Widow – Circumambulation (Relapse)
Emily Jane White – Blood/Lines (Talitres)
Witxes – A Fabric Of Beliefs (Denovali)
Chelsea Wolfe – Pain Is Beauty (Sargent House)
The World Of Dust – Bhava (Snowstar)
Shannon Wright – In Film Sound (Vicious Circle)
Thalia Zedek Band – Via (Thrill Jockey)
door Jan Willem Broek