In 2003 dan wel 2004, afhankelijk van het continent waarop je dan bent, verrast de Nieuw-Zeelander Finn Andrews met het prachtige popdebuut The Runaway Found van zijn band The Veils. Met zijn emotioneel geladen wiebelstem en sterke liedjes, ondermeer de onverwacht grote hit “Lavinia”, weet hij meteen door te breken. De groep heeft Andrews overigens al in 2001 opgericht. Dat hij de muziek in zou gaan, is niet geheel verwonderlijk aangezien zijn vader toetsenist Barry Andrew is van onder meer Shriekback en XTC en met de groten der aarde heeft gespeeld. Door deze genetische inprenting heeft hij ook al vroeg een brede smaak ontwikkeld. Ten tijde van zijn debuut, ontslaat de naar Londen verhuisde Andrews zijn band om terug te keren naar Nieuw-Zeeland, waarmee de titel haast profetisch is. Daar herpakt hij zichzelf en formeert hij (zang, gitaar) de nieuwe groep bestaande uit Sophia Burns (bas) en Liam Gerard (piano, orgel), die weer met hem terugverhuizen naar Londen. Snel daarna verschijnt in 2006, Andrews is dan pas 25 jaar, de tweede cd Nux Vomica, die een stuk minder hitgevoelig is. Niet dat het debuut nu zo’n hitmachine is en sowieso is Andrews een niet al te vrolijke jongen, die met allerlei persoonlijke sores zit. De getormenteerde zang van Andrews klinkt rauwer en oprechter. Ook de muziek klinkt meer direct en heftiger. Hij heeft zeg maar de wat gladdere stukken van het debuut ruw gestreken. De ijzersterk composities houden het midden tussen alternatieve, moderne pop en stevige rock en worden door maar liefst 8 muzikanten ondersteund met bas, harmonium, piano, orgel, drums, gitaar, viool, cello en (achtergrond)zang. Of hij nu rustige songs ten gehore brengt of juist heftige, ze grijpen je allemaal bij de keel. De één ontroert en bezorgt je kippenvel, de ander doet je adrenaline kolken van genot. Dat alles met die droefgeestige ondertoon waar ik zo van houd. Ergens tussen The Arcade Fire, Nick Cave, Gun Club, The White Stripes, Sixteen Horsepower en Jeff Buckley is nu een plek gereserveerd voor The Veils. Drie jaar later is het volgende wapenfeit Sun Gangs er. Hierop zijn de strijk- en keyboardpartijen die vorig werk sieren min of meer verdwenen. Overeind gebleven zijn de krachtige, ijzersterke songs die je meteen weten te grijpen. De begeleiding bestaat daarbij uit piano, pakkende gitaren en stevige percussie, met als middelpunt uiteraard de getormenteerde zang van Andrews. Hij wisselt prachtige ballads af met een rauwe, soms redelijk harde songs. Een horizontale ontwikkeling ten opzichte van zijn album ervoor, waarbij naast de eerder genoemde referenties ook The Waterboys, U2 en Interpol opduiken. Het album wordt wisselend ontvangen, maar de fans zoals ikzelf krijgen waar voor hun geld.
Het is vier jaar wachten op het vierde album met de titel Time Stays, We Go, die mogelijk meteen iets zegt over de gemoedstoestand van Andrews. Wederom heeft hij weer aan de knoppen gedraaid en hun geluid iets bijgesteld, zonder dat de sterke sound van voorheen verloren gaat. De stevige gitaar- en baspartijen voeren naast de zang de boventoon, terwijl de piano en orgel meer voor de diepte en achtergrondsfeer zorgen. Het geluid is overweldigend en groots, met behoud van de subtiliteit, intimiteit en de typische dramatiek. Nick Cave dringt zich meer op als invloed, zeker ten tijde van diens Henry’s Dream, maar de zang blijft hier fris, scherp, wiebelig en jong. Nu is Finn Andrews ook nog geen 30, dus wat dat betreft klopt dat ook wel. Door meer de uptempo en met folkrock doorspekte stukken lijkt het soms wat frivoler, maar de totaalsound blijft heerlijk melancholisch. De thema’s zijn dan ook bepaald niet lichtvoetig. Wel moet je nu naast de andere invloeden met enige regelmaat denken aan bands als Broken Records, Lost In The Trees, Erland & The Carnival, Wovenhand en in “Birds” zelfs even aan Calexico. Naarmate het album vordert raak je steeds meer in de ban van hun eigenzinnige, perfect uitgevoerde indierock. De cd is uitgebracht op hun eigen Pitch Beast Recordings en de eerste gelimiteerde oplage heeft een bonusschijf met daarop de 5 nummers tellende mini Abbey Road Session. In alle opzichten is het een sublieme cd geworden, die het wachten waard is gebleken. Hun allerbeste tot nu toe!
door Jan Willem Broek