Er is waarschijnlijk geen andere regisseur wiens carrière zo duidelijk in twee gedeelten uiteenvalt, die elk precies één decennium bestrijken. De chronisch ondergewaardeerde Hal Ashby was geniaal gek in de seventies en alleen nog maar gek (of gewoon godsgruwelijk slecht) in de eighties, al heb ik het laatste alleen van horen zeggen. En dat is maar het beste waarschijnlijk. Het was voor Ashby géén goed idee om voor een documentaire met Keith Richards en co. op toernee te gaan, al was zijn marihuana-inname daarvóór ook al desastreus. Ooit had Ashby het geld voor een romantische publiekskomedie gekregen, waarna hij een jaar ruzie maakte over de editing en vervolgens aan kwam zetten met een werk waarvan het eerste half uur enkel sfeerbeelden en nagenoeg geen dialoog bevatte…
De zeventiger jaren daarentegen! Zeven films, zeven keer raak en een fikse reeks Oscar-nominaties. Zijn twee meest atypische films kregen typisch genoeg het meeste lof. Coming Home is een wat pamfletterige anti-oorlogsfilm, waar niet toevallig Jane Fonda de hoofdrol in speelt. Het genie van Ashby zit 'm daar vooral in de scènes in het veteranenhospitaal, waar hij echte patiënten liet improviseren en zodoende de levensechte bittere sfeer wist te vangen. Ook de soundtrack vol hits is zorgvuldig verzorgd, een andere super-consistente in Ashby's werk. Die liefde voor muziek schittert ook in het bijna magische Bound for Glory waar ik al enkele keren op deze site enthousiast over heb verhaald. In zijn goede jaren kon Ashby nog zonder problemen met vedetten en studio-bazen omgaan, wat het Peter Sellers-vehikel Being There en de Jack Nicholson-roadmovie The Last Detail bewijzen. Het zijn de drie overgebleven films die mijns inziens het hart van Ashby's oeuvre vormen, waarmee ik niet wil zeggen dat ze het beste zijn, het niveau is eigenlijk heel gelijkmatig. Shampoo, Harold and Maude en zijn debuut The Landlord voeren allemaal "dorky" mannen op, de ene meer loser dan de andere, die allemaal op goed (on)geluk door het leven struinen. Ze worden stuk voor stuk omringd door opvallend sterke, om niet te zeggen dominante vrouwen, die in grote mate hun leven bepalen. Het doet je afvragen wat voor moeder Ashby had. Dat zijn relaties meestal slecht uitpakten verbaasd in elk geval niks. De hilarische verwikkelingen in het satirische Shampoo waren naar men zegt gebaseerd op de avontuurtjes Joan Marshall, een van Ashby's vriendinnen.
Deze week zag ik voor het eerst The Landlord, een gewaagd schots en scheef debuut, vol wilde edit-grapjes, waarin alle bekende elementen al te vinden zijn. Beau Bridges speelt een steenrijk oenig moederskindje, bijna een Paul de Leeuw-typetje. Hij wil, nu hij de dertig nadert, maar 'ns op eigen benen gaan staan. Hij koopt een stukje 'real estate', tot ontzetting van vooral zijn racistische pa, want het staat midden in een colored neighbourhood. Later komen de twee elkaar tegen op een gekostumeerd bal, waar pa Beau toevoegt dat hij als Amerikaanse held moest komen. Typisch voor de milde blik van Ashby maakt Beau daar geen punt van. In zijn indianenpak. Zoontjelief lijkt van zijn nieuwe optrekje eerst een hippie-uitspatting van te willen gaan maken, met roze bloemetjes, maar zodra hij kennismaakt met de excentrieke nooit betalende huurders raakt hij langzaam in ban van de voor hem totaal nieuwe wereld van de Afro-Amerikaanse community. Dit geeft Ashby de kans flink wat groovy liedjes te draaien. Ergens klinkt op de autoradio een reclame voor een soort Time Life boxset, met honderd hits voor nagenoeg nop, uitgevoerd door een obscuur coverbandje. Of zij ook de soundtrack inspeelden werd me niet duidelijk, maar die sfeer van goedkope zweterige versies van hitjes heeft in elk geval wel. (En het is gewoon leuk om dat te denken) Op de klanken van de muziek weet de niet zo jongeman in de smaak te vallen van twee dames uit zijn nieuwe buurt. Een jong en licht meisje dat hij in een koddige, maar toch sensuele dansscène voor blank aanziet. De ander ouder en cynisch wijs, de 'black & proud mama' van zijn net gekochte huishouden. 'If you are the new landlord, how come you ain't got no key?!'
In wat zonder twijfel de grappigste scène is komt de proper behandschoende, eerst schuchtere, snel hysterische moeder van Beau op bezoek, die door de stoere tante overladen wordt met heel veel eten en nog meer wijn. 'Wil je niet nog wat kippetjes meenemen' 'Doe ze maar in mijn handtasje'. Ondertussen belandt Beau in een chaotische reeks problemen, waaronder aanvallen met pijl en boog, andere handwapens en een baby. Uiteindelijk zit hij moegestreden in het kinderklasje van de mad professor die in de kelder bivakkeert. De Nation of Islam-achtige teacher gaat het rijtje af, iedereen is 'black and beautiful'. 'God bless the children'-soul muziek zwelt aan. De emoties bij de kijker lopen op. Dan is Beau aan de buurt. Hij zwijgt. 'See ladies and gentlemen, some people can't learn what we learn'.
(door Ludo)