[cd/lp, Miasmah/Konkurrent]
Greg Haines, Kreng, Encre, Rafael Anton Irisarri, Gultskra Artikler, Simon Scott, Juv, Kaboom Karavan, Gareth Davis & Frances-Marie Uitti, Marcus Fjellström, Jasper TX, FNS, Elegi en B/B/S/ delen allen het toonaangevende Miasmah label. Deze belicht, excuses voor de woordkeuze, de meer duistere, droefgeestige, veelal elektronische en neoklassieke zijde van de muziek. Er is geen album te vinden dat niet op zijn minst fascinerend is, al is het merendeel ook nog eens van een bijzondere schoonheid. Het is duidelijk waar de voorliefde van labelbaas Erik K. Skodvin ligt, die zelf muzikaal van zich laat horen in Deaf Center met Otto A. Totland, onder zijn eigen naam en zijn soloproject Svarte Greiner. Hierbij klinkt dat laatste als een enge ziekte die ik nooit hoop te krijgen. Muzikaal gezien is het dan ook veelal broeierige duisternis wat de klok slaat. Zelf noemt hij het akoestische doom, hetgeen de lading ook wel dekt. Hij debuteert in 2006 met Knive op Type, een opzienbarend duister werk, mede door de focus op akoestische, klassieke instrumenten. Met Kappe uit 2009 op datzelfde label gaat hij daar qua impact nog een stapje overheen. Vier lange stukken die opgebouwd worden uit drones, duistere ambient, samples, veldopnames, gitaareffecten en geluiden van cello, viool en orgel. Daartussen zit nog de lp Man Bird Dress (2009 op SMTG Limited) die er ook niet om liegt. In 2010 verschijnen achtereenvolgens op de labels Digitalis Industries, Fysisk Format en Experimedia de cd/lp Penpals Forever (And Ever), de split-lp met Le Corbeau en een titelloze lp. Eveneens brengt hij in eigen beheer uitgegeven mini’s uit en brengt hij op het fijne Sonic Pieces onder zijn eigen naam eveneens in 2010 het album Flare uit, waarmee hij meer de dark ambient en neoklassieke kant opgaat. De rode draad, die zwart is, in al zijn muziek wordt gevormd door de duistere atmosfeer die schoonheid uitademt. De uit Oslo afkomstige Noor opereert overigens tegenwoordig vanuit Berlijn.
Hoog tijd voor een nieuwe plaat dus. Deze is er draagt de titel van één van de twee tracks, namelijk Black Tie, die bij elkaar wel ruim 41 minuten duren. De muziek is oorspronkelijk bedoeld als soundtrack voor een installatie “Something In The Way” van de Noorse artiest Marit Følstad, maar is gaandeweg uitgegroeid tot een heel album (deels) los hiervan. Het zijn de langste stukken die hij ooit gemaakt heeft en dat vraagt ook wat van de luisteraar, waarbij de tijd overigens voorbij lijkt te vliegen. Dit mede doordat de muziek je in een prettige houdgreep neemt. In de gelijknamige openingstrack maakt hij muziek die nog het meest aansluit bij zijn vorige albums en die van Deaf Center. Hij schetst een duister klanklandschap dat gevormd wordt door kale, haast skeletachtige geluiden van bastonen die me ook doen denken aan Bohren Und Der Club Of Gore. Er is heel veel ruimte gelaten tussen die tonen die hij op spannende wijze inkleurt met krakende geluiden, subtiele elektronica en echoënde celloklanken. Hiermee weet hij een enorme spanning op te bouwen. Bloedstollende pracht die heel langzaam uitgevouwen wordt tot een duistere symfonie. Dan heb je pas de helft gehad. In de tweede compositie “White Noise” pakt hij het anders aan; hij ziet dit album dan ook als een yin en yang van zijn creaties. Hier wordt de basis gelegd door synthesizerdrones, die als een Thomas Köner-achtige permafrostlaag onder de muziek komt te liggen. Daar bovenop plant hij ijle geluiden van Oosterse strijkgeluiden en andere fragiele geluiden. De isolationistische muziek roept hierbij ook associaties op met Biosphere, David Toop/Max Eastley, Ice en Seefeel. Het is uiterst rustgevende muziek, zij het dat de spanning te snijden is. Al met al levert Skodvin hier weer een onwaarschijnlijk mooi, bij de strot grijpend meesterwerk af.
door Jan Willem Broek