Ik keek She's So Lovely net nadat ik Marshall Fine's Accidental Genius had uitgelezen, een biografie over het leven van de Amerikaanse acteur en regisseur John Cassavetes. Een vlotgeschreven boek, zonder dat je nu het gevoel hebt dat je de mensch achter het genie gaat begrijpen.
Hij blijft een raadselachtige man, die met hulp van enorme hoeveelheden drank door zijn leven racete, in een eindeloze inspiratie-rush, maar bijna geen enkel project echt secuur afmaakte. Tekenend voor de rusteloosheid van Cassavetes is de volgende terugkerende situatie, het wordt gedurende de biografie bijna een running gag. Elke keer als hij de eerste (vaak zeer lange) 'cut' van een nieuwe film presenteert wordt de film onthaald als een meesterwerk, waarna Cassavetes ontevreden is (of raakt), de boel door elkaar gooit, en er bij de definitieve versie negatieve recensies volgen. Ook Marshall Fine lijkt halverwege het chronologisch vertelde verhaal zijn enthousiasme voor het project te verliezen, zo doet hij geen poging zijn dédain voor The Killing of a Chinese Bookie te verhullen. (En dat is juist een heel fijne film!) Toch is Fine's desillusie wel te begrijpen, want Cassavetes (en dus ook zijn carrière) stierf een langzame, tragische dood. Verteerd door levercirrose bleef de regisseur scenarios pennen als een waanzinnige, zonder dat hij er ooit nog eentje zou verfilmen. De lezer begint zich af te vragen of die 'lost scripts' eigenlijk wel zo goed waren, zeker nu het Cassavetes-estate, lees de geheimzinnige Gena Rowlands, nooit wat met die archieven heeft gedaan. (Ze sprak ook niet met Marshall Fine.) Cassavetes was een echte workaholic, dus hij moest wel door, maar of het nog zin had?
Dat brengt ons bij She's So Lovely, een film die eigenlijk She's De-Lovely had moeten heten. (Naar het liedje van Cole Porter, maar de rechten op dat woord – hoe Amerikaans – waren te duur.) Hier is dan toch zo'n nagelaten script van Cassavetes, dat hij nét niet verfilmde in die laatste fase, met als bedoelde ster en geldtrekker Sean Penn. Maar Penn weigerde Peter Bogdanovich als back-up regisseur, waarna de loyale (maar ook destructieve en dictatoriale) Cassavetes de stekker eruit trok. Jaren later waagt Nick Cassavetes (inderdaad zoon van) een nieuwe poging, en nu doet Sean Penn wél mee. Ook de rest van de cast mag er wezen; James Gandolfini, in zijn begintijd als bijrol-onsympathieke schurk, muze Gena in een cameo, Harry Dean Stanton met een enorme bult op zijn kop, een pafferige en inspiratieloze John Travolta, én een indringende Robin Wright. Zij mag ditmaal de Rowlands-rol spelen, en ze doet dat overtuigend hysterisch. (Een beetje als Jennifer Jason Leigh, inclusief jengelstemmetje.) De eerste twintig minuten zijn nog erg sterk. Een intense, wanhopige (en zwangere) Robin op zoek naar (ook real-life) manlief Sean, alhoewel iedereen haar verzekert dat hij wel vaker een paar dagen verdwijnt. (En dat ze dat best weet.) Ze is er echter zo van slag dat zich laat inpalmen door nare vieze buurman Gandolfini. Je denkt dat arme mens is gek, maar haar raaskallende echtgenoot Sean doet er even later nog een schepje bovenop. Ze vormen niet voor niets een soort gedoemd Sid & Nancy-stelletje. En als het daar nu bij bleef, maar eigenlijk vliegt vanaf dat moment alles uit de bocht: bombastische soundtrack, veel te veel slowmotion, gewelddadige acties en 'drop the fucking gun!'-dialogen.
Vervolgens springt de film naar tien jaar later. En verandert de sfeer totaal. Sean Penn wordt losgelaten uit de inrichting, laat zich door een cliché-kapper (die hij zelfs een kusje geeft) een uitzinnige coupe aanmeten, in de stijl van Phil Spector in de rechtszaal. Daarna komt zijn vroegere femme fatale weer in beeld. (Ze dringt zich zelfs aan hem op…) Zij heeft inmiddels een gezinnetje vol dochtertjes gesticht met een potige kerel (Travolta). Dat klinkt misschien als een mogelijke continuering van het eerdere melodrama, maar het komt neer op een onwaarschijnlijk bizarre farce. 'It's a peculiar night', stelt Travolta ergens terecht. Een "gezellige" poging tot een etentje, een vroegwijs kind dat bier drinkt en massages geeft, gezwaai met pistolen en dan dat ineens toch wat jolige liedje uit de titel; alsof dit een eind goed al goed-film is. Zelden zo'n merkwaardige potpourri van botsende elementen gezien.Ik denk dat alleen de onnavolgbare John Cassavetes zijn script echt begreep, en misschien had hij er nog een redelijke film uit weten te peuren, maar hij is dan ook echt de énige die dat kon. En dat is toch de tekenende clou hier.
(door Ludo)