Niemand van de Subs kan beweren dat hij die roemruchte eerste vier van Sabbath bewust heeft meegemaakt, ik ook niet. Toen ik net 'in metal' geraakte was The Eternal Idol aanstaande of net uit en die jaren zeventig troep, daar moest ik destijds niks van hebben. Zelfs niet van Dio, of hij nou bij Sabbath zat of solo was. Jeugdige dwalingen, later ben ik die oude platen heus wel gaan waarderen. Die met Dio ben ik zelfs pas gaan beluisteren na de Subs-discussie (geen grap) en die oudjes blijven in mijn oren wat onevenwichtig. Kan ook komen door die vreselijk goedkope cd-uitvoeringen, vol fouten en rommelige bonustracks, die ik lang geleden uit een soort historisch besef voor weinig bij Free Record Shop (zijn ze weer) heb gekocht. Het was net als bij Pink Floyd: menig rip-off deed het in mijn oren beter dan hun voorbeelden (Trouble, Cathedral). Door die zogenaamde 'formative years' ben ik vooral (en nog steeds) fan van de Tony Martin-era. Ten eerste omdat Tony Martin een geweldige zanger is. Hoog, krachtig en met een beetje 'gruis', zo hoor ik m'n metalzangers graag.
The Eternal Idol begint met het machtige The Shining, die werd toen vaak gedraaid in Monsters Of Rock met Mick Wall, op zaterdagochtend. Mijn ouders hadden niet echt iets tegen metal, maar wel tegen 's ochtends tv-kijken. Op zaterdagochtend echter waren ze wel altijd naar de markt in Utrecht, dan zat ik dus voor de tv. Naar mijn idee elke week Living Colour en dat blokje 'extreem' met Circle Of The Tyrants en Hell Awaits. Als m'n ouders niet te vroeg terugkwamen. The Shining heeft alles heeft wat deze periode, een trilogie bestaand uit The Eternal Idol (1987), The Headless Cross (1989) en Tyr (1990), zo geweldig maakt. Puberale dogma's (Sab = doom = langzaam, dus dan snelle Sab = niet goed) weerhielden mij er toen nog van om stampers als Hard Life To Love te waarderen, maar daar stonden die slepende nummers als Nightmare tegenover. Tyr vond ik destijds de vervolmaking van de sound die ze met The Eternal Idol inzetten, vooral episch machtsvertoon als The Sabbath Stones. Met de jaren is The Headless Cross net zo'n hoogtepunt gebleken en eigenlijk is het me ook om het even, maar laten we het op die laatstgenoemde houden.
Iommi is in die tijd al lang enig origineel lid en zijn riffwerk is dan ook onmiskenbaar, al is het eigenlijk ook weer niet echt te vergelijken met die eerste platen. Hier is een professional aan 't werk, zoals ook drummer Cozy Powell en keyboardspeler Geoff Nichols dat zijn. Bassist Laurence Cottle? Geen idee! Het is geen persoonlijkheid als Geezer, dat geef ik toe, maar het is adequaat. Na sferische opener The Gates of Hell steekt men echt van wal met het titelnummer. Loom, maar een ijzersterke song waarin het vooral draait om De Riff en De Stem. Martin heeft een bereik waar Ozzy alleen van kan dromen en is minstens zo goed als Dio, maar die was er nou eenmaal net iets eerder waardoor hij altijd in de schaduw van die kleine man zal blijven staan. Naast de beukers als Devil And Daughter en Black Moon, waarin die bluesrock toch weer even opduikt, gaat het om de grootse bombast van When Death Calls en vooral de afsluiter Nightwing. Sfeervolle, romantische passages monden uit in majestueuze riffs, soms uptempo maar nooit snel. Het zijn die meer geavanceerde arrangementen waar Martin het best in gedijt. Dit is de metalbombast waar de vuisten bij balt en uit volle borst meegalmt of je dat nu kunt of niet, of je tekst nu kent of niet (de duivel, vikingen, weet ik veel). En dat gaat prima, want ik noemde De Riff en De Stem, maar er is ook altijd sprake van De Song. Misschien niet altijd standaard couplet/refrein/etc.-werk maar altijd perfect gearrangeerd zodat het allemaal volkomen logisch klinkt, waardoor er eigenlijk avontuurlijke én heavy pop ontstaat.
Na het machtige Tyr mocht Martin weer ophoepelen ten faveure van Dio, die het na een plaat (Dehumanizer) alweer voor gezien hield en toen kwam Tony ook weer braaf opdraven voor Cross Purposes en Forbidden, die laatste zogenaamd een terugkeer naar vroeger volgens producer Ernie C (van Body Count). Het gesputter over Ice T.'s aanwezigheid is nog steeds grappig, maar op een ietsje minder gepolijste sound na was het toch vooral een aardige plaat waarop geen plaats was voor fraaie koortjes als Anno Mundi.
Op heiligverklaringen zit bij mij altijd een reflex om iets anders te vinden en bovendien waren die klassiekers als spoken rond in mijn bewustzijn. Dan denk ik dat ik Iron Man en Paranoid al dromen zonder ze zelf veel gedraaid te hebben. Als ik ze dan op zet blijken ze ineens veel leuker, misschien iets te veel regionale bandjes slappe covers horen doen. Baanbrekender? Vast, maar historisch belang is eerder een wetenschappelijk argument. Niet oninteressant maar voor mij begon het allemaal met Fate, Priest en Maiden. En The Shining. Als het op airplay in Huize Busink aankomt winnen Tyr en The Headless Cross met gemak, maar lekker dwars The Headless Cross als beste Sab noemen blijft ook gewoon lekker.
Martijn Busink