Zo, de kaarten zijn geschud. Er kan nauwelijks nog geschoven worden en zeker geen vergeten film meer worden toegevoegd. Een opvallende omissie zal ik moeten afdoen als "toch een beetje overschat". In deel twee van mijn lijst aandacht voor de nieuwe Cassavetes, Aziaten in neonlicht, een abortushel, de Mexicaanse Straight story, de kiem van globalisatie-cinema, films die halverwege opnieuw beginnen, films die het zweet uit je handen laten stromen en – jawel jawel – een komedie.
30. Adaptation (Spike Jonze, 2002). De belangrijkste reden om Hollywood nog een beetje serieus te nemen is wat mij betreft Charlie Kaufman. De meeste mensen zullen vinden dat Eternal sunshine of the spotless mind de beste film uit het afgelopen decennium is waar hij aan meewerkte, maar Adaptation is me liever. Omdat de film over film gaat, over Charlie Kaufman zelf (gespeeld door Nicholas Cage), en daardoor zoveel persoonlijker is. En omdat Meryl Streep de lead speelt in plaats van die vreselijke Kate Winslet. De meest beladen scene is die waarin Kaufman, een scenarioschrijver met een writer's block, een college 'writing' volgt en aan de lippen van de professor hangt. Die vindt het scenario van Casablanca het meest perfecte ooit. En Kaufman slaagt er maar niet in om dat te begrijpen.
29. La mujer sin cabeza (a.k.a. The headless woman, Lucrecia Martel, 2008). Deze film werd uitgefloten op Cannes en plaatste zich daarmee potentieel in een illuster rijtje van films dat later tot het canon van de filmkunst zou gaan behoren. Of deze film dat gaat redden valt nog te bezien, maar Martel loopt wel voor de troepen uit met haar poging meer met film uit te drukken dan gemiddeld genomen lukt. Met La mujer sin cabeza toont ze zich een leerling van Antonioni en laat ze het aan de kijker over om de geestestoestand van de protagonist in te vullen. Maria Onetto speelt Veronica, die een hond aanrijdt maar ervan overtuigd raakt dat ze een man heeft doodgereden. Met dit simpele gegeven probeert Martel de ziel van de gegoede Argentijnse middenstand te vangen. Zoals gezegd, ambitieus, maar het pakt geweldig uit.
28. Amores perros (Alejandro González Iñárritu, 2000). Deze film voelde destijds aan als iets compleet nieuws, ook al heeft de mozaïek-achtige opzet, waarin verschillende verhaallijnen slechts losjes met elkaar in aanraking komen, natuurlijk zijn voorgangers (denk met name aan Robert Altman). Amores perros, dat een doorsnede geeft van het leven in Mexico-stad, is een uiterst invloedrijke film gebleken. Hij zette de deur open voor zogenaamde globalisatie-cinema, films waarin de losjes samenhangende verhaallijntjes zich zelfs op verschillende plekken op aarde zouden afspelen. Denk aan Iñárritu's eigen Babel en aan de films van Fatih Akin (Gegen die wand en Auf der anderen Seite). Dat leidde al gauw tot een zekere gekunsteldheid, en zo goed en grimmig als in Amores perros zou het niet meer worden.
27. Sideways (Alexander Payne, 2004). Eigenlijk is het toch gek dat Paul Giamatti geen enorme ster is geworden in de afgelopen tien jaar. Voor de rol van wijn-kenner/alcoholist Miles, die in een diepe midlife crisis verzonken is, kreeg hij niet eens een oscarnominatie, terwijl het een van de mooiste hoofdrollen van de afgelopen tien jaar is. Er was ook geen andere Amerikaanse film waarin het schaterlachen en het tandenknarsen zo nauw verbonden waren. Miles moet een 'move' maken, en de film neemt een uur de tijd om bij dat moment aan te komen. Man, wat heb ik mee zitten leven met die arme man.
26. Suzhou he (a.k.a. Suzhou river; Lou Ye, 2000). Mijn voorliefde voor Aziatische films wordt vooral gevoed door films die je totaal onderdompelen. Films die je eraan herinneren dat 95% van wat je ziet verhaal-gebaseerd is, en die je doen afvragen waarom dat eigenlijk zo is. Nu heeft Suzhou river wel een verhaal – dat past op een bierviltje – maar dat is niet waarom deze film me zo is bijgebleven. Hij ziet er namelijk fantastisch uit. Het stoffige, grijze, hectische Shanghai verandert 's avonds in een neon-feest en het is deze tegenstelling die door Lou Ye voorbeeldig wordt uitgevent. In het eerste Shanghai maken we kennis met een koerier die een liefde verliest, en in het tweede Shanghai zien we de koerier over haar mijmeren, terwijl hij zijn verloren liefde meent te herkennen in een prostituée. Verhaal en cinematografie smelten samen op een manier die beroemd is geworden door Wong Kar Wai. Over hem komen we nog wel te spreken. (Voor wie kan leven met uitgerekte gezichten, de hele film staat op youtube.)
25. Lost in translation (Sofia Coppola, 2003). En dit was de film waarvan voor mij pas later duidelijk zou worden hoezeer hij beïnvloed was door Aziatische cinema. Veel sfeer, veel neonlicht, en weinig verhaal. Een beetje een namaakfilm dus, maar eentje waar ik verder weinig op af weet te dingen. Nou ja, één dingetje dan: de scenes met Bill Murray als acteur in een Japanse commercial zijn veel te lollig, niet grappig en eigenlijk nogal karikaturaal. Ze vallen nogal uit de toon bij het meanderende jetlag-gevoel dat de rest van de film zo zorgvuldig opbouwt. Wel en dikke pluim voor het feit dat de belangrijkste zin in de film voor ons onhoorbaar blijft.
24. Day night day night (Julia Loktev, 2006). Een jonge vrouw wordt door een terroristische organisatie voorzien van een knapzak explosieven, waarmee ze vervolgens naar Times Square wandelt. Over deze film zijn de meningen wat verdeeld. Door het ontbreken van een politieke context, zo luidt de kritiek, weten we niet waarom het meisje dit eigenlijk doet, waardoor ons inlevingsvermogen wordt gedwarsboomd. Deze vraag naar psychologische uitleggerigheid hoor je wel vaker en begrijp ik eigenlijk zelden. Ik vind het zo onwelwillend. Alsof een filmmaker verplicht is zich gratuite te verdiepen in de psyche van een terrorist. En alsof je als kijker niet een premisse kunt maken, vergelijkbaar met "Godzilla bestaat". Loktev is niet geïnteresseerd in het waarom, maar in het minutieus volgen van iemand die een aanslag wil plegen: Hoe doe je dat? Het levert één van de spannendste films op van het afgelopen decennium, één grote uitgestelde knal die het zweet uit je handen laat stromen.
23. Tillsammans (a.k.a. Together; Lukas Moodysson, 2000). Drama-regisseurs hebben het maar makkelijk. Schuif een paar depressieve Aziaten in neon-licht en de kans is groot dat Olaf gebiologeerd gaat zitten kijken. Komedie-regisseurs, daarentegen, moeten heel wat doen om aan het einde van de rit met hun produkt in een lijst te worden opgenomen. Nu kan ik uitstekend genieten van een pure lachfilm: om Meet the parents, mijn nummer 50, moest ik bijvoorbeeld erg hard lachen (totdat ik merkte dat mijn toenmalige vriendin naast me om diezelfde film zat te huilen – ze vond het zo zielig voor Ben Stiller). Maar voor echte beklijving is een stukje intermenselijk leed onontbeerlijk. Doe je vervolgens alles goed en maak je Little miss sunshine, dan concludeert Olaf dat de film het in zo'n eindlijst toch aflegt tegen de Aziaten in neonlicht. Maar ziehier, niets is onmogelijk. Tillsammans prijkt op nummer 23 en was wat mij betreft de beste komedie (met een stukje intermenselijk leed) van de afgelopen tien jaar.
22. Stellet licht (a.k.a. Silent light; Carlos Reygadas, 2007). Deze film kruipt vooruit, en kruipt zo rechtlijnig dat een vergelijking met The straight story niet eens zo gek is. Silent light is doelmatig traag, want het is door de extreme onthaasting dat het leven van de Mennonieten-gemeenschap in Mexico juist getroffen wordt. Het is door de traagheid dat het centrale verhaalgegeven, overspel binnen een geloofsgemeenschap, een enorme impact krijgt. Het is door de traagheid dat de werkelijkheid ervan waargenomen en gevoeld wordt. Reygadas zet deze toon vanaf het fabuleuze eerste shot, een langzame zonsopkomst die net zo magisch is als het slot van de film, waarin Reygadas zich schatplichtig aan Gabriel García Márquez betoont. Een wonderlijke kijkervaring.
21. Les amants réguliers (Philippe Garrel, 2005). Deze drie uur durende film over de Parijse studentenprotesten in 1968 vormt een revisionistisch antwoord op The dreamers van Bernardo Bertolucci, die dezelfde thematiek in 2003 gebruikte als behang voor de meest ridicule sexfilm voor intellectuelen sinds Polanski's Bitter moon. Om de dialoog te benadrukken koos Garrel dezelfde acteur (zijn zoon, Louis Garrel) voor de lead. De film schetst een uiterst kritische blik op een generatie, voor wie vrijheid voorop staat maar het leven uiteindelijk vooral begrensd wordt door dogma's en platitudes over vrijheid. En voor wie de revolutie eerder als een excuus dan als een oprechte droom lijkt te fungeren. Het studentengroepje, dat zich inzet om de werkende klasse een handje te helpen, loopt er zelf bepaald de kantjes vanaf, steelt, parasiteert, creëert wat halfslachtige poëzie en kakelt wat onzin uit, deels ingegeven door hoeveelheden opium. Het knappe van deze film is dat hij subtiel blijft, nergens prekerig is – je moet de boodschap er als kijker echt uit destilleren – en louter mensen van vlees en bloed creëert.
20. Ni Nei Pien Chi Tien (a.k.a. What time is it there?; Tsai Ming-Liang, 2001). Zoals gezegd, eenzaamheid in grootstedelijk Azië is één van mijn favoriete thema’s en Tsai is de meester van de eenzaamheid. Als je alle films van hem op rij zou zien, dan vraag ik me af of je ze in je hoofd kunt scheiden. In zekere zin maakt Tsai één grote film, waarin Lee Kang-Sheng mismoedig langs anonieme gebouwen slentert, zijn gelaatsuitdrukkingen nauwelijks veranderend als het een keertje meezit. Ondertussen sluipt het leven stilletjes langszij. Maar niet onopgemerkt, want onze anti-held ontwikkelt een ziekelijke en meelijwekkende tik: het terugdraaien van klokken.
19. Linda Linda Linda (Nobuhiro Namashita, 2005). De 'feel good'-ste film uit mijn lijstje. Vidoliber kwam ermee en die verwoordt uitstekend wat er zo goed is aan deze film. Ik heb hem drie keer gezien en iedere keer smolt ik weer voor die meiden die voor het eindejaarsfeest van school een bandje oprichten om een paar nummers van The Blue Hearts te coveren. Ontwapenend en lichtvoetig, maar verkijk je niet op de trefzekerheid waarmee het tienerbestaan hier wordt neergezet. Daar kan een gemiddelde arthousefilm nog een puntje aan zuigen.
18. Sang Sattawat (a.k.a. Syndromes and a century; Apichatpong Weerasethakul, 2006). Hier en daar wordt de man al genoemd als de meest vooraanstaande cineast van het nieuwe millennium, en helemaal gek is dat niet. Weerasethakul steekt zijn nek behoorlijk uit met films die de kijker verdwaasd achterlaten.Tropical malady vond ik intrigerend maar vre-se-lijk opaak. Anders gezegd, ik begreep hem gewoon niet, en dan blijft het toch een beetje mooie plaatjes kijken. Syndromes and a century is ook een kluif. Halverwege begint de film opnieuw, maar dan anders, en de raadselachtigheid die dit veroorzaakt wordt tot het einde in stand gehouden. Toch had ik het gevoel er iets mee te kunnen (zie hier). De film verlangde wat minder een 'oplossing' van me, waardoor hij destemeer intrigeerde.
17. I’m not there (Todd Haynes, 2008). Dit was mijn nummer 1 van vorig jaar. Wat doet die film dan op nummer 17, zou je zeggen? Dat komt omdat mijn bewondering voor deze gedurfde, vernieuwende en virtuoze tour de force voornamelijk academisch van aard is, zo realiseer ik me nu. Ik heb het afgelopen jaar niet de behoefte gevoeld hem nog eens op te zetten. En ja, dan moeten we eerlijk zijn en trouw blijven aan ons voornemen om het persoonlijke te laten overheersen.
16. Shiki-jitsu (a.k.a. Ritual; Hideaki Anno, 2000). Shunji Iwai (die we kennen als regisseur van o.a. All about lily chou chou, de nummer 43 uit mijn lijst) speelt een regisseur die onder de indruk raakt van een meisje met wie het niet zo goed gaat (gespeeld door Ayako Fujitani, die de dochter is van Steven Seagal en de novelle schreef waarop de film gebaseerd is). Elke dag doet ze alsof het morgen haar verjaardag is, en elke dag gaat ze even op de rand van het dak staan om te concluderen dat ze inderdaad niet wil springen. Ritual is een uiterst originele film die naar mijn weten nooit een deuk in een pakje boter heeft geslagen. Documentaire footage, gestileerde sets en animaties wisselen elkaar af, zodat je nooit weet wat er komen gaat en je langzaam meegezogen wordt. Ik herinner me dat het einde een beetje tegenviel, maar de sfeer en beelden uit deze film beklijven verschrikkelijk, zo stel ik nu vast. En Ayako Fujitani is een aandoenlijke depressieveling die rijkelijk kan putten, zo leert IMDB, uit eigen ervaring. (Voor degenen die niet per se HD-kwaliteit hoeven, de hele film staat op youtube. Ook het speelfilmdebuut van deze anime-regisseur is de moeite waard: Love and pop, geheel geschoten met een mobieltje.)
15. Caché (Michael Haneke, 2005). Als er iemand een enorme groei heeft doorgemaakt in het laatste decennium, dan is het Haneke. Zijn Franse ‘drieluik’ (La pianiste, Code inconnu en Caché) is er eentje waar Kieslowski nog een puntje aan kan zuigen. Met zijn kleurenfilms. Daar waar Haneke in de jaren negentig ging voor de shock, ging hij in de jaren nul voor de verdieping. Funny games maakt een punt, Caché stelt alleen maar vragen. En daar waar hij in de jaren negentig door zijn gehamer te boek stond als één van 's werelds vooraanstaande misantropen, zijn Code inconnu en Caché confronterend maar open. Ze laten een grimmige werkelijkheid zien waarin mensen zich unheimisch voelen en zelfs bedreigd. Het is evident dat de multiculturele samenleving daaraan bijdraagt, maar je kunt Code inconnu en Caché (de eerste beschouw ik als een voorstudie van de laatste) lezen als films waarin deze factor eerder wordt teruggebracht tot de de juiste proporties dan uitvergroot. Het zijn complexe en genuanceerde films die desalniettemin hard aankomen en daardoor vaak te hard worden geïnterpreteerd. Maar goed, Haneke maakt het ons ook niet gemakkelijk. De meest hoopvolle scene in Caché is goed beschouwd het laatste shot. En wat daarin te zien is werd voor velen pas bij de tweede of derde keer duidelijk.
14. Oh! So-jung (a.k.a. Virgin stripped bare by her bachelors; Sang-soo Hong, 2000). Je zou Sang-soo kunnen omschrijven als Weerasethakul-light. Ook Sang-soo begint halverwege zijn film opnieuw, met subtiele wijzigingen, net als in de nummer 18 van mijn lijst. Daar waar Weerasethakul filosofische verdieping probeert te bewerkstelligen, hanteert Sang-soo dit stijlmiddel om de onbetrouwbaarheid van de vertellers te illustreren. In feite is Oh! So-jung een lichtvoetige relatie-film waarin twee honden vechten om één been. Hoewel vorm en inhoud dus een keurig huwelijk sluiten, doet het zo opschrijven van het procédé geen enkel recht aan de kijkervaring. Toen ik voor het eerst een film van Sang-soo Hong zag (en dat was deze), was de beleving niet minder dan sensationeel. Het gaat misschien wat ver om een vergelijking te trekken met Michelangelo's L'avventura, maar het gevoel van "Wat overkomt me nu?" doet er zeker aan denken. (Voor wie geen moeite heeft met Koreaans, de hele film staat op youtube.)
13. Mutual appreciation (Andrew Bujalski, 2005). En dit is nog steeds mijn favoriete mumblecore film. Jonge muzikant komt naar de grote stad op zoek naar een drummer. Een goede bandnaam heeft hij al: The Bumble Bees. Met zijn ietwat onnozele hoofd zit hij voordat hij het weet midden tussen zijn vriend en diens vriendin. De muziekscenes (eerste repetitie, eerste gig…) zijn heeeeel herkenbaar. De liefdesperikelen en schoorvoetende avances zijn ook heeeel herkenbaar. Mutual appreciation is zo natuurlijk geschreven en geacteerd dat je nauwelijks nog van een scenario en acteren kunt spreken en dat levert een handvol gloedvolle, eerlijke scenes op. Cassavetes had het kunnen waarderen.
12. 4 luni, 3 saptamâni si 2 zile (a.k.a. 4 months, 3 weeks, 2 days; Christian Mungiu, 2008). Ik las laatst een interessante recensie van dit abortusdrama door Michael Sicinski, die zo vergaand kritisch was dat ik er enorm van in de lach schoot. Het plot is te ongeloofwaardig voor woorden, is zijn mening, en een film waarin mensen zo desperaat worden voorgesteld dat ze alles doen verwordt al gauw tot "very lazy art". Mungiu is "not much of a thinker", zo concludeert Sicinski, maar wel een uiterst getalenteerde regisseur, en de film werkt eigenlijk nog het best als actiefilm. Wie minder moeite heeft te accepteren dat mensen zo desperaat kunnen zijn dat ze bereid zijn door een abortushel te willen gaan in Ceausescu's Roemenië krijgen dus het beste van twee totaal verschillende werelden: een intens spannende Dardenniaanse actiefilm.
11. My Winnipeg (Guy Madden, 2007). Ik moet toegeven nog maar weinig van Guy Maddin te hebben gezien. Een tijdje geleden zag ik Cowards bend the knee uit 2003, die dezelfde semi-autobiografische inhoud giet in de vorm van een korrelige, stille film. Omdat ik My Winnipeg zoveel beter vond, gok ik even dat dit gewoon zijn beste is. Ik werd weggeblazen door deze kleine ode aan Maddins geboortestad, die in 80 minuten zoveel vindingrijkheid voorbij laat razen dat je daarna moe maar voldaan je bed induikt met het voornemen de hele wereld ervan op de hoogte te stellen.
Klik hier voor Deel 3.
olaf koeneman