NNM is een serie waarin we nieuwe muziek van Nederlandse artiesten bespreken.
Oliver Oat – Juniper Resin (cd, Audio Flamingo/ Eigen Beheer)
Er komen de laatste paar jaren ontzettend veel leuke en goede bands uit Utrecht en Rotterdam, dat zelfs de Belgen er jaloers van zouden worden. Ik zal die niet allemaal opsommen hier, want ze komen vaak genoeg voorbij in mijn recensies. In 2007 komt er met Oliver Oat in elk geval weer één uit Rotterdam bij, die echter ook verbonden is met diverse Utrechtse groepen. Dit is het soloproject van Joost de Jong, die op zang en keyboards ook acte de présence geeft in groepen als Herrek, Lost Bear en Bonne Aparte. Hij presenteert in dat jaar zijn eerste ep New Romantics uit dat in 2011 een vervolg krijgt met de ep On The Isle Of Eye, die ik beide helaas nooit heb gehoord.
Dat “helaas” heeft alles te maken met zijn debuut Juniper Resin dat zojuist in eigen beheer is verschenen. Het hiaat heeft overigens alles te maken met de geboorte van zijn zoon, het touren met verschillende bands en tevens om van de gefabriceerde 12 tracks een coherent geheel te smeden. Vermoedelijk ook met de zelfmoord van zijn vader in 2014, waarop hij teruggrijpt in de opener “Murderer”, dat op emotievolle wijze begint met ” Loneliness is like a father I can talk to…”. Het is zo’n openingszin die je meteen grijpt. De Jong weet dat het hele album vast te houden. Muzikaal gezien waaiert het smaakvol uiteen van synthpop en progrock tot dark pop, chansons en avant-garde.
Name dropping zone:
Ik heb door de muziek het vermoeden dat Simple Minds, Tears For Fears, Peter Hammill, The Doors, Joe Jackson en Depeche Mode vroeger op het menu hebben gestaan, al noemt hij zelf eveneens Jean-Michel Jarre, Serge Gainsbourg, Vincent Gallo en Gary Numan op. Daarbij roept hij mede associaties op met de singer-songwritermuziek van Brett Anderson, de zwaar aangezette experimentele indierock van John Grant, de met folk geïnjecteerde indierock van Get Well Soon, de avant-garde van The Legendary Pink Dots en in “Tetragrammaton” ook het broeierige van Tricky en Calla. Oké, genoeg namen!
Het gaat me er meer om dat het aanbod hier gevarieerd is en toch allemaal één geheel vormt, als een fraai genaaide patchworkdeken waar de tijd en mode geen grip op lijken te hebben. Hij wisselt in alles af, de muziekstijlen maar ook zijn zang, die gaat van zwaar, gedragen en soms bijna gothic tot frivool en hoog. Al deze variatie zorgt dat je gedurende het album geboeid blijft. Toch is dat niet het enige dat dit album zo geweldig en meeslepend maakt. Het zijn misschien wel juist de oprechte emoties erachter, dikwijls over ongelukkige en claustrofobische relaties in de liefde en geloof maar ook met zijn vader, die het allemaal zo’n lading geven dat het diepe snaren weet te raken. Eigenlijk is dit ook de rode draad geworden op het album, wat het tot een intens en emotioneel geladen geheel maakt. Hij krijgt daarbij hulp van producer, drummer en bassist Floyd Atema (Herrek, Bear Valour, Ilsha, Lost Bear). Live mag hij eveneens rekenen op toetsenist Stefan Breuer (The World Of Dust, I Am Oak, Howart, Sven Agaath), gitarist Lukas Dikker (Luik, Bonne Aparte), bassist Arno Breuer (Lost Bear, Sven Agaath, Microplaza) en Kasper Koudenburg op synthesizers en samples. De absolute climax volgt in de titelsong, die in ruim 10 minuten zoveel muzikale facetten en emoties de revue laat passeren. Het is tevens het hardste nummer op het album, dat verder van een sepia kleurige zachtheid en melancholie is. Oliver Oat levert een overdonderend en volslagen uniek debuut af, dat het ook ver buiten onze landgrenzen goed zou kunnen doen.