NNM is een serie waarin we nieuwe muziek van Nederlandse artiesten bespreken.
I saw Les Monte – Foxfires At The Changing Tree (cd, I saw Les Monte)
Het is soms best lastig om op originele wijze te schrijven over een band dan wel artiest waar al heel veel van uit is gekomen. Gelukkig weten ze dikwijls zelfs steeds iets anders aan de dag te leggen, waardoor die horde eenvoudiger genomen kan worden. Het Amsterdamse I saw Les Monte weet zelfs binnen een trilogie, waarvan de afzonderlijke delen binnen twee jaar zijn verschenen, de nodige verschillen aan te brengen. Toch dragen ze allen hun kenmerkende stempel en vormen derhalve een geheel. Een sterk wapenfeit of noem het de rode draad van het drietal Jan Luitjes Ben Westervoorde en Rick Haring is namelijk dat ze hun muziek altijd in een mysterieuze, licht bevreemdende, melancholische en filmische setting weten te plaatsen, waarbij de ingetogen biologerende zang je door de verschillende muzikale landschappen weet te gidsen. Het drieluik, dat zich naar eigen zeggen beweegt tussen het raadsel van donkere materie en de angstaanjagende schoonheid van een bosrand, is in 2021 gestart met Machine & Man en krijgt in 2022 een bijpassend vervolg met A Dawn Chorus. Ze behoren beide tot het beste wat ze tot dan hebben uitgebracht.
Nu is het sluitstuk Foxfires At The Changing Tree een heugelijk feit. Ze serveren 8 tracks van samen ruim 28 minuten. Het zou meer een synthese zijn van de eerste twee albums (these-antithese). Dat is niet in alleen in de muziek maar ook qua thematiek het geval. Zo verkennen ze eerst nog de relatie tussen mens, machine, ruimte en natuur, om vervolgens de focus meer naar de natuur te verschuiven. Bij deze “synthese” speelt natuur, mens en ruimte ook weer een rol, maar zorgt wellicht het machinale deel ook dat er plaats is gemaakt voor sci-fi, legendes en spirituele dimensies. Neem nu alleen de titel al, die overigens ook terug te zien is op coverafbeelding, gemaakt door Utagawa Hiroshige (1797-1850). In het Shintoïsme zijn vossen boodschappers van de goden en beschermers van heiligdommen gewijd aan Inari, de god van het graan. De Ōji-schrijn, in wat nu het noordelijke deel van Tokio is, is een van de belangrijkste Inari-heiligdommen in Japan. Volgens de legende reizen vossen uit heel Oost-Japan daarheen om op oudejaarsavond hun respect te betuigen aan Inari, hetgeen met de vuren aangeduid wordt. Witte vossen worden verondersteld bijzonder oud en krachtig te zijn. Rijstboeren zouden door het tellen van de vuren bijvoorbeeld zo hun oogt kunnen voorspellen. Maar ook in de songtitel “Aokigahara” zit een Japanse link, want die verwijst naar het zogeheten zelfmoordbos aan de voet van Fuji berg. Het sci-fi deel zie je duidelijk terug in “The Return Of Roy Batty”, een door Rutger Hauer gespeelde rebelse androïde uit de film Blade Runner. De natuur sijpelt overal wel ergens doorheen. Met dit alles is het niet verwonderlijk dat de muzikale omlijsting nóg mysterieuzer en bevreemdender maar ook spannender is geworden. Deze loopt uiteen in wisselende collages van wave, avant-garde en experimentele muziek tot post-rock, ambient, artpop, droompop en psychedelische rock. Het gaat van meditatieve momenten en bezinnende wandelingen door de natuur, die soms tot boven de sneeuwgrens vol mistige beelden lijken te gaan, naar geestverruimende en meer onaardse trips door onontgonnen gebied. Tel daar nog de bovengeschetste rode draad met die sterke zang bij op en je hebt het beeld compleet; althans ongeveer. Ik kan namen als The Triffids, Hood, Talk Talk, Tarwater, Wire, Tangerine Dream, Sylvian Chauveau, Tuxedomoon of Robin Guthrie geven in een David Lynch-productie, maar of dat enige houvast biedt? Daarvoor is hun sound te eigengereid. Het is alsof je een tijdscapsule opent, waaruit je allemaal prachtige schatten uit het verleden vindt plus voorspellingen over de toekomst. En je blijft maar uitpakken en je verwonderen. Je raadt het al: dit is gewoon weer hun beste tot nu toe! Grootse afsluiting van deze prachtige trilogie.
Om de trilogie in een compleet overzicht te plaatsen en enige luister bij te zetten plaats ik hier ook de vorige recensies (eerst die van deel twee en dan die van de eerste). De drie cd’s zijn los verkrijgbaar, maar is in een gelimiteerde oplage van 50 ook in onderstaande prachtige box te verkrijgen (zie afbeelding), waarbij haastige spoed echt wel weer eens goed is.
I saw Les Monte – A Dawn Chorus (cd, I saw Les Monte)
Ik heb altijd al een zwak gehad voor bands/projecten die het moeten hebben van sfeer en goede ideeën in plaats van goed verkoopbare geluiden. Het één sluit het ander niet per se uit, maar wel vaak. Een groep waar de eigenzinnigheid en liefde voor muziek vanaf spat is het Amsterdamse I saw Les Monte, dat ergens rond 2004 is opgetuigd. In eerste instantie als duo, maar inmiddels opererend als drietal met Jan Luitjes Ben Westervoorde en Rick Haring, waarbij de eerste twee genoemden ook bij Goldzounds spelen. Ze brengen alles in eigen beheer uit, hetgeen prijzenswaardig is. Met I saw Les Monte hebben ze in het eerste decennium van deze eeuw al 3 releases het licht laten zien, waarop ze mysterieuze, filmische muziek laten horen, die ergens tussen avant-garde, folk en elektronische muziek finisht. Vorig jaar zijn ze eindelijk terug met Machine & Men, dat het eerste deel van een trilogie vormt. Hun bekende mix dikken ze daar aan met psychedelische en spacy sounds, maar weven daar ook samples, akoestische gitaar, innemende zang en flarden van wave, krautrock, avant-garde en pop doorheen. Ik noem het hun allerbeste tot dan toe.
Nu is deel twee van het drieluik er, getiteld A Dawn Chorus. Hierop serveren ze in ruim 22 minuten 8 nieuwe tracks. Deze liggen deels in het verlengde van Machine & Men, maar zijn vooral een ode aan de natuur geworden. Dat begint met het moeras en gaat via wuivend gras en de degenkrab naar de roodborst. Ze zijn met het geluid iets meer de post-rock kant opgeschoven, maar dan wel die meer sfeervolle van groepen als Hood en Piano Magic, met dat fijn emotionele van Dress. Ondanks dat ze veel geluiden inzetten is de aanpak in basis sober en experimenteel, wat me aan een mix van Disco Inferno, Tarwater en Talk Talk doet denken. En om het nog duidelijker te maken zit er in de openingstrack “Quaqmire” Ennio Morricone-achtige elementen en doen ze qua zang ook wel aan The Triffids en Roger Waters denken. Maar dan klinkt het vast compleet anders. Dit is iets dat je gewoon zelf moet horen en ervaren. Hoe dan ook leveren ze hier een heerlijk afwisselend, melancholisch, bezinnend en af en toe ook licht bevreemdend geheel af, waarbij de ene track nog mooier is dan de andere. Een knap geconstrueerde microkosmos, waar je net als de natuur je aan kunt laven. Alweer hun beste tot nu toe.
I saw Les Monte – Machine & Men (cd, I saw Les Monte)
Ik vind het soms fascinerend om te zien hoe major labels er soms van alles aan doen om hun artiesten groter te maken en overal te pluggen. Er zijn natuurlijk zat “grote” bands en artiesten, die over genoeg artistieke ideeën beschikken, maar sommigen worden door de commercie er bepaald niet beter op. Of interessanter. Voor mij dan, laat ik er dat voor de zekerheid maar bij zeggen. Nee doe mij dan maar van die kleine labels of doe-het-zelf-projecten, waarbij de muzikale passie bovendrijft en niks anders. Hoewel enige ambitie mag natuurlijk best. En kan je bij een groot label tekenen, mijn zege heb je. Zeker als je jezelf blijft. Over jezelf blijven gesproken, een gezelschap dat dit zeker hoog in het vaandel heeft is het Amsterdamse combo I saw Les Monte. Ooit rond 2004 gestart als duo, maar sinds 2014 opererend als trio bestaande uit Jan Luitjes Ben Westervoorde en Rick Haring. De eerste twee genoemden zijn ook terug te vinden in Goldzounds, dat eveneens in eigen beheer heel fraaie muziek uitbrengt, maar meer rock en pop georiënteerd zijn. I saw Les Monte is wat dat betreft andere koek. Daarmee maken ze namelijk mysterieuze, filmische muziek die ergens tussen avant-garde, folk en elektronische muziek uitkomt.
Na de mini The Locker (2004), het album Boat Of Sinking Water (2004) en de mini 12-Pointer (2009) zijn ze nu eindelijk terug met Machine & Man, dat met 7 nummers van samen een kleine 28 minuten ook als mini de boeken ingaat. Het maakt deel uit van een trilogie en beweegt zich naar eigen zeggen tussen het raadsel van donkere materie en de angstaanjagende schoonheid van een bosrand. Ze verkennen hier, zo lijkt het, de relatie tussen mens, natuur, ruimte en machine. Dat dit materie is die niet in beton gebeiteld is, maar soms ook aardig zweverig kan zijn weten ze goed te ondervangen met de spacy en psychedelische elektronica in hun muziek, waar een heerlijk hypnotiserende werking vanuit gaat. Dat vullen ze aan met samples, akoestische gitaar, innemende zang en flarden van wave, krautrock, avant-garde en ook pop. Het laveert van experimenteel naar meer gestructureerd, maar blijft altijd goed doorwaadbaar. Hoewel referenties noemen eigenlijk zinloos is moet je het ergens zoeken tussen Disco Inferno, Talk Talk, Spoonfed Hybrid, Tarwater, Can, Pink Floyd en met name door de prachtige zang ook aan The Triffids. Prettig bevreemdende en bezinnende muziek verweven met biologerende, diepgravende schoonheid. Mens en machine komen hier op schitterende wijze samen. Hun beste tot nu toe!