Nickelback – Here and Now (2011)

Nickelback_Here_and_Now
Americans and Europeans think of Canadians as better behaved and slightly more sophisticated versions of Americans, but it is far more complicated than that.

David Cronenberg


‘This Means War’, openingsnummer van Here and Now, is duidelijk bedoeld als statement. Gejaagde metalriffs doen je als een schaatscoach gebaren van “Ga door! Ga door!” maar meteen bij aanvang van het couplet zakt de soufflé in zoals we eerder op The Long Road hoorde. Alleen dit keer wordt de belofte van de riffs wel ingelost met een opgefokt refrein. Op (2:13) is de stop/start weer terug voor een fijne riffmaalstroom waarna het refrein nog een keer wordt uitgebruld. Nickelback keert terug naar de basis? Dat valt uiteindelijk mee maar het is duidelijk dat Dark Horse niet voor herhaling vatbaar was, klaarblijkelijk werd de invloed van Lange als te dominant ervaren. De video van ‘This Means War’ geeft een extra betekenislaag: de band is in zwart gekleed, Chad speelt op bijpassende Gibson Explorer en die verwijst natuurlijk naar James Hetfield (in iconische synthese verbonden met de vooral witte variant van de gitaar). En: een rockster knipt nooit zomaar zijn haar af. Kort haar staat voor wedergeboorte, fundamenten, ernst.

Het is een laatste detail in de uiterlijke transformatie van Chad Kroeger die een volstrekt ander persoon lijkt. De Michael Boltonachtige poedelmat werd steeds korter, stijler en blonder en uiteindelijk tot zijn logische conclusie gebracht. Het enige wat overblijft, op een gezicht dat opvallend scherper lijkt dan voorheen, is een beschaafd grungesikje. Lange tijd heb ik gedacht dat Chad een bepaalde lelijkheid bezat die antipathie oproept en de haat voor de muziek (iets wat eenvoudig terzijde wordt geschoven wanneer je de schoolpleinfase verlaat) versterkt. Als je er een positieve draai aan wil geven zag Chad er lange tijd uit als een soort verregende Jezus van Dürer wanneer Maria Magdelena hem niet binnen wil laten. Lelijkheid beledigt ons. We slaan niet meer op middeleeuwse wijze met stokken op kreupelen maar de minachting is er niet minder om. Terwijl er genoeg lelijke zangers zijn, dus wat is het verschil? Heeft iemand het nog over de lelijkheid van Tom Waits? Wellicht is deze zo excessief dat we gaan spreken over karakter, ofwel een interessante lelijkheid. Chad lijken we kwalijk te nemen dat hij geen karakter heeft. Of is het, zoals begon te dagen na zwerftochten langs fora en honderden pagina’s YouTube comments, een kwestie van smaak en klasse?

Laten we eerst verder gaan met Here and Know. De omschrijving van ‘This Means War’ suggereert een soort carrièresabotage in de stijl van In Utero maar dat is geenszins het geval (bij Nirvana was het trouwens ook bluf). Het Nickelback model staat fier overeind. Thematisch worden de vaste onderwerpen behandeld: zuipen (‘Bottoms up’), lekker wijven (‘Midnight Queen’ en ‘Everything I Wanna Do’) en romantiek. Allemaal in herkenbare Amerikaanse stijl zoals in ‘Don’t Ever Let It End’:

Well, I've got two tickets to the game
It'd be great if I could take you to it this Sunday
And I'll walk you home when the whole thing's done
If you're there, I don't even care which team won

Muzikaal zijn excessieve studiofoefjes misschien verdwenen, het betekent niet dat we te maken hebben met Garage Days Re-Revisted. Het geluid is wat kaler maar verder alles wat je van een commerciële rockband mag verwachten. En Chad is ook niet moedwillig zijn popgevoel kwijtgeraakt. ‘Lullaby’ is een ambachtelijke powerballad, de beste die de band tot nu heeft gemaakt. Een eenzame piano dreigt even in Bronski Beats ‘Smalltown Boy’ te manoeuvreren waarna zich efficiënt een lied ontvouwt over existentiële onzekerheid en de helende kracht van muziek. Het is allemaal tot in de puntjes uitgedacht: het refrein als een muur van geluid inzetten, de tweede stem (3:11) die losgaat en bonuspunten voor de metareferentie “And turn this up on the radio”.

‘When We Stand Together’, de single die aan het album voorafging, is weer een van die Kroegeriaanse oefeningen in het maken van een schedelklever deluxe. Aan de titel alleen al kan je aflezen: dit wordt een meezinger. Het klinkt ook als geen ander nummer in het Nickelback oeuvre. De can’t get you out of my head factor wordt hier verzorgd door een dreinend ritme in combinatie met een sequentie van yeahs. Met de “…and the drumbeat carries on” regel en vagelijk militaristisch ritme is het niet ondenkbaar dat het lied per ongeluk in verkeerde handen had kunnen vallen, een begrafenishit voor wie overzees in absurde oorlogen is gesneuveld. Maar er is een reden waarom ‘When We Stand Together’ een grotere hit buiten de Verenigde Staten werd want de tekst is puur “waarom kunnen we er geen betere wereld van maken?” De meest uitgesproken uiting van Nickelbacks neohippiedom dat soms aan de oppervlakte verschijnt (zie ook de voorkeur die Chad lange tijd had voor spijkerbroeken met wijde pijpen, soms met bijpassend wietbladshirt.)

‘When We Stand Together’ is de synthese van een populisme dat kenmerkend is voor Nickelback. Muzikaal catchy, gemaakt voor de radio en inhoudelijk met een boodschap waar eigenlijk niemand, behalve de grootste Tea Party mafketel, zich aan kan storen. In die zin speelt Nickelback braaf zijn rol. De wijze les van Queen was dat arenarock eigenlijk de enige veilige context voor populisme is. Een vriendelijk fascisme dat zijn hoogtepunt bereikte tijdens ‘Radio Ga-Ga’ op Live Aid en waarvan, een mogelijke flirt van Bowie op Victoria Station, nooit een kwaadaardige variant is uitgespeeld zoals Pink Floyd zich voorstelde op kant 4 van de The Wall. Rock laat zich niet als propaganda uitbuiten, ergens nog altijd, hoe schraal een restant van decadentie, bohemien…kunstenaars.

Toch is er een impliciete politieke boodschap van Nickelback waar de band zelf vrijwel geen controle over kan uitoefenen. Dit vloeit onder andere voort uit het vermoeden dat de band van een bepaalde elite geen kans krijgt. Nickelback valt buiten het discours van de hedendaagse popjournalistiek en tegelijkertijd wordt ook op de band neergekeken door authenticiteitsnobs (en niet alleen die uit de metalhoek.) Het is voor een begrip van Nickelback essentieel in te zien dat het een radioband is. Wie luistert er naar de radio, de echte radio, niet podcasts? Hier komen we op glad ijs terecht. Nickelback roept namelijk het idee op van de silent majority, wat altijd een gluiperig concept is geweest en misschien lastig is te vertalen naar popmuziek waar je nooit een echte meerderheid bent. De geniale spierballentaal van 50,000,000 Elvis Fans Can't Be Wrong zegt eigenlijk helemaal niets, behalve misschien dat 50,000,000 juist wel fout kunnen zitten. Maar het gaat om wat er achter de silent majority ligt, namelijk een beeld van een bepaald Amerika. Een Amerika dat we zelden op televisie zien. Weggestopt, vaal, de verbleekte restanten van de jaren ’50 of ’70, waarvan soms hints zijn te ontwaren in de boeken van Stephen King en aan de periferie van de cinema, Gummo, The Brown Bunny, Blue Velvet overdag, alles waar Charles Kaufman zich mee associeert en vanzelfsprekend Hesher. Een wereld zonder mobiliteit, in zich zelf gekeerd, trots op eenvoud.

Nickelback past in deze wereld. Nickelback spiegelt deze wereld. De band doet wat het moet doen, rocken, en heeft geen verborgen agenda of pretenties van complexiteit, muzikaal of op het terrein van betekenis. In die zin is Nickelback een gevangene van het eigen model en succes. Cruciaal is in dit alles een gebrek aan ironie. De band zelf moet straight blijven spelen, dat is wat ze kenmerkt, iets anders breekt de charme, als betovering, van wat inmiddels ook gewoon theater is. Het kunnen inzetten van ironie is altijd gebonden aan klasse en weten om te gaan met een overdaad aan culturele kennis. Alleen doen hipsters, om ze maar even zo te noemen, het tegenwoordig niet veel beter. Sonic Youth in hun Ciccone Youth tijd, koningen van de underground dus met genoeg cred om liefdevolle ironie en “foute” keuzes te kunnen etaleren, hadden feilloos de investering in een Nickelback T-shirt en/of cover aangevoeld. En wij hadden dat gebaar begrepen. Maar zelfs hipsters zijn tegenwoordig conservatief, volgers die geen fout durven te maken of over hun schaduw willen springen. Als authenticiteit tegenwoordig zo belangrijk is dan is er in zekere zin nog maar een uitweg, namelijk dat Nickelback opeens met Rick Rubin als producer op de proppen komt, de figuur die vreemd genoeg beide sensibiliteiten weet samen te voegen en instant geloofwaardigheid schenkt. Dat ligt nog in de toekomst, Rubin kiest ook zijn moment heel nauwkeurig. Nickelback zal eerst moeten verstoffen.

Tot dan zal Nickelback hoogstwaarschijnlijk album na album uitbrengen met steeds een kleine variatie, een lichte fine tuning van het geluid. Daarmee voldoet de band aan een structurele noodzaak van een entertainmentsysteem dat langzaam maar onafwendbaar uit elkaar valt. Als Nickelback niet zou bestaan dan zou een ander precies die plek innemen die verschillende bands niet wilden bezetten (Nirvana, Pearl Jam) maar die ook moeilijk is vast te houden (zie Kiss, Van Halen, ZZ Top, Def Leppard, Guns ’n Roses misschien zelfs Metallica). Kortom, het vergt een bepaalde kracht, een bepaald cynisme wellicht, om deze plek zo lang vol te houden. Ten tweede: er is ook geen uitdager geweest. Er is waarschijnlijk geen band in de rockgeschiedenis die het zo makkelijk heeft gehad als Nickelback, die zo weinig last heeft van serieuze concurrentie. Nickelback wordt zo tot het eindstation van rock. Een band zonder navolgers ook, omdat het zelf al een destillaat is. Er is geen verdere reductie meer mogelijk. Dit is de laatste rockband op de radio.

(Omar Muñoz Cremers)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.