[cd, Alter Sonic]
De Fransman Rémi Saboul is al twintig jaar actief als muzikant in diverse formaties. Dat begint met de geweldige grunge/noiseband Drive Blind en later in het garagerockcombo Rose’n’Roll, de electrorockgroep Rinôçérôsis en het folkrockgezelschap Sabo. Daarnaast geeft hij acte de présence in diverse jazzensembles en maakt hij muziek en soundscapes voor onder meer theater. Een veelzijdig artiest kan je gerust stellen.
Tijd voor bezinning moet hij hebben gedacht, want hij keert terug met een soloproject waar hij tot rust keert een andere koers vaart. Dit doet hij onder de nom de plume My Tiger Side. Hoewel je met zo’n naam een wilde kant verwacht, zet hij zijn scherpe klauwen op bedachtzame wijze in om diverse gitaren, harmonium en organetta te beroeren. Met verscheidene versterkers en een waar leger aan effecten zet hij zijn composities neer. Het resultaat van zijn eerste worp heet simpelweg 1. Eén man alleen aan het werk om één met zichzelf te worden. De cd is opgedeeld in 3 delen.
Het eerste deel is getiteld Improvisations, wat niet veel te raden overlaat aan hoe deze stukken tot stand zijn gekomen. Op stemmige wijze brengt hij hier een mix van gitaarambient, drones en softnoise. Door de effecten en elektronische instrumenten gaat hij soms ook diep het universum in. Het is allemaal lekker droefgeestig en desolaat, maar zeker niet terneergeslagen. De muziek is vooral contemplatief. Schijnbaar komt hij al overpeinzend en improviserend tot rust, waarbij titels als “Commute”, “Drone” en “Feeling So Small Sometimes” genoeg zeggen. Maar ook de roerdomp (Botaurus Stellaris In Db Minor”) en humor (“Rest In Pieces”) zijn erin terug te vinden. Hoewel het nooit helemaal past, zou je kunnen denken aan een dwarsdoorsnede van Erik Satie, Mark Hollis, Rothko en Yellow6. Het is evenzo schoon als aangrijpend. En dan heb je er pas 5 nummers en 20 minuten op zitten.
Deel twee heet Mass In C Major en bevat zes stukken van bij elkaar bijna 18 minuten lang. Saboul heeft ze zo opgebouwd dat er een klassieke opbouw ontstaat, zonder dat de muziek klassiek is. De “Ouverture” opent nog met orgelklanken en gaat langzaam over in kabbelende, sfeervolle gitaargeluiden. Deze sluit dan ook wel aan bij het eerste deel van de schijf. In “Opus 1 – Kyrie" gooit hij lekker even zijn gitaar open en krijg je een soort variant op Glen Branca’s gitaarorkest. Even 1,5 minuut de zinnen verzetten. Daarna blijft hij op spannende wijze orgel en gitaar met elkaar combineren. In “Dies Irae” hoor je ineens op drone- en spookachtige wijze een stem door de muziek galmen, die Oosters aandoet. Hij roept hier wel associaties op met Narcophony, maar je hoort ook de eerder genoemde artiesten nog wel eens langskomen alsmede Pierre Henry, Bill Frisell, David Lynch en Fennesz. Eenzaamheid gegoten in genietbare, indringende en transcenderende pracht.
Als toetje krijg je nog Inédits, waarop vijf nummers van in totaal ruim 27 minuten. Stukken die Saboul niet bij de andere twee onder kan brengen, maar er prima bij passen. De breekbare muziek sluit het meest aan op het eerste deel, zij het met een wat rauwere ondertoon. Ik moet meermaals aan de desolate muziek van Roy Montgomery denken, al gebruikt My Tiger Side meer effecten en ambientgeluiden.
De cd is ook nog eens gemasterd door de geweldige artiest Philippe Petit. Een onconventioneel groots werk, waar superlatieven tekort schieten.
door Jan Willem Broek