Het begon met de lyrische recensie van Sven Schlijper op Kindamuzik. Grote woorden; doet Sven wel vaker, maar toch. Daarna de opmerking van Tjeerd van Erve op Twitter dat hij ook plat ging. En als klap op de vuurpijl mijn subsbroeder Jan Willem met een regelrechte liefdesbetuiging op zijn eigen Caleidoscoop. En Tjeerd die nog een duit in zakje doet op De Jaap. Allemaal over For My Parents van Mono.
Ik hoor het niet. Nee, dat zeg ik fout. Ik hoor het wel. Ik hoor de fascinatie, de betovering. De grootsheid. De dramatiek. De welhaast sublieme mix tussen postrock en neoklassiek. Twee genres die me na aan het hart gaan. Dus Mono zou ook perfect moeten zijn voor mij. Bijna zekere plek top 3 jaarlijst 2012. Maar niks. For My Parents is edelkitsch van de ergste soort.
En dan ga ik nu opsommen waarom.
For My Parents is één groot cliché. Neem de postrockregels: lang uitgesponnen -> check! Meanderende zacht-hard-zacht-harder dynamiek -> check! Mineurakkoorden -> check! Melancholie en droefheid -> check! Allemaal aanwezig. Allemaal prominent. Allemaal uit het boekje.
Het gebrek aan originaliteit, aan oorspronkelijkheid is ziekelijk. Geen enkele melodie klinkt nieuw, elke noot is thuis te brengen op een Godspeed etc. of een Explosions In The Sky album, of een andere soortgenoot. Nu blonk Mono nooit uit in het verzinnen van nieuwe dingen, maar hier gaat het allemaal wel heel ver. Natuurlijk clichés zijn clichés omdat ze werken; beproefde recepten, never change a winning team. Maar gebruik ze teveel en ze slaan dood als Schültenbrau in een vettig glas.
Dan kunnen ze het wel op proberen te kalefateren met een bombardement aan strijkersbombast, maar het enige effect van het orkest is een albumlangdurend "overdaad schaadt" gevoel. Het muzikale equivalent van een Hollywood tearjerker, de Titanic van de muziek. De crescendo’s kun je van mijlenver aan zien komen – net als die verdomde ijsbergen, maar waar die dingen onder water voor nog veel meer gevaar zorgen, blijft Mono aan de oppervlakte steken; bordkarton waar je zo doorheen prikt.
Net als bij de Hollywood blockbuster trap je er weleens in, blijf je kijken, weet je dat recht op de tranen en de emotie wordt gericht, en soms laat je jezelf willens en wetens door goedkoop effectbejag bij de neus nemen. Is ook helemaal niet erg, zelf zie ik meer van zulk soort films dan de moeilijkere arthouse films van mijn subscollegae. Maar een blijvende indruk laten ze vrijwel nooit achter, of het moet die kleffe smaak in je mond zijn na alweer een achterlijk onwaarschijnlijke afloop in een Roland Emmerich film.
Uiteindelijk kom je er niet omheen dat het allemaal knap gemaakt is, perfect verzorgd en alles, maar Mono komt compositorisch niet verder dan een goedkoop dramafilmscenario van één kantje. Dat dan nog wel wordt opgerekt tot albumlengte, maar het verhaal blijft nagenoeg elk liedje identiek en extreem voorspelbaar. Dan kun je nog zo’n prachtige beelden schetsen, het geheel groots verpakken, als de uitkomst eigenlijk niet meer is dan een sentimentele draak is er uiteindelijk geen redden meer aan.
(Bas Ickenroth)