[cd, Monika Enterprise/Konkurrent]
De Duitse kunstenares, muzikante en multi-instrumentaliste Michaela Melián (1956) start begin jaren 80 als bassiste in de geweldige avant-gardistische new wave groep Freiwillige Selbstkontrolle, van 1989 afgekort tot F.S.K., samen met haar huidige man Thomas Meinecke. Van die groep verschijnen overigens nog steeds wel albums. Sinds 2010 is ze ook professor Tijdgerelateerde Media aan de Hogeschool voor Beeldende Kunst in Hamburg. En of dat allemaal niet veelzijdig genoeg is, start ze ook een solocarrière onder haar eigen naam. Haar eerste werkBaden-Baden in de, wat later zal blijken, zogenaamde “geografische serie” verschijnt in 2004. Ze brengt een fijne mix van downtempo elektronica en techno aangevuld met klassieke elementen. Dit vult ze zelf in met altviool, Spaanse gitaar, bas, orgel, accordeon, melodica en op spaarzame wijze ook zang. Producer Carlo Oesterheld (aka Carlo Fashion en later F.S.K.-lid) zorgt daarbij voor de uitstekende eindafwerking. De cd sluit af met een fraaie cover van “A Song For Europe” van Roxy Music. Daarna stort ze zich weer op bandwerk, multimedia projecten en hoorspelen, waarvan Föhrenwald in 2006 het licht ziet op cd; deze heb ik nooit gehoord, dus daar kan ik niets over zeggen. In 2007 verschijnt Los Angeles, de tweede in de “geografische serie”. Deze is een stuk ingetogener dan het debuut. Wederom werkt ze nauw samen met Oesterhelt, die alle muziek met haar meeschrijft. Het verklaart de meer klassieke inslag goed, al zijn de downtempo elektronica niet uit beeld. Naast de eerder genoemde batterij aan instrumenten komen daar nu van haar kant ukelele en van Oesterhelt’s zijde elektronica en programmering bij. Een prachtig, meeslepend en licht melancholisch album, dat nu met “Manifesto” van Roxy Music afsluit, waar ze qua sound overigens ver vandaan zit. Hoewel deze bijzondere duizendpoot druk bezig blijft met van alles en nog wat, is het lang wachten op een vervolg.
Dit album Monaco, de derde in haar “geografische serie”, is nu toch een feit. Voor de muziek mag je locatie laten varen, want ze brengt hier haar meest ingetogen en droefgeestige werk tot nu toe. Daar herken ik niet bepaald het belastingvriendelijke Prinsdom in terug of het moet er een afkeer van zijn. Hoe dan ook heeft ze haar bovenstaande instrumentarium uitgebreid met banjo, citer, glazen, klokkenspel, kalimba en synthesizer. De productie is nu in gezamenlijke handen van Melián en Oesterhelt, maar de muziek komt nu volledig van Melián zelf. Halverwege brengt ze een prachtige cover van “Scary Monsters” van David Bowie ten gehore, hoewel ze ook met hem weinig muzikale verwantschap heeft. Het nummer valt eigenlijk ook uit de toon naast al die melancholische, licht experimentele neoklassiek met elektronica vol filmische pracht. Maar net als bij een film, waarin plots een ander nummer klinkt, past dit toch ook weer helemaal en brengt je ook weer even terug naar de realiteit. Voor de rest weet Melián je namelijk totaal aan de grond te nagelen met haar onaards mooie muziek. Luister alleen al eens naar “Place Stalingrad” en “Promenadeplatz” en je bent betoverd. De adembenemende muziek is zo eigenzinnig dat ik namen als Greg Haines, Nils Frahm, Peter Broderick, Olan Mill, Marsen Jules, Bersarin Quartett kan aandragen, maar dat doet haar gewoon niet helemaal recht. Luisteren luidt het devies! Indringend, innovatief en majestueus werk.
door Jan Willem Broek