Zet je schrap! De tweede aflevering in de reeks brengt zonder omhaal de forse 'middenmoot', nummers 25 tot en met 11.
25. The Taste Of Tea (Katsuhito Ishii)
En weer een knotsgekke Japanse trip, wellicht ook een eerbetoon aan de manga, dit decennium toch wel definitief doorgebroken in Europa. (Al kwam Pokémon al in '99 opzetten) The Taste of Tea is onmisbaar voor iedereen die de sprookjeswerelden van Miyazaki eens in 't echt wil zien worden uitgebeeld. Dezelfde melancholie van regen, openbaar vervoer en natuurschoon met in het middelpunt natuurlijk een jong meisje in Wonderland.
24. Good Bye, Lenin! (Wolfgang Becker)
Het zal best een hype geweest zijn en nostalgie naar een dictatuur is inderdaad een beetje iebel, maar ik heb zelden zo hard gelachen als tijdens wilde/verliefde zoektochten door oude huizen naar half-vergane jampotjes en andere Ossi-troep. Voeg daarbij de perfecte soundtrack van Yann Tiersen en je hebt de Duitse versie van Amélie, evengoed een wat al te fout-nostalgische schuine streep kitschy romantische film. En eveneens geslaagd.
23. Memories Of Murder (Bong Joon-ho)
Dit is een hele hoop tegelijk. Een spannende politiethriller met goed geacteerde obsessies en een klein geschiedenislesje over het wat imagoloze Zuid-Korea. Inmiddels in rustig vaarwater, maar in de jaren '80 (waar het licht klaarblijkelijk werkelijk om de haverklap werd afgesloten) een duister oord. Een Aziatische Zodiac (wait for it!) vol prachtscènes. In de filmpers zijn elke drie films uit een land een new wave. Hoewel bij mijn weten nooit zo benoemd is het nul-decennium ook het tijdvak waarin Korea wakker werd, met bijvoorbeeld ook films als Oldboy en My Sassy Girl. Kim Ki-Duk hoeft niet langer alleen te staan.
22. Mister Lonely (Harmony Korine)
Ja, dat past dus goed bij dit jaar. Michael Jackson was al sneu, maar wat is er sneuer dan een Michael Jackson-imitator? Nou, een commune vól imitatie-artiesten! (Charlie Chaplin, Abraham Lincoln, The 3 Stooges, of was er daar nou maar een van?) Mister Lonely is een love or hate-film, met een zweem van de keizer zonder kleren. Niettemin zitten er een paar supermagische momenten in, met dank aan de altijd bijzondere Samantha Morton als Marilyn Monroe, Silver Mt. Zion op de soundtrack en Werner Herzog, die in feite een imitatie van (of parodie op) zichzelf speelt. Mister Lonely is Harmony Korine's warmste en liefste film, geloof niet dat de studio's er iets in zagen, maar hoop toch ook in het volgende decennium weer zijn verknipte gedachtesprongen te kunnen volgen.
21.Lost In Translation (Sofia Coppola)
Hier had bijvoorbeeld ook Donnie Darko kunnen staan. Of Vanilla Sky. Of Mystic River. Grote publieksfilms met sterren en een hart. De Nederlandse Wikipedia-pagina schaart Sofia Coppola in een rijtje met Kelly, Aronofsky en Anderson. Zeg maar de nieuwe auteurs, waarbij het opvallend is dat zowel Aronofsky als Kelly na vroeg succes op hun muil gingen. Aronofsky herstelde zich nog een beetje met The Wrestler, maar zo spectaculair was die film eigenlijk niet. Coppola heeft tot nu toe wel altijd kwaliteit geleverd. Lost in Translation is het cliché van de buitenstaander, die met niemand kan communiceren, verdwaald in het magische Tokyo vol bizarre arcadehallen en eindeloos rinkelende gokspelletjes. Was het eigenlijk al een cliché vóór Lost in Translation? Dit was natuurlijk ook de volwassen doorbraak van Scarlett Johansson, die naderhand een weinig gelukkige hand heeft van films kiezen. En voorlopig staan er in de nabije toekomst ook alleen maar wat superhelden-verfilmingen op stapel. Caught in a Hollywood-trap.
20. Nobody Knows (Hirokazu Koreeda)
Het recente Still Walking (net als Nobody Knows van Hirokazu Koreeda) kwam al bij Tenten langs, het wat schematische After Life (inmiddels ook een veelgeprezen opera) is een andere bekende, maar Nobody Knows is Koreeda's mooiste film. Net als in de hartverscheurende anime Grave of the Fireflies draait de film om in de steek gelaten kinderen, waarvan de nog piepjonge oudste na het vertrek van moeder de zorg op een paar kleintjes op zich neemt. Zo goed en zo kwaad als het gaat en het gaat vooral van dat tweede. Nobody Knows duurt en schrijnt eindeloos waardoor de film tegen het einde haast een hallucinerende kwaliteit krijgt.
19. Turtles Can Fly (Bahman Ghobadi)
Ik ben altijd voorstander van jonge verwonderde kinderen in serieuze films, zie deze lijst, al hoeven ze echt niet altijd zoals hier en in Nobody Knows het op een lijden te zetten hoor. Turtles Can Fly kent genoeg intrieste, soms zelfs wat te pathetische momenten. De film is echter vooral de moeite waard voor de hoofdrol van Satellite (Soran Ebrahim), wiens naam constant geroepen wordt; hij is dan ook overal vereist. Satellite rent met zijn troupe kinderen van hot naar her door het Koerdische vluchtelingenkamp, zonder dat hij nu echt iets lijkt te bereiken. Sterker nog, het wordt eigenlijk alleen maar erger en erger, of de Amerikanen nou komen of niet.
18. Mulholland Dr. (David Lynch)
Met Inland Empire deed Lynch hard zijn best het plezier in zijn oeuvre te verknallen. Ik zag ze vorig jaar allemaal en het is een wankel evenwicht van geniale momenten en een paar gruwelijke flops, waarbij ik het gevoel krijg dat hij ons allemaal voor de gek houdt. Hij deed het dit decennium qua features rustig aan en had het dus bij Mulholland Dr. moeten laten. Een pu
zzelfilm (als een computerspelletje eigenlijk) met precies genoeg hints om het interessant en 'volgbaar' te houden, zonder dat er uiteindelijk iets duidelijk wordt. Daarvoor zijn dan weer websites honderd theorieën spuien, die je achteraf met plezier kan lezen. (De film helemaal begrijpen is waarschijnlijk onmogelijk, en belangrijker, ik zou 't niet eens willen) De scènes in en rond het café, met de vertelde nachtmerrie behoren tot de spannendste (of beklemmendste) die ik ken.
17. Napoleon Dynamite (Jared Hess)
Guilty pleasure. Napoleon Dynamite, da's net Adje, zei iemand ooit terecht tegen me. (Maar wie van de twee was er eerder?) Toch is Napoleon Dynamite, naast een hele melige komedie, bijna stiekem, ook een zeer geslaagde high school film. Een onwaarschijnlijk moeilijk genre. (Insert hier in gedachten een kort eerbetoon aan de overleden high school 'meester' John Hughes) Mooi getroffen in Napoleon Dynamite zijn bijvoorbeeld de Queen Bee, gespeeld door een zusje van Hillary Duff en de losers (Napoleon's sidekick Pedro!) die broeden op een gloriemoment in de spotlights en eventueel/juist daardoor haar liefde. Misschien lukt het door class president te worden! En natuurlijk is er ook een verlegen/kunstzinnig muurbloem-meisje, waarmee diezelfde sukkelaars dan toch een band kunnen sluiten en zelfs kunnen schuifelen op de klanken van Time After Time. Natuurlijk zou de film niet zo hoog in de lijst staan, zonder al die merkwaardige gags, vol Mormonen-slang. (Ha, slang!) "What are you gonna do today Napoleon" "Whatever I feel like doing, GOSH!' Dat ie op datzelfde moment een 'action figure' met een touwtje achter de schoolbus aan laat stuiteren zegt eigenlijk nog meer over de quirkyness van deze film.
16. Elephant (Gus van Sant)
Nadat een nieuwe poging tot het succes van Good Wil Hunting met Finding Forrester mislukte richtte Gus van Sant de blik naar binnen. Dat leverde twee redelijke artsyfartsy films op (Gerry en Last Days) en een onverbiddelijke klassieker. De hysterische momenten als de school shooting na een eindeloos meditatieve aanloop dan "eindelijk" begint behoren tot de aangrijpendste van het filmdecennium. Donkerrode bloedplassen en sporen, zwaargewonde mensen die klaslokalen in een uit worden gesleept, wat een akelig contrast met het dagelijks gekabbel van daarvoor. Elephant is gelukkig geen pamflet, het is ook geen lijkenpikkerij, het is confronterende kunst, zonder grote K.
15. 12:08 East of Bucharest (Corneliu Porumboiu)
In het tweede decennium na Ceauşescu's executie zette Roemenië zichzelf op de filmkaart. Voor mijn gevoel uit het niets, zou er soms een hele goede filmschool in Boekarest staan? Zoals in het verleden Poolse regisseurs als Polanski en Wajda werden opgeleid in Łódź. Hoe dan ook, in de laatste jaren van dit decennium leek er in de Roemeense cinema niets fout te kunnen gaan. California Dreamin' was zelfs in onaffe staat heel bijzonder, het abortusdrama 4 Months, 3 Weeks and 2 Days was zeer succesvol en zelfs een iets minder filmpje als How I Celebrated The End of the World was nog zeer genietbaar. Mijn favoriet is echter de triestige komedie 12:08 East of Bucharest. De Roemeens Good Bye Lenin en nog een stuk beter, want geen schijn van effectbejag. Met plezier haalt het script de zogenaamde nostalgisten en helden van de revolutie onderuit. Het bordkartonnen lo-fi aspect van de film zorgt nog voor extra vermaak, aangezien de meeste discussies zijn gesitueerd in een lokale variant van Stand.Ru.
14. The Station Agent (Thomas McCarthy)
Ik ben gek op de Amerikaanse arthouse die de zwijgende pretenties van Europese scripts inruilt voor nauwelijks verholen grote dromen/gebaren (lees: meer Hollywood) die in de Amerikaanse ziel zijn ingebakken. Ze kúnnen gewoon geen echt minimalistische films maken. The Woodsman, The Believer en Shotgun Stories zijn drie andere prima voorbeelden van films uit de (relatieve) marge van de Amerikaanse cinema. Tom McCarthy (naast regisseur ook acteur) kwam dit jaar helaas met het wat mindere The Visitor, maar The Station Agent is een klein wondertje. Een depressieve treinspottende dwerg (Peter Dinklage, ook zeer gedenkwaardig aan het slot van In Bruges, al had iedere dwerg daar volstaan!) zoekt de afzondering op, maar wordt daar zeer tegen zijn wil uitgehaald door de plaatselijke bevolking, te weten Patricia Clarkson als getraumatiseerde schilderes (daar wordt de film wat larmoyant) en een immer opgewekte Cubaanse hotdog-verkoper Bobby Cannavale. (Daar wordt de film geniaal)
13. Le Fils (Frères Dardenne)
Wat niet wil zeggen dat ik helemaal niet van die Europese arthouse houdt. De Belgische Dardenne-broertjes zijn in de hele (cinefiele) wereld bekend, je zou er nog jaloers van worden, reflecteer hier kortstondig op de Nederlandse cinema van het afgelopen decennium. De asgrauwe hoekige Waalse stijl werkt ook prima in L'Enfant en Rosetta, maar nergens zo neurotisch beangstigend als in Le Fils, de meest dramatische film in het eigenlijk uiterst kleine oeuvre van les Dardennes. (Ja, er is een hele zwik docufilms voor Le Promesse, maar daar hoor je eigenlijk nooit iemand over) Le Fils is de enige film waarover je met gemak iemand iets zou kunnen vertellen. Waar je bij Rosetta zou moeten zeggen "ja, euh, het gaat over een koppig trailer trash-meisje dat probeert te overleven" gaat Le Films om dé confrontatie. Er is een achtergrondverhaal, er is spanning, er hangt continu geweld in de lucht in de timmerwerkplaats/houtzagerij vol potentiële moordwapens. En er is de topacteur Olivier Gourmet. (Ook goed in het maffe Congorama)
12. Almost Famous (Cameron Crowe)
Wat Almost Famous alvast op vele muziekfilms voor heeft is dat het zich niet vastpint aan echt bestaande bands en muzikanten. (Zou het ook de enige film over een popjournalist zijn?) Zo kan de film zich concentreren op de sfeer van de seventies, het eindeloze touren, de bandruzies en, natuurlijk, de groupies. Ik denk niet da
t ik Kate Hudson ooit nog in een andere film wil zien. En het kan ook niet anders dat die gozer van de Black Crowes na het bekijken van de film dacht, ik moet haar 'hebben', zij past perfect bij mijn 'mijn seventies-droom in het nu'-leven. Arme Kate, moest ze die rol blijven spelen! (Inmiddels zijn ze uit elkaar) Voor Patrick Fugit (het alter ego van regisseur Cameron Crowe) was het meteen ook zijn definitieve rol, hij is tot op heden nooit meer in iets van belang opgedoken. Crowe heeft een zwik aardige, vaak nostalgische films op zijn naam, maar Almost Famous is verreweg de beste, zijn eigen jeugd omgezet in bildungsroman in rock-setting. Blij dat ie er geen boek over schreef.
11. Spirited Away (Hiyao Miyazaki)
Wellicht de uncoole, totaal voor de hand liggende keuze bij Miyazaki, maar dat moet dan maar. Overigens ook het bewijs dat in film op de een of andere manier kwaliteit en succes ietsje vaker hand in hand gaan dan bij muziek. Zo is Spirited Away de eerste anime die een Oscar won (universele kwaliteit!) en tegelijkertijd de film die het meest opbracht in Japan. Ooit. De wereld die Miyzaki hier oproept is zo rijk van detail en klopt tegelijkertijd zo goed dat alles wat Miyzaki ervoor deed een voorstudie lijkt (met name My Neighbour Totoro) en alles wat ie daarna deed chaotisch of zelfs teleurstellend simpel. Maar laat ons liever denken aan die oude grijsaard die ergens in de kelder van het hotel de stoom aandrijft, met hulp van zijn krioelende zwartpluizige beestjes en natuurlijk het treinritje naar het Zesde Station, waar de goede (en ergens toch sinistere, alles is ambigu hier) heks woont. Meesterlijke serene muziek van Joe Hisaishi ook, zonder wie de film 25% minder was geweest.
(door Ludo)