De 21-jarige Canadees Dolan houdt de gemoederen onder cinefielen behoorlijk bezig. Les amours imaginaires, die ook op IFFR draaide, roept ofwel bewondering ofwel ergernis op. Hap-snap leentjebuur spelen bij Godard en Wong Kar-wai om een lege huls er mooi uit te laten zien, zo kan men de kritiek samenvatten. Een prikkelende, verfrissende film, zegt de ander. Ik moest er even over nadenken, maar bevind me inmiddels overtuigd in het kamp van de ja-knikkers.
(bevat spoilers)
De film handelt over twee vrienden, Marie (Monia Chokri) en Francis (gespeeld door de regisseur) die allebei verliefd worden op de Adonis-achtige jonge god Nicolas (Niels Schneider), waardoor er een nouvelle vague-achtige driehoek ontstaat. Nep-interviews met derden vertellen over eindeloos gewacht op een jongen (waarvan niet uitgesproken wordt of dat Nicolas betreft) en over harten die voor lange tijd gebroken werden. Het is vanaf het begin duidelijk: Marie en Francis lopen met open ogen de afgrond in, ver uit het zicht van de onverschillige Nicolas.
Voor het spannende verhaal hoef je deze film dus niet te kijken. Daar is het Dolan niet om te doen. Met een toenemende precisie, en zonder daarbij uitvoerig te worden, schetst hij de karakters van de hoofdpersonen. Erg innig gaan die twee niet met elkaar om, en hun verliefdheid op dezelfde persoon maakt het er niet inniger op. In feite hebben die twee maar één ding gemeen: ze zijn allebei verschrikkelijk op het oog. Het haar van Francis zit altijd perfect, het truitje is altijd opvallend. Marie houdt van vintage-jurken en praat en rookt gemaakt gedistingeerd. Hij spiegelt zich aan James Dean, zij aan Audrey Hepburn (ook omdat Nicolas fan van haar is).
Dolan is een stilist. Over elk shot is nagedacht. Slaapkamerscenes worden steevast geschoten met een rode, gele of blauwe gloed, de stemming illustrerend. Als Francis en Marie naar hun afspraakje met Nicolas lopen, gaan de beelden in slow-motion, om te onderstrepen hoe bewust die twee zich zijn van het moment. En om de Wong Kar-wai associatie dan maar meteen te vervolmaken, heeft Dolan ook nog het perfecte liedje gevonden. Dalida’s Bang bang is wat Sibonay is voor Wongs 2046.
Een lege huls? Mooifilmerij? Tel de vorige twee alinea’s bij elkaar op en je realiseert je dat Dolan de perfecte vorm voor de inhoud heeft gevonden. Hij lacht zijn protagonisten keihard in hun gezicht uit door hun uiterlijk vertoon met visueel bombast in beeld te brengen. Dit zijn twee naar binnen gekeerde mensen die blind zijn voor hun omgeving. Ze kopen voor Nicolas zijn verjaardag een strooien hoed en een oranje angora-truitje van 425 dollar, maar ze zien niet in wat voor armoedige troep Nicolas door het beeld placht te lopen. En als ze eens een keer openlijk hun emoties tonen (zoals hun hartezeer), dan doen ze dat in bed, na seks te hebben gehad met een ander. Francis zit op een gegeven moment zelfs openlijk naast zijn scharrel te grienen om Nicolas.
Dit zijn mensen die nodig eens wat hartezeer nodig hadden. Het kan ze alleen maar goed doen, zou je denken. Maar de kijker vermoedt dat Francis en Marie aan het einde van de rit onveranderd zijn. Als Francis na alle ellende op de thee gaat bij Marie, heeft zij de witte en bruine suikerklontjes keurig in een patroon gelegd. Ze complimenteert Francis met zijn baardje. Als de twee in het laatste shot afdruipen in de regen laat de kijker geen traan, maar trekt een meewarige glimlach.
Waarom zouden we naar een lege film over lege mensen gaan zitten kijken? Omdat je wel wat meemaakt. Omdat het met zoveel zichtbaar plezier gemaakt is. Omdat het cynisme van Dolan niet in je gezicht gesmeten wordt, waardoor hij bewust het risico loopt verkeerd begrepen te worden. Hetgeen dan ook gebeurt. En een film die zozeer een punt maakt van leegheid en tevens zozeer leentjebuur speelt bij Godard en Wong, die zou je zelfs nog kunnen lezen als een verkapt commentaar op deze cineasten. Maar misschien dicht ik Dolan dan al te veel slimheid toe.
olafk