CD 1 start met January 4, 2011, een stuk waar de geluiden afkomstig van xylopfoon en metallofoon zijn. Het stuk valt direct op in de oeuvre van Kirschner door de drukte in het stuk.
De eerste gedachte die bij me op komt tijdens het luisteren is die van Javaanse Gamalan muziek. Het heeft een vergelijkbaar geluid en ook qua ontwikkeling in opbouw maakt het een enkele keer dezelfde wendingen. Echter is het wel zeer duidelijk dat we hier te maken hebben met meer vrije improvisatie. Hierdoor zijn er niet echt terugkerende thema’s. Maar voor 23 minuten durende stuk is dit niet echt een probleem. Het pakt zeer goed uit zelfs.
Het tweede stuk is van hele andere aard. November 7, 2010, is een stuk voor piano en strijkinstrumenten. Het is een verstillend stuk waar wordt gespeeld met microtonale veranderingen in het geluid. De combinatie van hoge tonen van de strijkers met de piano geeft tegelijk een breekbaar gevoel als een ongemakkelijk gevoel. Mede door de opname techniek (er lijkt haast geen ruimte voor lage tonen) heeft het geheel iets een kille sfeer, beklemmend. Maar in deze zit ook juist een kracht van het stuk.
Het is een stuk waar, zoals zoveel van Kirschner zijn werk, waar geduld voor nodig is. Maar na opstellen voor dit werk ontwaard zich pure schoonheid.
Op CD 2 vinden we het stuk September 25, 2010 terug. Dit is een compositie voor rietblazers, hoorns en strijkinstrumenten. Het stuk is opgebouwd uit 142 akkoorden combinaties tussen deze drie instrumenten waarin iedere combinatie maar een keer voor komt. Tussen iedere toon neemt Kirschner ook duidelijk ruimte voor stilte. Hierdoor gaat de compositie moeilijk van start, want het vraagt toch wel redelijk veel concentratie. Omdat voor iedere noot een ander akkoord wordt gebruikt is er een continue ontwikkeling, al lijkt deze in eerste instantie afwezig.
Deze techniek is typisch in het ouvre van Kirschner, maar maakt het voor de luisternaar niet altijd even makkelijk om de gedachten er bij te houden, en deze vergt dan ook veel tijd.
Ook op de laatste CD horen we maar een stuk, January 18, 2011, speciaal geschreven voor de piano. Al is het niet gewoon piano dat we horen. De piano lijkt te zijn opgenomen met een dictaphone, waardoor in de muziek een dikke ruis laag terug komt.
Wederom speelt Kirschner hier met microtonale veranderingen. Maar zoals ook op Filaments & Voids al te horen was is hier een zeer ruige manier van bewerken toegepast. De opname loopt niet continu door maar wordt soms abrupt gestopt waardoor er een enkele seconde (soms wat langer, soms wat korter) pure stilte is. Dit creeert een bevreemdend gevoel, een atmosfeer die ongemakkelijk is. Dat terwijl het toch al niet de meest eenvouidge muziek is om naar te luisteren.
Na de stlte horen we soms ook gewoon totaal andere stukken terug dan voor de stilte. Als ware het moodswings van de pianist.
Qua piano compositie en ruis doet het denken aan het werk van Asher (Thal-Nir), maar Kirschner weet er wel zijn volledig eigen draai aan te geven.
Dit stuk herbergt heel veel spanning, maar zal voor de meeste luisteraars een moeilijke zit zijn. Bij de eerste paar beluisteringen kunnen de abrupte stiltes voor nogal wat irritatie leiden, maar ook hier is er geduld het antwoord.
Kirschner heeft met Twenty Ten een bijzonder album gebracht dat aan de meeste luisteraars voorbij zal gaan, maar de geduldige mensen zullen er een mooie ervaring aan over houden. Een waar zeker vaker naar terug te grijpen is. Het is in dit geval ook geen schande om soms een stuk te luisteren en een dag later een ander.
Twenty Ten is uitgekomen op 12K als gelimiteerde CD en is hier te verkrijgen: http://www.12k.com/index.php/site/releases/twenty_ten/
Of kan gratis worden gedownload (in beduidend mindere kwaliteit) van http://www.kennethkirschner.com/
(sietse van erve)