What are you doing tonight?
What are you doing now?
10. Julianna Barwick – Nepenthe
2013 vloog voorbij. 2012 lijkt een zuchtje geleden. Studie en zaken slokten zoveel tijd op dat het luisteren én schrijven er langzamerhand bij inschoot. Het deerde me niet. Het hele jaar gingen er deuren openen die lange tijd dicht hadden gezeten. Ik kan me geen jaar herinneren waarin ik zo emotioneel durfde te zijn. Look into your own mind. Het projectiemiddel muziek was plots overbodig. Dus kon ik gewoon genieten, zonder driftig aan het kaderen te slaan. Nepenthe is een album dat daarvoor bij uitstek geschikt is. Het sluit mooi aan bij de nummer 1 van vorig jaar, Paul Buchanans late solo-debuut. Ook Barwicks meisjeskoor zweeft 'mid air' als een rijkgeschakeerd wolkendek voorbij. Af en toe elkaar inhalend, dan weer ademhalend en samenvallend. Dertien engeltjes houden de wacht rond je bed. De plaat heeft wat weg van Moondogs canons. Intellectuele kerstmuziek. Stemmen zonder woorden. Mystiek zonder religie.
9. Jon Hopkins – Immunity
Het was een fijn elektronica-jaar. Op deze plek had ook Boards of Canada's genetisch gemanipuleerde oogst kunnen staan. Of Daft Punks kermisattractie. Zelfs het rariteitenkabinet van Hans-Joachim Roedelius draaide ik met veel genoegen. Maar ik koos voor een hypermoderne plaat uit een subgenre dat me normaal niets doet. Immunity beukt gedurende de eerste helft door mijn smaakgrens, met een stoere jongetjes-technosound. De digitale deeltjesversneller van vaste eindejaarlijstgast Hopkins werkt verslavend. Elke track heeft wel een geluidje om uit te knippen en op te hangen. Of de synths nu brullen als John Wink of melancholisch stotteren op z'n Fennesz', bij Hopkins werkt het gewoon allebei, en vaak tegelijkertijd. Immunity is een gulzige plaat, vol van zelfvertrouwen. Loeihard als het moet, zacht wanneer de tijd daar is. De entree van King Creosote is aan het slot een lucide hoogtepunt. Mensch tussen de machines.
8. Porcelain Raft – Permanent Signal
Geen Nederlandse releases in de lijst dit jaar. Mononomyth was vooral live een denderende ervaring. Ook I Am Oak, Lost Bear, The Benelux (akoestisch!) en Spinvis waren op het podium in prima doen. Mijn favoriete concert werd door de nog onbeminde shoegazers van Aestrid gegeven. De groep vuurde voor slechts een handjevol mensen stadionwaardige indierock op de zaal af. (Staand op een drumstel, die Tielman bros-tricks zullen nooit verloren gaan.) Van Aestrid is het genrematig een kleine stap naar Porcelain Raft. Ook op Permanent Signal schuilen achter suizende distortion-wolken ijle popliedjes. De Italiaanse volhouder Mauro Remmidi heeft de grote gebaren én de stem van een verloren diva. Glamoureus melancholisch. Dit is Lana del Rey voor nerds die liever de akkoorden van Grandaddy horen, maar stiekem ook selfies maken nadat ze een potje Hollywood-tranen hebben gejankt. 'If I could hold your hand now, if I could again.'
7. Steve Mason – Monkey Minds In The Devil's Time
Steve Mason speelde ooit in The Beta Band, een groep die in een cult-status vastliep. From Heroes To Zeroes heette hun laatste album omineus. Droefsnoet Steve Mason ging erin geloven. Diep in de schulden, depressies. 'Here I am on the floor, it's like a friend cause I've seen it all before.' Zijn solo-debuut Boys Outside was een bizarre poging om de situatie met behulp van sterproducer Richard X op te lossen. Tevergeefs… Op Monkey Minds In Devil's Time is het tijd voor acceptatie. 'I was about 10 years old […] and I remember looking at myself and thinking how amazing it is to be human […] but you do forget, you know'. De vele spoken word-fragmenten geven de plaat een filmisch effect. Het oude eclecticisme is terug. Het leven is nu eenmaal een rommeltje. En tussen de dubby interludes door zingt Mason zijn echoënde crooner-pop, vol hervonden schwung. En heel voorzichtig denk je: zou die Elbow-status toch nog mogelijk zijn?
6. Night Beds – Country Sleep
Het Engelse gehalte in de lijst is bijzonder hoog. Night Beds mag dan Amerikaans zijn, de band is voor mij een flashback naar de Guillemots. De a capella opener Faithful Heights is het soort 'doe mij eens wat'-trucje waar Fyfe Dunaway zijn hand niet voor om zou draaien. Zijn banddebuut begon met het even ambitieuze Little Bear. Een song die diep in mijn hart staat gegrift; voor eeuwig verbonden met donkere dagen en brekende snaren. Night Beds straalt juist licht uit. Hoop. Vocaal galmend als de Fleet Foxes, maar de wol ingeruild voor toegankelijke aansteker-soul. Het is dat Dead Oceans het album uitbracht, anders had je gewoon Mumford & Sons-taferelen gekregen. 'I want you!' Country Sleep blijft nog net aan de goede kant van de streep, dankzij smaakvolle strijk-arrangementen (inderdaad in Little Bear-stijl), goede bridges en bijzonder open en uitnodigende melodieën. Je zingt vanzelf de tweede of derde stem mee.
5. Everything Everything – Arc
De jongens van Everything Everything rusten niet voor ze zoveel mogelijk drumfills, hoestbuien, synths en wendingen in een liedje hebben gestoken. 'One for the money, two for the show'. Omdat ze het kunnen. Alle beesten verzamelen. Op Arc kanaliseert de band alle elementen in een opzichtige poging een hit te scoren. Hun vorm is Radiant. Er is geen plaat in de lijst met zulke kekke refreintjes. Vrolijk jengelend, dankzij de falset van Jonathan Higgs. Hij is in zijn eentje Rihanna én Chris Martin. Zijn shit is bananas. 'Maybe you're not quite the torso of the week', meldt hij streng, voordat de band zich op de borst begint te roffelen. En als de alfamannetjes na een driftige eerste helft moe beginnen te worden krijgt de plaat een schizofrene kwaliteit. De cowbells ratelen in Armourland nog altijd, maar te midden van al het wapengekletter vindt de band verstilling. 'I wish I could be living, at the end of all living, just to know what happens.'
4. Phosphorescent – Muchacho
Muchacho mag dan vierde staan, eigenlijk heb ik Matthew Houcks zesde album zwaar tekort gedaan. Ik heb er maar één nummer van gedraaid. Het hele jaar lang. Hoe vaak zou dat geweest zijn? Vijftig keer? Honderd keer? Het hypnotiserende Song For Zula gaat zelf ook eeuwig door. Een wereld van echo. Dit is geen gewone popsong, het is country krautrock met een boeketje violen en een spacy Boards of Canada-bas. Een spiegelpaleis van liefdevolle emoties. Waylon Jennings en Chuck Prophet peinsden ooit 'if Hank would have done it this way?' Wie weet. In die auto. Met die pillen. 'I will not open myself up this way again.' De baslijn maakt het nummer voor mij. Stuiterend, alsof iemand op een deurtje klopt. Het geluid is tastbaar. Houts. Zwoel. Het gouden liedje past bij de hoes. Broeierig, naakt, met een manisch-vrolijke glimlach. Een perfecte arthouse-film in zes minuten. 'My feet are light, and I'm racing out on the desert plains all night.'
3. Denison Witmer – Denison Witmer
Wat is een jaarlijstje zonder Sufjan Stevens? Met wat begeleiding van de meester weet Denison Witmer eindelijk zijn aangeboren koorknaapjes-zachtheid om te vormen tot een oorstreling. 'Oh my god' vormen de eerste woorden van de mennoniet, maar daarna zijn de naturelle teksten eenvoudig raak. Ook tegeltjes tikken aan. 'Pushing my way out of the ground, I'm ready for it, I'm too old to die young now.' Op Sufjans All Delighted People stond een 'classic rock' versie van de titeltrack. Denisons album maakt dat MOR-idee veel meer waar. Hij is dit jaar de koning van het gemak. De luisteraar wordt gevangen in een delicaat snarennet van piano en getokkel. Constant Muse is het soezende hoogtepunt. Dromen, twijfels en de kunst der songschrijven. 'I was just nineteen when all this started…' Even later volgt een surreële haiku die de plaat in anderhalve minuut samenvat. 'Why are you so precious about everything, let go a little. Let go a little.'
2. These New Puritans – Field Of Reeds
De anti-afwasplaat met anti-aanbaklaag. Er gaat wel wat tijd overheen voor er restjes van deze kluif in je hersenpan hangen. Zonder investering bots je op een teflon-laag van progrock-gemompel. Zeker, de puriteinen flirten als anti-monarchisten met de keizer zonder kleren, maar muziek mag ook wel eens voorbij duidbare emoties gaan, richting het onbekende. 'Not the questions. Not the answers.' Een Hegeliaanse dubbele negatie! Komt dat even goed uit… Field of Reeds is één grote clash van wringende elementen en valt tot verbazing van de luisteraar steeds nét niet in stukken uiteen. 'I am the reasons.' Dit is speculatieve muziek met totalitair overrompelende consequenties. Welke popplaat doet je aan Maderna en Glass denken? Elke keer is het weer vijftig minuten geconcentreerd luisteren. De band verbaast ook zichzelf. Het allermooiste momentje – tijdens het voortschrijdende duet Nothing Else – schiet plots omhoog. 'Away…'
1. Karl Hyde – Edgeland
De winnaar van de Peter Bruyn-penning 2013 vergeleek Edgeland treffend met Paul Buchanan. De Subjectivist van het Jaar 2006 komt dat goed uit. Cirkels. Heerlijk. In een jaar zonder muzikale uitschieters vind ik het wel aardig om de veteraan tot winnaar uit te roepen. Noem het een Chris Hornertje, naar de stokoude Amerikaanse wielrenner die in zijn geheel eigen rare stijl de Vuelta wist te winnen. Hyde zelf vierde dit jaar zijn dertigjarige jubileum in de muziekwereld. Hij begon in 1983 met Rick Smith als de new wavers Freur, boekte daarna grote successen met Underworld ('Everything! Everything!') En nu? Nu is het uitrijden op de rollers, zou je kunnen spotten. Edgeland is geen plaat die móet. Het is ook geen opgeklopt veteranen-album waar een major label dollartekens van in de ogen krijgt. Karl Hyde maakte Edgeland omdat dit nu eenmaal is wat hij doet. Het gaat vanzelf. Zodra hij zijn stem dubbelt met laagjes robot-effecten, en de ambient gitaren en synths pulseren, beginnen de klanken en gedachten te stromen. Muziek is Karl Hyde's vorm. Zijn zoeken en zijn vinden.
(door Ludo)