Over eenzame zuchtmeisjesambient en Noorse noise.
1. Blueneck – Repetitions
Hoe breekbaar, hoe fragiel: zowel de openingsnoten op piano alsook de stem breken nog net niet. Het is de opmaat naar een ingetogen postrock-met-zang album dat op het eerste gehoor niet heel bijzonder lijkt. Postrockcliché’s worden niet geheel vermeden, maar hee, het zijn niet voor niks cliché’s geworden: ze werken altijd, vooral als ze goed gebruikt worden. Geen al teveel zacht-hard-zacht-extreem hard-zacht-orkaan dynamieken hier, veeleer ingehouden melancholie met spaarzame uitbarstingen; minimalisme met maximaal effect. The White Birch is niet eens zo ver weg; Talk Talk ook niet, de enige echte godfathers van de postrock als ik zo vrij mag zijn. En langzaam druipt het besef binnen: Repetitions benadert perfectie, alles is exact daar geplaatst waar het hoort te staan, geen noot teveel, geen piano-aanslag te hard of te zacht. Uiteindelijk werkt de onvermijdelijke uitbarsting als het verlossingsmoment waar je al jaren op hebt zitten te wachten: op 3’08” in ‘Ellipsis’, een ultiem geluksmoment bestaande uit piano, drums, een Taurus bassMoog, strijkers en een orgel. Tranen.
2. Motorpsycho – Intrepid Skronk: Roadwork vol.4
Wat is er beter dan een Motorpsycho plaat? Precies, Motorpsycho live. Zo goed als ze live zijn hebben ze nog nooit geklonken op plaat, hoewel Child Of The Future en Little Lucid Moments behoorlijk in de buurt kwamen. Maar: geen betere band ter wereld dan een Motorpsycho in topvorm op het podium. En nooit beter dan hier is dat op plaat gevangen, een liveplaat met een band op de top van hun kunnen, vrij en blij, precies daar waar ze willen zijn. Hun beste album in al die 20 jaar? Denk het wel. Zes nummers, 80 minuten, met jams en improvisaties die alle kanten op mogen gaan. Van mooie jazz naar uitzinnige jamrock, van ingehouden melancholie tot luide noise, van Supersilent-achtige soundscapes tot voortdenderende psychedelische krautrock. De liedjes? Prachtig als ze zijn, fungeren ze vooral als vehikel om de band te laten uitwaaieren naar welke windrichting ze ook maar uit willen gaan. De zoektocht naar de magie, naar het perfecte moment, is op zichzelf al prachtig en fascinerend. Maar eigenlijk veel wonderlijker is dat ze die momenten, die pure magie, ook daadwerkelijk bereiken, soms meerdere malen per liedje.
3. Ricardo Villalobos & Max Loderbauer – Re: ECM
Het best bewaarde geheim van 2011? Het is dat Subs-alumnus Omar me erop wees, anders had ik hem ook nooit ontdekt. Op de ECM website staat ”Villalobos and Loderbauer create new music that bridges several worlds, including ECM’s world of space-conscious improvisation and composition and the worlds of ambient electronics and minimal techno. Source materials on “Re: ECM” include recordings of Christian Wallumrød, Alexander Knaifel, Louis Sclavis, John Abercrombie, Bennie Maupin, Arvo Pärt, Wolfert Brederode, Paul Giger and more – looped, sampled, remixed and reworked in evocative new treatments. En het resultaat is nog mooier dan de beschrijving doet vermoeden. Maar echt! (en als je gaat luisteren: ga dan voor het echte werk, en niet voor mp3’s of Spotify; deze muziek heeft echt nodig om volledig tot zijn recht te komen)
4. Jóhann Jóhannsson – The Miners’ Hymns
Ik heb een haat-liefde verhouding met Jóhann Jóhannsson. De goede man bracht in 2004 het fenomenale Virthulegu Forsetar uit, een één uur durende compositie opgebouwd uit een blazersmotief en diepe elektronische drones. Waanzinnig mooi. Daarna balanceerde hij regelmatig op de grens van machtig mooi en gladde edelkitsch, met een neiging te sterk naar de laatste te buigen. Maar gelukkig, Jóhannsson laat de weg van de gladheid achterwege en neemt de afslag richting zwaarmoedigheid. Intens en zwart; de klankkleur refereert perfect aan het onderwerp van de documentaire waarvoor deze muziek de soundtrack is: een film over de mijnen in Noord Engeland ten tijde van Thatcher. Jóhannsson laat zijn soundtrack troosteloos en ontoegankelijk klinken en laat pas bij de voorzichtig triomfantelijke afsluiter ‘The Cause of Labour is the Hope of the World’ enige hoop doorschemeren.
5. KILLL – KILLL
BAM! IN YOUR FACE! Noors viertal doet aan totaal compromisloze knoepertharde mix van noise, industriële blackmetal en uitzinnige avantmetal. Met niks te vergelijken; Shining komt nog het dichtst in de buurt, maar KILLL doet niet aan jazz of andersoortige subtiliteit: dit is een gigantische bak herrie. Deal with it!
6. Animals As Leaders – Weightless
Het hele djent gebeuren is niet direct iets voor mij – teveel emotieloos gebeuk, te weinig gevoel, te weinig afwisseling – maar aan de uiteinden van de definitie bevalt het me beter. Animals As Leaders beukt graag hard in strakke oneven maatsoorten (denk Meshuggah), maar jazzfusiont er net zo lief flink op los Mahavishnu Orchestra stilo. Ook progrock en Zappa is het drietal niet vreemd. Klinkt dat allemaal “fout”? Nou en! Maar hoe technisch, cerebraal of ontoegankelijk het ook allemaal mag lijken, feit is dat het drietal wel prachtige riffs en melodieën weet te verzinnen, en dat het drumwerk op sublieme wijze de verbindende factor is geworden tussen hoofd en hart. Lekker plaatje.
7. A Winged Victory For The Sullen – A Winged Victory For The Sullen
Adam Wiltzie van Stars Of The Lid die een heerlijke ambientbasis neerlegt; Dustin O’Halloran die er vervolgens zachtjes en ingetogen droevig overheen pingelt met zijn piano. Meer hoef je niet weten. Stiekem een van de meest gedraaide platen van het jaar, want heerlijk comfortabel.
8. Jenny Hval – Viscera
Complexe dame, die Jenny Hval. Seksueel nogal vrijgevochten (ga die teksten maar eens Googelen) , maar muzikaal mag het ook alle kanten op gaan. Als een vrouwelijke Richard Youngs – maar dan controleerder, minder lukraak – laat ze popliedjes volledig ontsporen, om in volledige vrijheid bij noisy drones uit te komen; of bij een twee akkoordenliedje haar stem als solo-instrument te gebruiken en minutenlang een geweldige zanglijn te volgen die nooit in een terugkerend thema vervalt. Soms lijkt haar stem te breken, maar ze is overal volledig in controle, net zoals haar liedjes uit los zand te lijken zijn opgebouwd maar toch zo stevig en logisch overeind blijven. Intrigerend tot de laatste seconde, waarbij het titelnummer plots, zonder enige aankondiging stopt.
9. 40 Watt Sun – The Inside Room
De emoplaat van het jaar is een doom metal album. Zware riffs, een bijna stilstaand ritme, een immens gruizig klinkende distortion op de eigenlijk behoorlijk melodieuze gitaarlijnen: allemaal present. Maar het zijn de über-emo vocalen van bandleider Patrick Watson die het verschil maken. Dwars door de waas van de overstuurde gitaarmuur komt hij met een zeer melodieus geluid, een heldere stem met een echte snik. Eigenlijk zijn de nummers wat te eenvormig, maar damn: je vergeeft het direct als Watson je alweer aan het huilen maakt.
10. Birds Of Passage – Without The World
De Nieuw-Zeelandse Alicia Merz is de hardstwerkende vrouw in de hedendaagse muziek! Maakt met Birds Of Passage op Without The World ultieme eenzame zuchtmeisjesambient, deed het met Leonardo Rosado op Dear and Unfamiliar, bracht net vorige week haar nieuwe Birds Of Passage album uit Winter Lady / Highwaymen in Midnight Masks, en komt binnenkort met Brother Sun, Sister Moon, een samenwerking met Gareth Munday. Haar eersteling is in ieder geval fantastisch: dromerig, melancholiek, licht dreigend hier en daar, zuchtend en smachtend, maar ook ongrijpbaar; vooral door haar fluisterstem die met wat galm maar net boven de zachte ambient uit komt.
Hors Catégorie
Shining – Live Blackjazz
Er staat geen maat op Shining wat mij betreft. Het is dat ik een liveplaat cq best of verzameling niet op 1 wil zetten, maar qua liedjes en uitvoering hoort de band net als in 2010 op de hoogste plaats. Het is nauwelijks te geloven dat ze het live ook kunnen waarmaken – je zou zomaar denken dat er veel aan gesleuteld is achteraf – maar het optreden in Nijmegen een tijdje geleden was even subliem en precies als op Live Blackjazz.
Nummers 10 t/m 25 op alfabetische volgorde:
…And You Will Know Us By The Trail Of Dead – Tao Of The Dead
Oftewel: hoe je jaren 90 alt.rock, prog en emo samen laat vloeien. En vergeet dat conceptverhaaltje maar.
Oren Ambarchi & Jim O’Rourke – Indeed
Alleen op vinyl, dit prachtige improv/ambient/drone album van twee grootmeesters. Exclusiviteit is altijd leuk natuurlijk, maar teveel mensen missen deze pracht nu.
Dakota Suite & Emanuele Errante – The North Green Down
Dakota Suite is de man/band die het best verdriet op muziek kan zetten. Nu samen met iemand anders, maar dat maakt niet uit: het blijft een waar tranendal.
David Sylvian – Died In The Wool: Manafon Variations
Bijna in de top 10, deze intens mooie nieuwe/herbewerkte Sylvian. Net wat minder abstract dan moederplaat Manafon en dat is helemaal niet erg.
Mamiffer – Mare Decendrii
Met Isis-voorman Aaron Turner, maar metal is ver weg: neoklassiek, drone, postrock. Je hoort dat er nog meer in zit, maar dit is al heel mooi.
Misty Range – Misty Range
Best bewaarde geheim van 2011 pt.2. Noors duo dat mooi schakelt tussen shoegaze, jaren 60 psychedelica en dingen als Truly en Soundgarden. En hun liedje ’19:21’ heeft de beste Motorik-groove sinds ‘Hallogallo’.
Necro Deathmort – Music Of Bleak Origin
Ahh, hoe mooi zwart toch kan zijn. Scorn, Sunn o))), Godflesh, Halo: zwaar, zwart, nihilistisch, kil. Vind ik dan prettig om te horen.
Onehtrix Point Never – Replica
Zelfde sfeer als Boards Of Canada – mengeling van nostalgie en futurisme – maar dan veel abstracter neergezet. Echo’s uit de toekomst die plots het verleden inwaaien, zoiets.
Phaedra – The Sea
Dromerige, rustige folkliedjes met een klassieke ondertoon; alsof Fairport Convention zich overgeeft aan middeleeuwse madrigalen. En dan gezongen met een gevoelige prachtstem, flexibel en tegelijkertijd breekbaar.
Revocation – Chaos Of Forms
Zie hier.
Stranded Horse – Humbling Tides
De grote man achter Encre, nu veel kleiner met Afrikaans snaarinstrument folkliedjes zingend in zowel Engels als Frans. Prachtig meditatief.
Jesse Sykes & The Sweet Hereafter – Marble Son
Als ik wil thuiskomen, me wil wikkelen in een warme deken etc, dan zet ik dit op. Op vinyl. En dan word ik blij.
Thus:Owls – Harbours
Bescheiden Zweedse pop die helemaal niet zo bescheiden zou moeten zijn. Altijd spannend, want ogenschijnlijk gewoon alt.pop maar onderhuids veel dreiging en somberheid. (En als je dit goed vindt, neem dan Apokalypsis van Chelsea Wolfe ook direct mee; richting oude PJ Harvey, en veel beter dan die laatste van onze Polly)
Ulcerate – The Destroyers of All
Had ik hem eerder ontdekt, dan stond hij hoog in de top 10. Klinkt als extreme deathmetal, maar is stiekem eigenlijk pure avantgarde/postmetal. Drummer is echt fenomenaal (check ook youtube), de gitarist heeft een voorliefde voor dissonante riffs à la Stephen O’Malley op die laatste (improv)plaat van Khanate. Zware kost, lange inwerktijd nodig.
Vallenfyre – A Fragile King
Paradise Lost opperhoofd gaat oldschool doom/death/crust en heeft ook nog een heerlijke grunt. Ik ben direct weer 14! Heerlijke plaat.
(Bas Ickenroth)