Ja, ze zijn er nog. Die zonderlingen die het ophouden tot in het nieuwe jaar en pas definitie een blik terugwerpen wanneer het jaar voorbij is. In een gastbijdrage geeft André Rozendaal tekst en uitleg. Gaan we de Subs Fleet Foxes vrij houden? De spanning is te snijden.
PLATEN:
1. British Sea Power – Do You Like Rock Music?
Het stel excentrieke ijdeltuiten uit Brighton houdt van risico’s nemen. Ze geven concerten op minder voor de hand liggende plaatsen, zoals afgelegen Britse eilanden. In de soms historisch geladen teksten van hun platen sijpelt af en toe venijnige Britse humor door. Ze nemen deze meestal op minder voor de hand liggende plaatsen op zoals afgelegen hutten, watertorens of kastelen. Optreden doen ze bijna niet in dagelijkse kledij, maar in bijvoorbeeld legeruniformen uit de Eerste Wereldoorlog, terwijl het podium bezaaid ligt met takken; de concerten ontaarden vrijwel altijd in een fysieke chaos met crowdsurfende, koprollende, worstelende en in lichtstellages of palen klimmende bandleden. Geen alledaagse of saaie band dus.
Ook de muzikale pretenties op hun derde plaat Do You Like Rock Music? liegen er niet om. Een vol, bombastisch en stadionrijp geluid dat echter niets afdoet aan de hoge muzikale intelligentie van de songs. Net als op de twee voorgaande platen halen ze de mosterd bij de new wave. Daarnaast klinken ze op momenten meer en minder latent als Arcade Fire, en zetten ze de schuiven letterlijk wijd open voor postrock.
Een magnifieke, epische totaalplaat is het. En waar ze dreigen te bezwijken onder hun eigen bombast, laten ze dat de luisteraar luid en duidelijk weten met oerkreten. Alsof ze zelf de humor van bijna uit de bocht vliegen ook wel inzien, want voor een vol stadion blijft hun muziek natuurlijk gewoon te moeilijk. Het allerbest in vorm zijn ze als de storm in ‘Lights Out for Darker Skies’ is geluwd en Yan een sublieme, repeterende zanglijn inzet, tijdens de zich ontladende spanning aan het eind van ‘Waving Flags’, de indrukwekkende zang van Hamilton tijdens het bloedmooie refrein van ‘A Trip Out’ en het subtiel aan The Chameleons herinnerende kabbelaar ‘Open the Door’. In januari 2008 kwam de allerbeste plaat al uit.
2. A Place to Bury Strangers: s/t
Oliver Ackermann bouwt effectpedalen voor gitaren met nietsverhullende typenamen als Total Sonic Annihilation. Ze vinden aftrek bij bands als TV on the Radio en Lightning Bolt. A Place to Bury Strangers, de New Yorkse band waarin hij zingt en gitaar speelt, gaat evenmin zachtzinnig te werk. En dat is nog eufemistisch uitgedrukt.
Net als andere bands die recent belangstellend in het shoegazemuseum rondkeken, maakt ook dit drietal er een rondje. Een naam die dan uiteraard valt en er bij sommige songs van dit debuutalbum dik bovenop ligt, is My Bloody Valentine. Ook de stofzuiger van The Jesus and Mary Chain tijdens Psychocandy, wordt aangezet. En dan niet met de kracht van een kruimeldief, maar met die van een ouderwetse Nilfisk.
Het resultaat is een plaat vol claustrofobische noisepopsongs, die opgenomen lijken op een meter afstand van een voor opstijgen gereedstaande straaljager: veel fuzz, feedback en een pijnlijk hoog volume. Ackermann zingt zijn afstandelijke teksten bijna emotieloos, vanuit een kerker zo klinkt het af en toe. Denk aan Andrew Eldritch van het onvolprezen The Sisters of Mercy. De strakke drumpartijen van Jay Space passen naadloos in de compromisloze sfeer van de plaat, zoals in de heerlijk voortjakkerende openingssong ‘Missing You’. De onontkoombare industrial-beat maakt van ‘To Fix the Gash in Your Head’ een instant-dansklassieker. Voor dubbeltjeszoekers welteverstaan. Maar het is niet alleen terugkijken wat ze doen. Een van de meest toegankelijke en tegelijk beste songs, ‘Another Step Away’, is eigenlijk gewoon een goed popnummer anno 2008. En ‘Get On‘ kan zo voor een dancenummer doorgaan, mét bijbehorende extase. Op het laatst komt ook Nine Inch Nails nog even om de hoek kijken in ‘Half Awake‘. Een retrogoede plaat.
3. Mogwai: The Hawk is Howling
Een van de meest beroemde quotes van wijlen John Peel gaat over The Fall: “They’re always different, they’re always the same.” Dit geldt wat mij betreft ook voor Mogwai. Op elke plaat is er de spanningsopbouw, het repeterende gitaarwerk, de hard/zacht dynamiek en de orenschijnlijk simpele melodieën. Zo ook op The Hawk is Howling. Het verschil met de uitstekende voorganger Mr. Beast zit hem echter in de noodzaak om loos te gaan in sonische uitbarstingen. Die is minder aanwezig. Het verstand komt kennelijk dan toch met de jaren, want ook bij hun optredens staat het volume niet meer zo belachelijk hard als voorheen.
Natuurlijk is er het verschroeiend harde ‘Batcat’, maar subtiliteit, onderhuidse spanning en vooral de louterende sfeer overheersen op de nieuwe plaat van deze Celticfans. Zo heerlijk zweverig als in ‘Local Authority’ heb ik ze nog niet vaak gehoord. Of de perfecte beheersing van de kunst van het weglaten in ‘Danphe and the Brain’. Ook het heerlijk verstilde ‘Kings Meadow’ is een hoogtepunt.
Ze laten het op deze plaat bij alleen dreigen om alle registers open te trekken, en dat pakt uitstekend uit in songs als ‘I Love You, I’m Going To Blow Up Your School’, of ‘Scotland’s Shame’. Met het kiezen van hiervoor geschikte songs blijft deze de hele plaat aanwezig, zodat de aandacht goed wordt vastgehouden. The Hawk is Howling klinkt dan ook als een geheel, wat ze nog niet vaak gelukt is als je het mij vraagt. De heren uit Glasgow zijn zelfs na ongeveer tien jaar nog steeds niet voor één gat te vangen.
4. The Notwist – The Devil, You and Me
Konden de Duitse antisterren van The Notwist na zes plaatloze jaren het niveau van het alom bejubelde Neon Golden nog evenaren? Ik zeg: evenaren wel, overtreffen niet. Hoeft ook niet, want dat is meer dan genoeg. En zo klinkt de muziek meestal als in het verlengde van de voorganger: ingetogen electronicapop van grote, weemoedige klasse; met nog iets meer nadruk op electronica en op akoestische in plaats van elektrische gitaren. Daarnaast werd een heel orkest ingehuurd, waarvan uiteindelijk slechts samples op de plaat terechtkwamen. Maar waar het Andromeda Mega Express Orchestra opduikt, is het ook meteen goed raak. De strijkers geven het gelaten ‘Hands On Us’ ineens een ontzettend spannende lading, en bepalen meteen vanaf het begin de sfeer in het verloren klinkende ‘Where in this World’. Prijsnummer is het prachtig opgebouwde, minimalistische ‘Alphabet’: het geluid van een versneld tikkende tijdbom krijgt onder andere gezelschap van een tergende new wave drumroffel en een dreigende baslijn, om te ontaarden in een electronica-kortsluiting. Marcus Acher praatzingt daarbij op zijn allerbreekbaarst, zodat de melancholieke schoonheid kalm maar des te indringender hoorbaar is. De beste koptelefoonplaat van 2008.
5. AC Berkheimer – In a Series of Long Days
Een Nederlandse band die op een geslaagde manier aan de haal gaat met shoegaze en het geluid van lawaaibands zoals Sonic Youth, en tot het einde van een plaat weet te boeien. De enige die ik me voor de geest kan halen die dat wist te doen is The Nightblooms uit Deventer met hun titelloze debuut uit 1992. Ze schopten het nog tot een Peel-sessie en waren buiten Nederland vele malen bekender dan erbinnen.
Dit jaar kwam het Rotterdamse AC Berkheimer met eenzelfde soort plaat en voegt daarnaast ook new wave aan hun geluid toe. En wat mij betreft slagen ze cum laude. Sterke punt is de afwisseling: van dromerige pareltjes (La Belle Indifference) naar extatische noise (Montana) en alles wat ertussenin zit. Constante factor is de melancholieke sfeer, niet in het minst veroorzaakt door de verveelde maar ook sprookjesachtige (samen)zang van Gwendolien Douglas en Valentijn Webbers; daarnaast word je vanaf het begin meteen losgelaten in een fijn gitaarstoombad. Na verloop van tijd komen hieruit samples en geluiden tevoorschijn, zodat niets is wat het lijkt. Een hele mooie debuutplaat die toch zomaar weer ondergesneeuwd kan raken door releases van eigen bodem die makkelijker in het gehoor liggen.
6. Gorki – Voor Rijpere Jeugd
Minstens eens in de twee jaar worden de Belgen en een kleine groep Nederlanders verblijd met een nieuwe Gorki-plaat. Waarom die groep in Nederland nog steeds zo klein is, is mij een raadsel. Zanger/gitarist Luc de Vos heeft in ieder geval geen zin meer om voor een broodje kaas en een glas melk in Nederland te komen optreden. En misschien heeft hij daarin wel gelijk, maar zo blijven de optredens in Nederland tot een minimum beperkt.
Voor Rijpere Jeugd is voor mij de beste plaat sinds Vooruitgang uit 2002 omdat er tussen de elf nummers geen enkele zwakke broeder zit. De surrealistische, poëtische teksten zijn wederom van buitencategorie. Muzikaal is het nog steeds sterk geënt op de gitaarmuziek van eind jaren tachtig, maar in het bijna ebm-nummer ‘United Kashmir’ worden deze grenzen opgerekt. Het allermooist zijn de meest beeldende nummers ‘Surfer Billy’, ‘Surfen op de Golven’ en ‘Geluk in het Spel’, waarin de muziek de teksten perfect van dienst is. De eersten bevatten twee van de beste Gorki-refreinen ooit, waardoor het geen enkele moeite kost om met je hoofd in een of ander tropisch oord te zitten. Nu nog even wat vaker boven de grote rivieren komen spelen.
7. Fuck Buttons – Street Horrrsing
Een op een klokkenspel gespeelde lieflijke ambient-melodie wordt doorboord met een lage bromtoon, waarvan de echo als dikke stroop uit de speakers stroomt. Het klinkt alsof mijn computer crasht. Gelukkig is dat niet zo; het is wel het eerste nummer ‘Sweet Love For Planet Earth’ van Street Horrrsing door het Britse electronische noiseduo Fuck Buttons. Na een paar minuten volgen overstuurde schreeuwvocalen. Het brommen en de lieflijke ambientmelodie gaan bijna tien minuten op dezelfde manier door, waardoor je er op het laatst vanzelf allerlei andere geluiden uit destilleert of bij verzint. Ook in de overige vijf nummers benutten ze de kracht van de herhaling ten volle met behulp van Casio minikeyboards, synths, speelgoedmicrofoons, effectpedalen en –apparaten en drums. Er volgt een zeer
ongezellige, oorverdovende geluidstrip die doet denken aan Throbbing Gristle in een melodieuze bui of sunnO)) die de gitaren in de uitverkoop heeft gedaan. Onderweg doen ze zowel de jungle als de dansvloer aan. Ga er maar aan staan.
8. Bonne Aparte – s/t
De Friese Gekte is weergekeerd in de vorm van drie gitaristen/zangers, twee drummers en een toetsenist. Ze maken avant-gardistische hardcore die veel wegheeft van wat illustere provinciegenoten als Lul en It Dockumer Lokaeltsje in de jaren tachtig en negentig deden: de vaderlandse popmuziek een flinke trap onder de kont verkopen. In iets meer dan twintig minuten komen tien nummers vol georganiseerde chaos voorbij, waarin heel wat frustraties worden botgevierd. Tegendraadse ritmes, duizelingwekkende tempowisselingen, af en toe maniakale zang, tomeloze energie, overstuurd en uit de bocht vliegend gitaarspel: dat is wat je krijgt van dit stel tempobeulen uit Leeuwarden. Maar het allerfijnste komt nog, want uit de geluidssoep zijn na een paar keer draaien fraaie melodieën te vissen, zoals in het wild golvende ‘Taste my Snow’, of het zich pesterig voortslepende ‘Higher’. In ieder geval één van de meest spannende Nederlandse platen van 2008.
9. Fujiya & Miyagi – Lightbulbs
Een stel nerdy bleekscheten uit Brighton met een zeer rielekste, bij vlagen geilige dancekrautrockplaat. Kan dat? Dat kan. “If today is the same as yesterday, tomorrow will be the same as today” fluisterzingt David Best in het titelnummer. Precies. Waarom zou je je druk maken? Maak gewoon een tweede plaat waarin wederom krautrock wordt verbonden met dance, funk en hedendaagse electronica. Nog wat teksten vol pakkende oneliners op een prettig onderkoelde manier zingen en je bent übercool. Muziek die je overal en nergens kan opzetten. Verveelt dat na verloop van tijd dan niet? Nee, zolang je de “Wie doet mij wat?”-sfeer die bijvoorbeeld Happy Mondays en Stone Roses zo goed konden creëren maar vasthoudt. En dat lukt ze bijna achteloos. Was alles maar zo simpel.
10. David Holmes – The Holy Pictures
De muzikale duizendpoot uit Belfast is vooral bekend om zijn soundtracks en remixen. Een soloplaat was alweer een tijd geleden, en dus kwam er The Holy Pictures. Hoewel geen soundtrack, is er wel een centraal thema: jeugdherinneringen aan Belfast, geïnspireerd door het overlijden van zijn moeder. Instrumentale nummers met veel electronica wisselen af met meer rockachtige nummers waarin Holmes zingt. Allemaal uiterst sfeervol. En die sfeer is geheimzinnig en duister te noemen, maar ook relaxed en beeldend zoals in een soundtrack. En ja, zo maakt hij er dan toch weer eentje, ditmaal van zijn eigen leven. Hij zingt uiterst relaxed, koel en fluisterend, zoals Ian Brown van The Stone Roses. Gekoppeld aan de dreigende, nachtelijke klankkleur is dit een plaat om wakker van te liggen.
Eervolle vermeldingen:
Deerhunter – Microcastle
Santogold – Santogold
The Orb – The Dream
Asva – What you don’t know is frontier
Blood Red Shoes – Box of Secrets
zZz – Running with the Beast
Luomo – Convivial
Portishead – Third
Elbow – The Seldom Seen Kid
No Age – Nouns
Foals – Antidotes
dEUS – Vantage Point
I am Kloot – I am Kloot play Moulah Rouge
The Dodos – Visiter
Sigur Ros – með suð í eyrum við spilum endalaust
Arid – All Things Come in Waves
The Fall – Imperial Wax Solvent
Paramount Styles – Failure American Style
The Whip – X-Marks Destination
Claw Boys Claw – Pajama Day
Bloc Party – Intimacy
Madrugada – Madrugada
Primal Scream – Beautiful Future
Hot Chip – Made in the Dark
Calexico – Carried to Dust
Voicst – A Tale of Two Devils
CONCERTEN:
1. Lightning Bolt @ Vera Groningen (5-11)
Het duurt even voordat beide Brians los kunnen vanwege problemen met de basgitaar. Als uiteindelijk toch het microfoonmasker over het hoofd van de drummer kan, is er geen houden meer aan en volgt een nietsontziend, geluidsgestoord en verzengend hard optreden. De immer chagrijnig kijkende bassist kost het schijnbaar geen enkele moeite om zijn instrument tegendraadse noise-akkoorden te laten uitbraken, terwijl de drummer met een beestachtig tempo ingewikkelde ritmes de zaal in mept. Hij doet dit tot bloedens toe en mede doordat het duo niet op het podium maar gewoon in de zaal speelt, is het ook letterlijk een ‘in your face’-optreden. Bij mij wekt het pure opwinding en adrenalineshots op met als gevolg de drang om iets te willen slopen of zo. Heel bizar. Getuige het wilde gepogo tijdens het optreden en de kapotte bierflessen op de grond na afloop, hebben kennelijk meer mensen er last van. Gelukkig is de boog niet de hele tijd gespannen, omdat de drummer ruimschoots de tijd neemt om tussen de nummers
door ruimschoots te klooien met effectknopjes op een mengpaneel en flarden vervormde, onverstaanbare tekst te declameren.
2. Sigur Ros @ Lowlands (17-08)
Lang geleden zag ik ze een keer als voorprogramma van Radiohead. Ik vond het goed toen, maar ook niet meer dan dat. Vandaag is de IJslandse sprookjespostrock met zingende nachtegaal Jonsi Birgisson om te janken zo mooi. Climax na climax volgt, meestal in gang gezet door Birgissons bewegingen met een strijkstok over zijn gitaar. Ook visueel valt er veel te beleven. De lichtshow is indrukwekkend en af en toe apocalyptisch; confettikanonnen geven extra cachet. Na ruim een kwartier betreedt een in prachtig wit geklede (inclusief bolhoeden!) fanfare het podium, en speelt de rest van het concert mee. Het schitterende optreden wordt afgesloten met een weergaloos opgebouwd ‘Popplagio’, compleet met prachtig rood flitslicht. Het was lang geleden dat ik zo onverwacht zo onder de indruk was van een optreden.
3. British Sea Power @ Rotown Rotterdam (16-02)
Ook zonder de opgestapte podiumidioot Eamon Hamilton is een concert van British Sea Power nog steeds het bijwonen meer dan waard. Bovendien is de nieuwe toetsenist ook niet vies van rare fratsen, zoals bijvoorbeeld het luiden van een grote sirene midden op het podium. Gebleven zijn de niet-alledaagse uitdossingen van de heren: pofbroeken, katoenen wielershirts, schoonmaakhesjes. Ze lijken afkomstig uit oma’s verkleedkist. Ook met de veelgekleurde vlaggen op het podium geven ze blijk van hun historische tic. Nog interessanter is het materiaal van hun pas verschenen derde plaat, waarvan ‘All in it’ bij het betreden van het podium te horen is. Met een subliem geluid worden vooral in het begin veel nummers hiervan afgewerkt, zeer tot genoegen van het merendeels uitgelaten publiek. Violiste Abi Fry is een welkome aanvulling op het epische geluid. De reacties bij de minder bekende nummers blijven
wat achter, kennelijk zorgde de kleine buzz van het uitstekende ‘Do You Like Rock Music?’ voor het uitverkochte huis. Toch valt er veel te genieten, want ook oudere nummers als ‘Carrion’, ‘Oh Larsen B.’ en ‘Blackout’ zijn hoogtepunten. Contact met het publiek is er nauwelijks, maar dat interesseert mij niet. Ik zie toch tien keer liever afsluiter ‘Rock in A’ ontaarden in koprollende, op de handen staande, op schouders door de zaal gedragen en worstelende bandleden.
4. The Cure @ Ahoy Rotterdam (18-03)
Tegenwoordig doen ze het met zijn vieren, zonder toetsenist. De ritmesectie komt hierdoor meer naar de voren in het geluid, zodat sommige songs even niet belegen klinken. The Walk bijvoorbeeld klinkt behoorlijk vitaal, en Porl Thompson speelt het synthdeuntje gewoon op zijn gitaar. De nieuwe plaat is uitgesteld en dus spelen ze veel oud werk. Uiteraard tot genoegen van de vele dertigers en veertigers, waaronder opvallend weinig mensen met vogelnestkapsels. Kennelijk is die tijd dan toch echt voorbij. Robert Smith is net als hen dikker geworden, maar ziet er nog steeds niet uit als een kantoorklerk. Hij schommelt vocaal heen en weer tussen klagen en de liefde bezingen, en doet dit even vlekkeloos als indrukwekkend. Langzaam maar zeker weten hij en zijn band het publiek op een zeer sfeervolle manier te bespelen, zodat de ruim drie uur voorbij vliegen. Hoogtepunt is de tweede toegift, met puntige songs als Fire in Cairo, 10:15 Saturday Night en Killing an Arab. De intense ervaring van The Cure live is nog steeds niet overbodig.
5. Blood Red Shoes @ Lowlands (16-08)
In een propvolle Indiatent wordt een optreden gegeven door slechts een drummende en zingende jongen en een gitaarspelend en zingend meisje uit Brighton. Een optreden dat klinkt alsof het door een veel grotere band wordt gegeven: snoeihard, strak, gedisciplineerd en zeer gedreven. Het geluid staat loepzuiver afgesteld en de songs van ‘Box of Secrets’ komen in een razend tempo voorbij. Zangeres Laura-Mary Carter schijnt op het podium wat minder verlegen te zijn dan een paar jaar geleden: ze praat en lacht wat en het publiek wordt zelfs gemaand tot meeklappen. Het zal mij allemaal worst wezen, ik heb aan de zinderende uitvoeringen van hun teen angst-punkrocknummers al meer dan genoeg.
6. Band of Horses @ Oosterpoort Groningen (01-07)
Een band met een hoog percentage baardmansen, met breekbare indie/alt.countryliedjes over begrafenissen en zo. Dat belooft een avondje navelstaren te worden. Het tegendeel blijkt waar: zanger Ben Bridwell is uitstekend gemutst. Wellicht komt dat door zijn haarband, waardoor hij in combinatie met zijn baard en rijke arsenaal aan tattoos wel iets wegheeft van een guerilla-strij
der. Als hij eenmaal zijn schelle stem laat horen, is die mijmering gelukkig meteen weg. Kennelijk voelt hij zich meer op zijn gemak tussen de nieuwe bandleden. Ook de rest van de band is zeer ontspannen, en het lijkt alsof het optreden ze geen enkele moeite kost. Soms gaat het té ontspannen, zoals in 'The Funeral' waarin slecht getimed wordt. Ook is er een technisch probleem tijdens 'The First Song', dat door Bridwell gelukkig met humor wordt beantwoord. Verder bijna alleen maar hoogtepunten, zoals een gloedvol gezongen 'The Great Salt Lake', een van prachtige geluidseffecten voorzien 'Islands on the coast', en 'Ode to LRC' staat boven alles. Ze spelen nog wat goed nieuws belovende nieuwe nummers; daarnaast mogen de toetsenist en een gitarist nog een nummer zingen. En Ben Bridwell zag dat het goed was.
7. Mogwai @ Oosterpoort Groningen (1-11)
Mogwai is eigenlijk altijd hetzelfde, altijd wat anders. Ook tijdens dit optreden beheersen ze de kunst van het weglaten weer tot in de perfectie. Wat meteen opvalt is het perfecte geluid, in het verleden nog wel eens problematisch. Alle partijen zijn loepzuiver te horen en het volume staat niet meer zo belachelijk hard als in het verleden. Zo komt er ruimte voor subtiliteit, wat mij betreft ook de meerwaarde van hun laatste plaat. Het eerste hoogtepunt is, net als tijdens Festival De Beschaving, het schitterend opgebouwde 'Friend of the Night', waarin gitaar en piano prachtig in elkaar verweven zijn. De noodzaak om loos te gaan in snoeiharde sonische uitbarstingen is minder aanwezig, er wordt gekozen voor onderhuidse spanning en dreiging in nummers als 'I'm Jim Morrison, I'm dead' of 'Scotland's Shame'. Zo houden ze de aandacht tot het einde vast om, tot genoegen van het grotendeels uit Verabezoekers bestaande publiek, toch nog te eindigen met een verzengend harde en loepzuivere uitvoering van 'Batcat'.
8. Asva @ Vera Groningen (04-07)
De zaal is akelig leeg en voorprogramma Suma begint dan ook ruim na aanvangstijd. De Zweden brengen repetetieve, trage metalriffs voortgedreven door zeer krachtige drums. De zanger is een aparte: hij heeft iets homo-erotisch door zijn bovenlijf slechts te hullen in een opengeritste leren jas. Hij maakt een soort Tai-Chi bewegingen, terwijl hij zwaarmoedige teksten de microfoon inspuugt. Een onderhoudend optreden. Bij Asva puilt de zaal nog steeds niet uit van publiek, terwijl ik toch ergens las dat hun drone relatief toegankelijk is. Relatief ja, want na een tijdje kijken naar een groenverlicht podium en het luisteren naar simpele, rustige keyboardtonen, barst frontman GS Dahlquist ongenadig hard los op zijn gitaar. Het voelt alsof ik op een halve meter van een op maximale kracht werkende drilboor sta, met daarbij windkracht acht die vol in mijn gezicht blaast. Het meest fijne is het nog als een gitaaraanslag naijlt, steeds dieper en dieper en dieper in de krochten van mijn gehoorgangen. Helaas is de vocaliste die op de laatste plaat te horen is, thuisgelaten. Toch vind ik het optreden boeiender dan de vorige keer in Vera: de drummer geeft een korte, doch zeer krachtige voorzet en de gitaristen vechten daarna zeer boeiende duels uit met de keyboardspeler. Dit leidt tot prachtige spanningsbogen, waarin de keyboards de gitaren in de hoge tonen nog net aftroeven. Na een uur is het voorbij. Geen toegift uiteraard, alleen Het Grote Niets.
9. Fujiya & Miyagi @ Vera Groningen (17-10)
Een concert waarbij de band niets anders doet dan hun platen vlekkeloos en zonder extra's naspelen, de leden stoicijns hun ding doen en bijna geen interactie is met het publiek, gaat meestal niet als memorabel de boeken in. Bij deze ultracoole Engelse dancekrautrockers werkt het juist uitstekend. De instant-hits zijn van zichzelf al geil genoeg, zo blijkt (Uh!). En komt er bijvoorbeeld ook volop ruimte voor de fluisterzang en onzinteksten van David Best ("Stella Artois mixed with beefburger", "vanilla, strawberry, knickerbockerglory", "no more pussyfooting with you"). Het lijkt erop dat ze zichzelf ook buiten de studio steeds serieuzer nemen, want er staat een échte band op het podium. Electronicaman Steve Lewis sticht op een prettige manier verwarring in het groovende fundament van bassist Matt Hainsby en drummer Lee Adams. Het gitaarspel van Best pookt de boel af en toe nog eens flink op, zoals in 'Knickerbocker', waardoor ik het gevoel krijg naar een rockband te kijken. Of is het toch een soort dance? Ik weet het niet. Een zalige verwarring van ruim zeventig minuten was het wel.
10. Motörhead @ Emslandhallen Lingen (DLD) (29-11)
De dichtheid van snaggletooth t-shirts in het publiek neemt nog rapper toe, het bier vloeit rijkelijk; de beurt is aan Motörhead. De zang van Lemmy komt tijdens de twee eerste nummers (Iron Fist en Stay Clean) slecht naar voren, maar toch nog ruim voldoende om de oerkracht over te brengen. De eerste uptempo-song, Rock Out, is afkomstig van hun solide nieuwe plaat Motörizer. Het is schatplichtig aan de punkroots van de band en brengt de eerste echte beroering in de moshpit. De zang komt na een tijdje steeds beter naar voren in het geluid en de band lijkt het naar de zin te hebben. Lemmy lijkt zelfs dronken af en toe. Toch is het een professionele show waaraan veel klopt, hoewel Lemmy blijft foeteren op zijn gitaarroadie. Uitschieters zijn ‘I Got Mine’ van Another Perfect Day, waarin Phil Campbell de prachtige gitaarmelodie fantastisch neerzet, Civil War dat zowaar loepzuiver klinkt en ‘In The Name Of Tragedy’, waarin Lemmy vreselijk smerig en vanuit zijn tenen de staccato zanglijnen brult zoals alleen hij dat kan. Hoewel ik ze al zo vaak aan het werk heb gezien en ik ook dit keer weer wist wat ik kon verwachten, blijf ik gaan als ze in de buurt zijn. Waarom weet ik eigenlijk niet, misschien komt het door een rauw oergevoel dat geen enkele andere band zo weet over te brengen.
Concerten eervolle vermelding:
The Cult @ Melkweg
Underworld @ HMH
Claw Boys Claw @ Tivoli
The Dodos @ Festival de Beschaving Utrecht
Mogwai @ Festival de Beschaving Utrecht
I am Kloot @ Festival de Beschaving Utrecht
Das Pop @ Festival de Beschaving Utrecht
dEUS @ Lowlands
Miss Kittin @ Lowlands
Elbow @ Lowlands
British Sea Power @ Lowlands
zZz @ Vera
André