Ik, Hollywood

Hij moest op zijn veertiende al gaan werken. Films waren zijn echte opvoeding, zei hij altijd. Toen hij jong was, in de jaren vijftig, ging hij tien keer per week naar de bioscoop. Elke avond en dan nog naar de matinees op woensdag en zondag…'
Mooi, bedacht ik, een leven met zo weinig werkelijkheid.


Een van mijn favoriete romans is De Halfbroer, van de Noorse schrijver Lars Saabye Christensen. HalfbroerHet vuistdikke boek verhaalt over een excentrieke familie, en bestrijkt de hele moderne Scandinavische geschiedenis, van kroningen tot nazi's, en vakanties op (dan nog) paradijselijke eilandjes. Christensen voert tal van bijna sprookjesachtig aandoende figuren op, waaronder een onvergetelijke fantasierijke zwendelaar, die alleen als het hem uitkomt als de vader van het duistere gezin fungeert. Ook de eigenzinnige (meestal zwijgende) broer, en en het vertellende hoofdpersonage, een piepkleine scenarist, blijven je nog jaren bij.

De eerste tweehonderd pagina's van de door Vlaming Jan van Loy geschreven Librisprijs-nominee Ik, Hollywood doen eenzelfde verhaal vol nostalgie, zwier en bovenal bijzondere diepgang verwachten. Opnieuw treffen we twee broers, en ook dit hoofdpersonage is klein van stuk. Het maakt little Louie (hier alleen) letterlijk tot een half-broer, en zadelt hem met een eindeloos benadrukt minderwaardigheidscomplex op. Zijn grote broer Charlie is een onverbeterlijke charmeur met veel meer succes bij de meisjes, en heeft als surrogaat-pa zijn kleine bewonderaar altijd net zo fanatiek – en desnoods met de vuisten – verdedigd als zijn boksende Noorse evenknie. Ook Ik, Hollywood speelt ('oh, really?') in de filmwereld. Hier dus niet de kleinschalige wereld van Noorse cinema en Europese filmfestivals, maar de begindagen van Hollywood. De met Oscars overladen The Artist-flashback naar de twenties zat duidelijk in de lucht. De verhouding (of de aspect ratio!) is bij Van Loy vergeleken met Christensen echter binnenstebuiten gekeerd. Geen driekwart familale beslommeringen met als raamwerk de filmwereld, maar vice versa.

Ik-hollywoodkl
'Ik weet niets van verdorvenheid,' zei Louie. Het was waar, in zoverre dat hij het verdorvene lang met het gangbare had verward, tot Charlie hem nog net op tijd het verschil had geleerd. Hoe Charlie dat zelf had geleerd, was een raadsel.

Van Loy kan schrijven als de beste, en strooit zeker gedurende de sterke beginfase achteloos met, vaak in vrije indirecte rede geponeerde wijsheden. Niet zelden wel twee per pagina-paar!
Als de twee broertjes piepjong in het durp Los Angeles arriveren staan daar enkel wat citroenbomen. In de decennia die het boek bestrijkt wordt de droomfabriek eigenhandig uit de grond gestampt. Genoeg te beleven, voor 650 pagina's waar de filmmagie vanaf spat, zou je zeggen. Maar het verhaal begint zich nog voor de Oorlog is bereikt voort te slepen. De achterflap omschrijft de kleine tycoon als 'excentriek', maar ik zou 'm eerder saai en initiatiefloos noemen. Hij denkt immer zakelijk aan de winstmarges, terwijl hij weigert zijn grote liefde met zijn gevoelens te confronteren, en zijn broer zich bezat. (In De Halfbroer doet het hoofdpersonage het zuipen zelf, da's veel leuker!) De twee broertjes zijn wezen, maar ook dat blijft een detail. Van broederstrijd is nauwelijks sprake. Slechts af en toe horen we flardjes over hun New Yorkse jeugd. Expres blijkt later, maar als excuus volstaat dat niet. De backstory blijft schimmig. Net als in oude films, zou je kunnen grappen, het écht belangrijke wordt enkel gesuggereerd. Nu blijven we honderden pagina's (en tal van decennia) in Hollywood-gereutel hangen. En als een cinefiel als ik dat al saai vond worden…

Alle personages, films en companies zijn verzonnen, maar we herkennen zonder veel moeite bewerkingen van Greta Garbo (een verwaande actrice wordt kluizenaar), Clark Gable, films als Crossfire en Gone with the Wind, alsmede de ooit beroemde komiek wiens carrière eindigde nadat hij een meisje al verkrachtend (per ongeluk?) doodde. Ik moest zijn naam opzoeken, dus laat het de Smeets-huiskamervraag zijn.
Het afbranden van cruciale locaties keert her en der terug, opnieuw zonder dat we daar bevredigende verklaringen voor krijgen. Er fikt van alles, maar het papieren celluloid wil zelf maar niet Faulkneriaans gaan broeien en schroeien. Van Loy valt in herhaling. Aan het eind van elk decennium-deel gaat een belangrijk figuur dood, en in de witpagina's richting het volgende blok blijven de onbelangrijkere personages – al dan niet de pijp uit – eveneens hangen. Pas in de slotakte heeft de schrijver nog een mooie meta-twist in petto, die wat geforceerd aanvoelt, maar in elk geval met een grote en gewaagde sprong voorwaarts zijn verhaal niet als een fade-out doet eindigen. Een goede editor had echter daarvóór al wonderen kunnen én moeten verrichten. Misschien moet iemand de boel maar eens verfilmen.

(door Ludo)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.