“So I figured if the entire world was
one big machine, I couldn't be an extra part.”
In deze lieve ode van veteraan Martin Scorsese aan pionier
Georges Meliés worden de wijze lessen uit de droomfabriek in praktijk gebracht. Locatie: een tot in de puntjes verzorgd Parijs station. Hugo (in de bios in
3D) blijft ook op een plat vlak moeiteloos overeind. De lichtjes van
Parijs tinkelen sprookjesachtig, en het sneeuwt de hele tijd. Anton
Pieck is niet ver weg. Inderdaad, dit is een echte kerstfilm. Ook Dickens
kijkt goedkeurend toe, want men vindt hier ook nog de tijd om boeken (David
Copperfield, Jules Verne) en de daarin verzamelde kennis te bejubelen.
Hugo leeft als part-time voleur en
voltijds-knutselaar op het station. Zijn pa (Jude Law) is de pijp
uit, en wat er met mama is gebeurd heb ik even gemist. Oompje (Ray
Winstone) heeft de jongen nu onder zijn hoede, maar niet voor lang.
Jammer, want Winstone had wel wat potentie als viezige Alleen op de
Wereld-surrogaatvader. Er zijn echter méér dan genoeg ma(l)lotige
grijsaards in voorraad op Montparnasse. Zo loopt er op het
station een komisch 'gebeten hond'-personage rond, runt er een man
een boekenwinkel, en dan is daar hoofdrolspeler Ben Kingsley als de
mysterieuze oppermagiër. Voordat Hugo tot diens cinema-hart
doordringt vindt hij hem – terecht – vooral vervelend. De jongen
maakt intussen kennis met Chloë
Grace Moretz, die met mutsje en al de nerdette van de film mag spelen. De
boekenwurm kijkt uit naar een echt avontuur. Vooral als dat
'clandestine' is. Er is één probleem. Stiekem wil het avontuur maar
niet beginnen! Bij deze film van én voor filmnerds kun je je
afvragen of kids van een jaar of tien er iets aan zouden vinden. Het
barst van de dialogen, die als het ware voorbereidingen treffen voor
de actie, die nooit komt. Het is dat onze vriend Hugo nog even op het
spoor gaat staan, anders was dit werkelijk een praatfilm geweest.
Wellicht een wijze keuze, want Asa Butterfield, die Hugo speelt, is
bepaald geen groot acteur. Enthousiast lijkt híj nergens bij al zijn
uitvindingen. Als een echte nerd wil zijn personage inderdaad vooral het aantekeningenboek terug! Door zijn slome voorkomen, helblauwe
ogen en 'straatratten gaan niet naar de kapper'-kapsel kreeg ik zelfs
vage associaties met opperslacker Evan Dando…
Elke keer als Hugo aan zijn dooie vader
moet denken, begint hij te huilen. Begrijpelijk, maar voor zo'n
zelfredzaam zwervertje wordt het na een tijdje onbedoeld geinig.
Midden in een of andere actie begint ie weer, alsof iemand het hem
vanuit de coulissen als script-aanwijzing toeriep. Had hem dan één
nachtelijke scene Rémi-alleen in zijn bed gegeven. En als we het toch over
bruuske overgangen hebben, Scorsese's vaste editor Thelma Schoonmaker
moest nog wat wennen aan 3D. In het eerste kwart zag ik een
paar 'cuts' waarin houdingen plots totaal veranderden.
Daarmee zijn we klaar met zeuren, want
Hugo is een hartverwarmend haardvuur, knisperend vanaf
eender welk doek van dienst. De micro-wereld op het station beweegt
zich in een ingenieuze choreografie net zo secuur als de raderen van
de stationsklokken, die door het 'jongetje tijd' draaiende worden
gehouden. De micro-wereld die Georges Meliés (Kingsley,
dus) in zijn eigen gewelfde glazen huis bouwde behoeft – lijkt me – geen
introductie, en moet je gewoon zíen. In eerstgenoemde wereld treffen we een verrassende Sacha
Baron Cohen als de schurkige stationschef met de houten poot.
Haperende machinaties (of het nou levens, benen of robots zijn)
vormen het hoofdthema hier. Niet voor niets ontdekte Melíes de stop
motion-techniek toen zijn camera weigerde en 'een man in een paard
veranderde'.
Als motief figureert het
'glimlachje'. Zelfs de norse stationschef moet eraan geloven, als
hij iets wil bereiken bij de dames ten minste! Ik zou het maar
doen, want als love interest draaft niemand
minder Emily Mortimer op. De volwassen versie van Moretz, ook al met
mutsje. Een ondankbare rol met slechts één echte scene, maar
Mortimer is sinds Dear Frankie wél prima op haar plaats in zielige jongetjes-films als deze.
Wanneer Meliés dan eindelijk in de
spotlights wordt gedwongen (diens beroemde maan is al talloze malen
langsgekomen) krijgen we doodleuk een fikse portie filmgeschiedenis
voor de kiezen. Iclusief tal van andere beroemde scenes uit de
cinema-historie, die niets met Meliés van doen hebben. Scorsese laat
er zelfs een heel nieuw (niet-grijzend, wel baardig)
filmprofessor-personage voor aanrukken. Had hij die niet zélf moeten
spelen? De verbeelding van de studio van Meliés is in de (te) korte flashbacks
al magisch, maar de werkelijke fragmenten uit zijn oeuvre zijn nog
mooier. Als snufje echtheid in een wereld vol illusionisten zijn de
beelden in kleur van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog ook raak; de
oorlog die de carrière van Meliés uiteindelijk zou breken. De hele
knutselende mikmak zorgt voor een fijn laatste half uur.
Klein geintje dan nog. Ik zat
halverwege al te duimen op die ándere beroemde recente ode aan Meliés, het leek me wel wat, als
aftitelingsmuziek. Tevergeefs natuurlijk, en Howard Shore doet zijn beste Yann Tiersen, dus we klagen niet. Aan het end houdt Kingsley
in het theater echter een heuse speech. Hij laat het woord 'tonight'
vallen. En ik verwachtte oprecht dat hij even zou hakkelen, om het nog
een keer te moeten zeggen.
(door Ludo)