It giet oan. Natuurlijk hebben we het dan ijskoud over onze lijstjes uit het:
Maar dat is logisch.
We luisterden naar: From The Mouth Of The Sun, Mark Lanegan Band, Portico Quartet, Starving Weirdos, Expo ’70, Traditionalists, Graham Lambkin. En gingen naar: Dudettes en Jessika Kenney & Eyvind Kang. En keken naar: My Joy.
From The Mouth Of The Sun – Woven Tide (cd, Experimedia)
Een nieuw samenwerkingsverband tussen elektronicaspecialist Dag Rosenqvist (Jasper TX) en cellist Aaron Martin. Het levert een prachtig sneeuwachtige klanklandschappen op, waar ambient, glitch, neoklassiek, film- en experimentele muziek een duister verbond zijn aangegaan. De melancholie druipt van deze verstilde pracht af, maar het wordt door de vele gruizige geluiden nergens glad. Het is ondanks de bandnaam eigenlijk een schitterend eerbetoon aan de ijzige winter.
Luister Online:
Woven Tide (album)
Mark Lanegan Band – Blues Funeral (cd, 4ad)
Het is alweer zo’n 8 jaar geleden dat Lanegan (ex-Screaming Trees) met een soloplaat komt. Toch lijkt hij door zijn albums met Isobel Campbell, The Gutter Twins en tijdelijke bemoeienissen met Queens Of The Stoneage terug van nooit weggeweest. Lanegan’s zware bromstem leent zich natuurlijk uitstekend voor bluessongs en liedjes over dood en verlies. Dat is op zijn nieuwe album ook het geval. Na de Queens Of The Stoneage-achtige “The Gravedigger’s Song” wordt het kalmer en krijg je vooral lekkere croonermuziek. Eigenlijk precies zoals je verwacht: donker, rokerig, met whisky doordrenkt en buitengewoon mooi. Hij verpakt alles met zijn gasten op een dusdanige wijze dat een breed publiek ervan zal kunnen genieten.
Luister/Kijk Online bij YouTube:
The Gravedigger’s Song
Portico Quartet – Portico Quartet (cd+cdep, Real World)
Op jazzgebied vind ik deze band toch wel één van de meest opwindende. Ze maken een soort Hang ‘n’ jazz met neoklassieke en glitch-elementen. Het is spannend verstild, veelal bloedstollend mooi en bij vlagen heerlijk opzwepend. Het viertal zet op hun derde album saxofoons, elektronica, piano, synthesizer, drums, contrabas en de Hang in. Met name dat laatst genoemde instrument kenmerkt hun typische geluid nogal eens, al is het instrument nu beter ingebed in hun muziek. Tijdelijk zit er nog een extra ep bij met daarop 5 nummers. Bezwerende pracht.
Luister Online:
Portico Quartet (albumsnippers)
Starving Weirdos – Land Lines (lp, Amish Records, 2012)
Ik vond Starving Weirdos altijd maar een bandnaam voor een irritant arrogant indierock bandje. Die mening stelde ik snel bij toen lid van het eerste uur Brian Pyle mij wist te overtuigen met zijn soloproject Ensemble Economique. Helemaal hetzelfde is het niet, al delen de twee acts een donker ambient geluid, een frisse kijk op percussie en drang naar experiment. Met het nieuwe Land Lines bouwt het duo verder op de gelegde fundering; spacende synthesizers drijven langzaam richting dark wave, elektronische freejazz en – voor Amerikanen – vrij exotische invloeden. De tijdelijke toevoeging van onder andere Steve Lazar en Monica Shavez aan de line-up heeft het album wat dat betreft goed gedaan.
Expo ’70 – Hovering Resonance (lp, Sound of Cobra, 2012)
De inspiratie van Justin Wright aka Expo ’70 lijkt eindeloos; ook in dit nieuwe jaar gaat hij voortvarend van start met een single-sided LP op Sounds Of Cobra. De gitaardrones hebben in de loop van de discografie wat meer plaatsgemaakt voor analoge synthesizers, of in ieder geval een wat ruimtelijker geluid dan voorheen. Zwaar vertraagde en geloopte effecten en percussie spelen tegenwoordig ook een prominentere rol, zodat de twee nummers op Hovering Resonance lekker tegen de kosmische musik aanleunen. Het is wederom een heerlijk psychedelische trip die ondanks de speelduur van amper 25 minuten zeer de moeite waard is.
Dudettes@Mezz
Ondanks de barre weersomstandigheden was de jonge Groningse groep in Breda geraakt, om in de Mezz de aftrap te geven van hun eerste tour van 2012. Hoewel de band zich in de pr als female rock act presenteert, bespeuren we op het podium toch echt twee heren op de snaren. De onverbiddelijke blikvangers zijn echter inderdaad de dames, en dan vooral zangeres Zjoly Onrust. Prachtige naam, gigantische Afro, en na een wat zoekende, rusteloze start ook prima bij stem. Ze heeft Anouks hitgevoeligheid en toegankelijke vorm van soul, maar wordt in de rug gesteund door verrassend vinnige indierock. Daar komt het geheime wapen om de hoek kijken; Cynthia Weiss, met cool Berlijns kapsel, die de beste (en hardste!) liedjes op elektrische gitaar volscheurt. Weinig solo's, gewoon dóór de vocalen heen. Zij wint nog wel een keer een Duiveltje. Wel valt te hopen dat de dames niet zwichten voor gemakkelijke singles, die nog erg enthousiast naar de welbekende passé 3FM-radiorock lonken. Daar waar Franz Ferdinand en Snow Patrol eeuwig groot zijn. Maar als de ritme-sectie (met de enthousiaste bekken trekkende Ingrid Lodewegen) met metal uit de hoek komt, krijgt het publiek een vrouwelijke versie van King's X te horen. Zeer geslaagd.
My Joy (Sergei Loznitsa)
Verwarrende én goede Oekraïense film, die een zeer grimmige 'staat van het land' schetst. Van Rusland overigens, dus hebben we hier – heel toepasselijk – met een vereffening van openstaande rekeningen te maken. Russische veiligheidsbeambten roepen constant om 'документы' en spelen uiterst foute machtsspelletjes. En de bevolking, die ondergaat het als geslagen honden. (En is zelf al even achterdochtig.) De verhalenbundel-achtige structuur van My Joy is bepaald niet eenvoudig. Deze film in flarden, vertelt in flarden, waarvan enkele zeer pijnlijke in flashback. Die scenes spelen net na de Tweede Wereldoorlog, de grote Sovjet-obsessie. (Peins hier zelf over de graanschuur, en de nazi's.) In eerste instantie lijkt de film nog een ouderwets en galant raamwerk op te zetten. Een goedmoedige vrachtwagenchauffeur reist door een Deliverance-hinterland, ondertussen lifters oppikkend (én een minderjarig hoertje) die 'm over hun leven en verleden vertellen. De gebeurtenissen zijn dan nog tragikomisch. Russische humor: je komt bij een tankstation, en klopt op het raampje. Er verschijnt een hand met een bordje 'geen petrol'. Trucker: 'Maar ik heb diesel nodig!'. Hand verdwijnt, om terug te keren met een nieuw bordje. 'Geen diesel'. Maar het besmuikt lachen vergaat je al snel, en na tachtig minuten gaat de Goedheid definitief knock-out. ('We bothered that man for nothing', peinzen wat plattelandsdieven.) Wat er daarna gebeurt is zéér iconisch, hallucinerend mystiek, en nog veel raadselachtiger. Eerste helft dacht ik; top 3 van films uit 2011. Daarna, top 10. Speciaal blijft het. De IMDb-recensie-pagina is trouwens ook fascinerend. 'Nazi-propaganda!' 'Meesterwerk!'
Jessika Kenney & Eyvind Kang @ Worm, Rotterdam
Nunatak opent de avond met een knullig soort Caroliner-goes-witchhouse, gelukkig wordt de set heel erg kort gehouden. Het afsluitende Phurpa doet gewichtig maar blijkt light-weight. De plaat is wel aardig maar live worden mijn twijfels over de authenticiteit bevestigd en is het muzikaal niet sterk genoeg om lang te boeien. Wat Eyvind Kang en Jessika Kenney brengen is echter andere koek. Ik had redelijk hoge verwachtingen maar deze worden vanavond nog eens overstegen. De muziek die het duo ten gehore brengt is breder dan het overwegend middeleeuws aandoende en minimaal georkestreerde Aestuarium-album. Zo laat Kang zijn altviool met een paar effectpedaaltjes tot een klein ensemble uitgroeien, waarover Kenney haar Javaanse melodieën zingt. Flarden van Aestuarium, Visible Breath en The Story Of Iceland worden verweven in een aaneensluitende suite die behoorlijk verontrustende vormen aanneemt, een weerzien met de duistere kanten van het echtpaar (denk aan Kenney bij Asva en bijvoorbeeld Kangs 7 NADEs album). Er duiken al wat flarden Perzisch op (poëzie van Nezami en Attar meldt Kenney later) maar als afsluiter is er nog een (relatief) puur Perzisch stuk. Als je erover nadenkt een vreemd allegaartje, maar je hoort, je voelt, dat dit allemaal met diep respect voor de tradities wordt gedaan. Indrukwekkend!
Hier een klein fragment van een Iraans aandoend stuk wat ze niet hebben gespeeld in Rotterdam:
Traditionalists La Chanson de Jacky b/w The Western Exile
In afwachting van Book Of Souls (ik zou maar doorademen) nog maar eens een singletje van Secret Chiefs 3. The Western Exile is een donkere bewerking van The Exile zoals we die kennen van Book Of Horizons. Langzamer en onheilspellender, maar volgens mij wel een oudje, gezien de bemoeienis van Anonymous 13. Nieuw is wel de Jacques Brel/Scott Walker cover aan de andere kant. De 'bijzondere gast' die Spruance al had aangekondigd is (zoals eigenlijk wel verwacht) Mike Patton en die kwijt zich meer dan prima van zijn taak, zijn aanwezigheid is niet enkel publicitair handig. Het nummer past ook goed bij hem en zo'n vocaal nummertje ook weer een interessante nieuwe sound voor SC3.
Graham Lambkin – Amateur Doubles (Kye, 2011)
Okay dan. Dit is Lambkin die muziek draait van Besombes-Rizet en Philippe Grancher, twee 70’s kosmische synth klinkende acts, met de nodige bijgeluiden. We hebben namelijk te maken met een album dat opgenomen is in een auto, meer bepaald een Honda, tijdens een gezellig(?) uitje met de familie. Dan begin ik al een beetje zuur te kijken, van heb ik jou daar! Maar wacht! Dit is geen stomvervelend pretentieus experiment! De source material is op zich al bijzonder fraai. Er is dus goed door te komen, en wat ik voor goedkope gimmick hield, heeft uiteindelijk zeker meerwaarde. De dromer wordt onderbroken. Door het kosmische te mengen met kinderstemmen, gehoest, laat Lambkin de realiteit doordringen. En hoe vaak komt het niet voor, dat het leven de Mona Lisa zo, pats! boem! met een blauw oog achterlaat. Het is een lange rit, best even genieten van wat mooie klanken voordat de kinders langs de berm moeten pissen. Een interessante plaat die eigenlijk meer woorden waard is dan alleen deze kattebel.